Samenvatting rekenen-wiskunde
in de praktijk onderbouw.
Hoofdstuk 6, 7, 15.
,Hoofdstuk 6. Bouwvakkers en architecten aan het werk.
6.1. Van twee kanten bekeken.
Het bouwen van torens met blokken hoort bij de meetkundige actviteit van construeren.
Kinderen moeten meetkundige verschijnselen eerst ervaren om ze daarna te kunnen
verklaren.
Het is belangrijk om in groep 1-2 betekenisvolle actviteiten aan te bieden waarmee kinderen
de kennis die ze als peuter hebben opgedaan op een systematsche manier uitbouwen.
Wanneer er sprake is van een refectef moment, dan denkt de leerkracht samen met de
leerling(en) na over de aanpak en oplossing die gebruikt zijn.
6.2. De klas van bovenaf.
Het leren lezen van kaarten is een belangrijke actviteit in het basisonderwijs
Oppervlakte.
Oppervlakte hoort bij meten.
Kleuters komen op een natuurlijke manier in aanraking met oppervlakte.
6.3. Bouwen met metselverbindingen.
Bij het leren bouwen zijn verschillende fasen te onderscheiden. Jonge kinderen beginnen het
bouwmateriaal eerste te stapelen, maar geleidelijk aan leren ze speciale constructes maken.
Door gebruik te maken van referentematen heb je een beeld bij een maat.
6.4. Natekenen, nabouwen en terugblikken.
Opdrachten en werkplannen helpen kinderen nieuwe leerervaringen op te doen en
gemakkelijk aan het werk te gaan, mits ze binnen een betekenisvolle context voor het kind
passen.
De context is goed als er sprake is van een voor de leerling ‘natuurlijke’ wiskundige
problemen.
Bij een aanzicht kijken kinderen naar de zijkanten en de voor- en achterkant van een
bouwwerk. Bij een plategrond bekijk je het bouwwerk van bovenaf.
Bouwtekeningen.
De actviteiten rond het schematseren van bouwwerken kun je aan kleuters aanbieden als ze al wat
meer bouwervaring hebben.
,Begrippenlijst hoofdstuk 6.
Meetkunde Richt zich op het beleven en interpreteren van
de ruimte waarin wij leven.
Construeren Categorie meetkundige actviteitt bouwen met
blokken, knutselen, vouwen, etc.
Abstracte betekenis: construeren van kennis,
actef en betekenisvol verwerven van kennis
door leerlingen.
Inzicht Inzicht in wiskundige essentes verwerf een
mens niet lineair en stapsgewijs, maar cyclisch
en sprongsgewijs.
Meetkundige fguur Cirkel, driehoek, vierkant, rechthoek, ruit,
parallellogram, trapezium, vlieger.
Gelijkvormig fguur Als de één een vergrotng of verkleining van de
ander is.
Congruente fguur Figuren die elkaar volkomen bedekken.
Gelijkbenige driehoek 2 even lange zijden
Gelijkzijdige driehoek 3 even lange zijden.
Diagonaal Een lijnstuk dat 2 niet aangrenzende
hoekpunten van een veelhoek verbindt.
Evenwijdige lijnen Lijnen die parallel lopen.
Kruisende lijnen Lijnen die elkaar niet snijden en niet evenwijdig
zijn.
Ruimtelijke fguren Bol, cilinder, kegel, kubus, parallellepipedum,
piramide, prisma, platonische lichamen,
regelmatg viervlak, regelmatg achtvlak /
twaalf/ twintg vlak,
Uitleggen Vertellen hoe het moet
Demonsteren
Vragen te (laten) stellen
Gebruik maken van contexten,
schema’s, modellen
Te laten overtuigen
Domme august spelen.
Perspectef 1 van de kerninzichten
Ervaren Het zelf doen
Verklaren 1 van de 3 leerfasen
Oriënteren Ervaring op laten doen
Betekenisvol Voor leerling(en) vanzelfsprekend en
begrijpelijk
Redeneren Door te laten redeneren worden argumenten
verbonden tot conclusies en tot nieuwe
argumenten.
Refecteren Beschouwen van het eigen handelen met de
bedoeling hiervan te leren voor toekomstge
situates.
Aanpak De manier waarop de leerlingen aan de slag
gaan met een probleem
Mentale handeling Handelingen die kinderen volledig in het hoofd
uitvoeren.
, Wiskunde taal Formele taal van de wiskunde
Meten Meten is het kwantfceren van een grootheid
door afpassen of afezen van een maat.
Grootheid Datgene wat je kunt meten
Schaten Op een beredeneerde manier een globaal
antwoord krijgen
Referentemaat Persoonlijke kennis koppelen aan een getal of
een maat of omgekeerd
Context Voor kinderen een betekenisvolle en
herkenbare situate.
Schematseren Representate van de wereld van het kind
Representate Betekenisvolle, symbolische weergave in de
context