A2 – Pijn op de borst
samenvatting
Myocardiale ischemie
Pijn op de borst kan ontstaan als er sprake is van een disbalans in de zuurstofvraag en het zuurstofaanbod van
het myocard. Als er een tekort aan zuurstof of een te hoge vraag ontstaat waar het lichaam niet aan kan
voldoen, gaat het myocard over op anaerobe verbranding van de glycogeen reserves. Hierbij wordt lactaat
geproduceerd wat leidt tot de pijn. Bij het normale metabolisme wordt 1/6e deel gebruikt voor de
instandhouding van de membraanpotentiaal en 5/6e deel voor de koppeling van actine en myosine. Het
zuurstofaanbod is afhankelijk van de bloedstroomsterkte in de coronairen, de zuurstofsaturatie in de aorta
en die in de sinus coronarius (zuurstofafgifte aan het myocard), het hemoglobinegehalte en het
zuurstofdragend vermogen van hemoglobine. De zuurstofextractie van het myocard is in rust al maximaal
(30% saturatie in de sinus coronarius). De belangrijkste modificeerbare factor is de bloedstroomsterkte,
afhankelijk van de weerstand in de coronaire arteriolen. De zuurstofvraag van de hartspier wordt bepaald
door de tension time index, wat het product is van drie factoren: de hartfrequentie, de duur van de
systolische uitdrijvingsperiode en de wall stress in het linkerventrikel. De wall stress is evenredig met de
linkerventrikeldruk, de diameter en omgekeerd evenredig met de dikte van de wand van het linkerventrikel.
Dit is de wet van Laplace (σ = P x r / h). De hartfrequentie is in deze index de meest variabele factor (3x). De
bloeddruk en de dimensies van het linke ventrikel variëren maar weinig (20%). Het is belangrijk om als
klinisch parameters aan te houden dat op de eerste plaats de hartfrequentie en op de tweede plaats de
bloeddruk belangrijk zijn om de zuurstofvraag van het hart in te schatten.
De coronaire anatomie is belangrijk om te kennen voor deze module. Zoek een plaatje op met het beloop
van de RCA, LCA, LAD, LCx en RDP. 15% van de patiënten heeft een linksdominant systeem (RDP uit LCx)
en bij 85% van de patiënten komt de RDP uit de RCA (rechtsdominant).
Angina pectoris (trias)
Angina pectoris is pijn op de borst ten gevolgen van een disbalanns in de zuurstofvraag en het zuurstofaanbod
van het myocard. Voor de diagnose van angina pectoris is de anamnese erg belangrijk, omdat je met behulp
van de anamnese de typische kenmerken van angina kunt ontrafelen. De typisch kenmerkende sensatie op de
borst kan omschreven worden als dof, drukkend, onaangenaam, benauwend, beklemmend en kortademig.
Deze sensatie wordt zelden omschreven als pijn op de borst. Het volgende belangrijke aspect van angina
pectoris is de lokalisatie. Het gevoel is vaak midden aanwezig op de borst, met uitstraling naar de hals en de
linkerarm, voornamelijk aan de pinkzijde. Andere, mindervoorkomende plekken zijn de rechterarm met pijn
aan de pinkzijde, de linkerkant van de kaak, het epigastricum of de rug. Verder zijn bij angina pectoris nog
twee andere zaken erg belangrijk: dit zijn de relatie met inspanning, temperatuurswisseling of emoties en het
vlot verdwijnen van de klachten als de inspanning wordt gestaakt, of na nitroglycerine sublinguaal. Op basis
, van de anamnese kan vervolgens een indeling worden gemaakt, en kunnen de klachten worden
gekarakteriseerd als typisch angina, atypische angina of niet-angineuze pijn.
Typishe angina Atypishe angina Non-angina
- Karakteristieke pijn 2 van de die 1 of 0 kenmerken.
- Relatie met temperatuur/emotie of eten kenmerken
- Verdwijnt na rust of nitroglycerine sublinguaal.
De klachten van angina pectoris kunnen minder uitgesproken zijn bij vrouwen, diabeten of ouderen. Het kan
zich dan bijvoorbeeld uiten met alleen pijn in schouder of arm.
De ernst van de klachten van angina pectoris kan ingedeeld worden met behulp van een classificatie, volgens
de NYHA of de CCS. Deze twee classificatiesystemen lijken erg op elkaar.
- CCS Klasse I: Alleen klachten bij extreem zware inspanning
- CCS Klasse II: Klachten bij zware inspanning
- CCS Klasse III: Klachten bij geringe inspanning
- CCS Klasse IV: Klachten in rust
Een volgend onderscheid wordt gemaakt op basis van stabiele versus instabiele angina pectoris. Er is sprake
van stabiele angina pectoris als het optreden van klachten een stabiel karakter heeft en optreed bij de zelfde
inspanning. Instabiele pectoris is als de angina pectoris recent is ontstaan, minder dan twee maanden geleden
(elke nieuwe angina pectoris is dus instabiele angina pectoris), progressieve angina pectoris of angina pectoris
in rust. De prognose van instabiele angina pectoris is slechter van die van stabiele angina pectoris, wat de
verklaren is aan de hand van het pathofysiologische mechanisme (stabiele plaque versus instabiele plaque).
Angina pectoris kan verschillende oorzaken hebben, waarvan de meest voorkomende een stabiele
anatomische vernauwing is van de coronaire en andere oorzaken functionele veranderingen van de vaten of
de microcirculatie kunnen zijn. Zeldzamere oorzaken zijn bijvoorbeeld vasospasmen of ischemische
cardiomyopathie.
De aanvullende anamnese is uiteraard ook belangrijk: familieanamnese, risicoprofiel, intoxicaties (roken,
cocaïne), medische voorgeschiedenis, overige tractus anamnese en sociale anamnese (spanning, stress). Bij het
lichamelijk onderzoek wordt een uitgebreid onderzoek gedaan naar het cardiovasculaire stelsel en naar
andere lichaamsparameters zoals BMI.
Pijn op de borst heeft in 10-5% van de gevallen in de huisartsenpraktijk een cardiovasculaire oorzaak. De
incidentie van AP in de huisartsenpraktijk is ongeveer 2,6 per 1000 mannen en 2,5 per 1000 vrouwen per
jaar; de prevalentie is ongeveer 26 per 1000 mannen en 21 per 1000 vrouwen per jaar. De incidentie en
prevalentie nemen sterk toe met de leeftijd, zowel bij mannen als bij vrouwen en vooral boven de 65 jaar.