Reijntjes et al.
Definitie Pesten
Olweus (1993): ‘Een leerling wordt gepest of tot slachtoffer gemaakt wanneer hij of zij
bij herhaling wordt onderworpen aan de negatieve handelingen van een of meer
medeleerlingen.’ Hij voegt daar later nog aan toe (Olweus, 2010) dat pesten
intentioneel is en dat er doorgaans een verschil in macht is tussen dader(s) en
slachtoffer(s).
Tegenwoordig gebruikt men ook vaak de definitie van Salmivalli (2010): ‘Pesten is
een subtype van agressief gedrag, waarbij één of meerdere individuen bij herhaling
een betrekkelijk machteloze ander aanvallen, vernederen en/of buitensluiten.’
Drie kenmerken van pesten:
o Ten eerste heeft de dader de bedoeling iemand leed te berokkenen (intentie).
o Ten tweede vindt het pesten herhaaldelijk en over een langere periode plaats
(herhaling over tijd).
o Ten derde is er een verschil in macht tussen dader en slachtoffer
(machtsverschil).
Pesten is een vorm van agressief gedrag, maar niet alle agressie tussen leerlingen
kan als pesten worden beschouwd.
Vormen van pesten
Fysiek pesten (slaan, schoppen, duwen, knijpen)
Verbaal pesten (schelden, beledigen, belachelijk maken, dreigen)
Materieel pesten (spullen opeisen, afpakken of kapotmaken)
Indirect / relationeel / sociaal pesten: het aantasten van iemands sociale relaties en
reputatie
o Zichtbaar (de rug naar het slachtoffer keren, tegen het slachtoffer zeggen dat
hij/zij niet mee mag doen)
o Achter de rug van het slachtoffer om (roddelen, anderen aanzetten het
slachtoffer buiten te sluiten)
o Meer vrouwelijke daders
Cyberpesten / digitaal pesten / digipesten (pesten via elektronische middelen, zoals
e-mail, mobiele telefoon en internet)
Racistisch pesten (schelden of opmerkingen over ras of huidskleur)
Seksueel pesten (schelden of seksueel getinte opmerkingen of gebaren)
De prevalentiecijfers van pesten kunnen sterk uiteenlopen, bijvoorbeeld door de gehanteerde
definitie, of door de manieren waarop het gemeten kan worden:
Rapportage door kinderen zelf (zelfrapportage)
Rapportage door kinderen over andere kinderen (peerrapportage)
Rapportage door leerkrachten en ouders
o Vooral in onderzoek onder jonge kinderen
Systematische observaties
o Meest objectieve methode op pestgedrag in kaart te brengen
Wat hierbij opvalt, is dat rapportage door medeleerlingen aanzienlijk hogere
schattingen van het percentage daders oplevert dan zelfrapportage, maar (vaak)
lagere cijfers voor slachtoffers (en ongeveer even hoge schattingen van dader-
slachtoffers).
De uitkomsten verkregen met vorengenoemde methoden maken duidelijk dat relatief
veel kinderen, gemiddeld 25-30%, als dader en/of slachtoffer bij pesten betrokken
zijn.
Wie pest wie?
In een klas met 10 kinderen zijn maximaal 45 dyades (paren) mogelijk. Als binnen
alle dyades kind A door kind B wordt gepest, en zelf ook een kind B pest, dan zouden
, Reijntjes et al.
we uitkomen op 90 dader/slachtofferparen. De kans is dan ook groot dat er meer
dader/slachtofferparen zijn. Onderzoek naar deze dyades van daders en slachtoffers
toont aan dat een ruime meerderheid (70-80%) van de kinderen wel eens een keer
met pesten te maken heeft. Belangrijk om hierbij te vermelden is dat er geen criterium
is ‘hoe vaak’ het pestgedrag voorkomt, vandaar dat het percentage ook zo hoog is.
Sekseverschillen
Over het algemeen pesten jongens meer dan meisjes, maar de uitkomsten zijn niet
heel duidelijk. Gepest worden is niet afhankelijk van geslacht.
Jongens vertonen meer directe agressie en voor indirecte agressie zijn de verschillen
te verwaarlozen.
Jongens vertonen dus een groter repertoire aan pestgedragingen. Maar áls jongens
pesten, maken ze vooral gebruik van fysieke en direct verbale vormen. En áls
meisjes pesten, doen ze dat vaker op een relationele manier. Verder worden jongens
het meest fysiek gepest en meisjes het meest relationeel.
Waarom neigen meisjes eerder naar indirecte agressie?
o Ze zouden daarnaast betere sociale en verbale vaardigheden hebben dan
jongens.
o Volwassenen keuren directe agressie bij meisjes meer af dan bij jongens.
Leeftijds- en cohortverschillen
Pesten lijkt toe te nemen gedurende de basisschool, met een piek in de hoogste
groepen (8 tot 11 jaar). Daarna neemt de prevalentie weer wat af.
Duidelijk is dat de vorm van pesten verandert naarmate kinderen ouder worden. Op
de basisschool komen directe vormen van pesten het meest voor, vooral verbaal
pesten. Vanaf de middelbare school nemen directe vormen van pesten duidelijk af,
met name fysiek pesten, terwijl relationele vormen juist toenemen. Ook seksueel
pesten en digitaal pesten nemen toe op de middelbare school.
Kinderen van nu leven in een andere wereld dan kinderen van dezelfde leeftijd tien of
twintig jaar geleden; ze zijn van een ander cohort. Tegenwoordig is er een dalende
trend, wellicht door de toegenomen aandacht voor (het terugdringen van) pesten op
scholen.
Consistentie van pestrollen in verschillende settings
Met uitzondering van een zomerkamp (enkel pesten hoog, victimisatie niet) is het zo
dat als iemand pest in de ene setting, hij/zij dit ook zal doen in een andere setting. Dit
geldt ook voor victimisatie (school en dagverblijf, school en sportclub, school en
thuis).
Longitudinale studies: stabiliteit van pestrollen en ontwikkelingstrajecten
Op dezelfde school
o Zelfrapportage slachtoffers: betrekkelijk hoog
Kinderen blijven zichzelf als slachtoffer zien, ook wanneer ze minder
gepest worden.
o Peerrapportage slachtoffers: betrekkelijk laag, werd pas hoog vanaf 6 jaar. Bij
daders is de stabiliteit hoger, dit zou een reflectie van de reputatie van daders
in de groep kunnen zijn.
o Stabiliteit is er ook anderszins: veel kinderen zijn nooit (= stabiel niet) bij
pesten betrokken.
o Verandering van klas heeft een effect op de stabiliteit. De stabiliteit was hoger
voor daders die in dezelfde klas bleven, vergeleken met daders die van klas
veranderd waren. Gewoonlijk worden slachtoffers eerder dan daders naar een
andere klas overgeplaatst. De cijfers van Salmivalli et al. suggereren dat je
wellicht beter daders naar een andere (parallel)klas kunt overplaatsen.