1
Psychopathologie
Hoofdstuk 1.4 + 1.5
Casemanagers = is ontstaan door een verschuiving van intra naar extramurale zorg. Patinten die
opnieuw in een geschikte woonsituate geplaatst moeten worden wordt door een casemanager
begeleid. Deze zijn namelijk binnen en buiten de muren van de instelling werkzaam. Een
casemanager is een onafankelijke en vaste begeleider voor mensen met demente n hun naasten.
Transmurale zorg = zorg wordt verleend door meer dan 1 instelling, de behoefe van de patint staat
centraal. Er worden afspraken gemaakt over samenwerken, afstemming en regie tussen de
instellingen. (Eind)verantwoordelijkheden worden door beiden gedragen.
PIT = intensieve verpleegkundige thuiszorg voor cliinten met een psychische stoornis die niet
voldoende baat hebben bij een ambulante begeleiding. Doel: opnamevoorkomend of opname
verkortend.
ACT = assertve community treatment. Teambenadering van alle patinten en brede
multdisciplinaire aanpak. iijken naar het rehabiliteren, behandelen van psychiatrische en verslaving
patinten met of zonder gedragsproblemen.
FACT = functe assertve community treatment. Begeleiden, behandelen en ondersteunen patinten
die langdurende/ernstge psychiatrische aandoeningen hebben en nog thuis wonen. Zorg wordt op
patint aangepast, gaat voornamelijk om sociale betrokkenheid en zinvolle dagbesteding.
Begeleide en beschermde woonvormen = onderdeel van een GGZ-organisate of zelfstandige
instellingen. Is bedoeld als alternatef voor een langdurig verblijf in het ziekenhuis. Groepjes
patinten wonen er samen en krijgen ondersteuning en begeleiding, voor 1/Ĝ e tussenstap naar
zelfstandig wonen.
Bemoeizorg = hulpverleners grijpen actef in bij mensen die psychische gezondheidsproblemen
hebben. Vaak zijn het mensen die geen hulp vragen, hulp mijden of accepteren. Toch draagt
bemoeizorg bij aan het verbeteren van de gezondheid, beperkt het gezondheidsrisico’s of de
verslechtering ervan en worden de levensomstandigheden verbeterd.
Hoofdstuk 3.1 + 3.4
DSM 5 = handboek voor zorgaanbieders. Het doel van de DSM 5 is stoornissen classifceren op basis
van symptomen. De DSM geef geen oorzaak, het geef alleen een beschrijving van de symptomen en
wat het dan kan zijn of is. Dit is handig omdat:
- Toenemen kennis door gemeenschappelijke ordening
- Richtlijn behandeling
- Beloop
- Onderzoek stmuleren
Uitgangspunten bij een stoornis:
- Emotoneel lijden
- Ernstge belemmering in het functoneren
- Gedrag dat kan leiden tot persoonlijk lijden, pijn, invaliditeit, zelfverminking, dood.
- Langere tjd aanhoudende belemmeringen die niet meer past in een normale reacte binnen een
bepaalde context (PTSS)
1
, 2
DSM
- 20 categoriein van psychische stoornissen
- Per stoornis aan minimumeisen van criteria
- Dimensies van zwaarte
Verpleegkundige diagnoses = kan je naast de DSM goed gebruiken, het wordt als hulpmiddel
gebruikt om te kunnen analyseren welk opvallend gedrag voorkomt en hoe je hier een intervente
voor kunt gebruiken.
Voor- en nadelen van classifcaaes
Grote voordeel is de specifeke beschrijvingen van de criteria, hierdoor kan een behandelaar klachten
en gegevens vergelijken met de norm en ziet welke het meest van toepassing zijn.
Nadelen zijn dat mensen te snel een stcker krijgen opgeplakt, en er geen rekening wordt gehouden
met de omgevingsfactoren van patinten. Het geef niet de ernst van de aandoening weer maar
meer een antwoord of er sprake is van een psychische stoornis ja of nee. In de nieuwe DSM is dit wel
aangepast, er kan nu een mate van ernst weergegeven worden.
Diagnosasch en klinisch redeneren
Diagnostisch redeneren is dat verpleegkundigen kritsch denken om een bepaald patroon te
ontdekken uit gegevens van een patint en hier een conclusie uit kunnen trekken. Het bestaat uit
een 7 stappen, namelijk:
- Vaststellen van opvallende gegevens
- Aanwijzingen clusteren en ontbrekende gegevens vaststellen
- Conclusie trekken uit huidige gezondheidstoestand
- Oorzaken vaststellen of gerelateerde factoren en problemen categoriseren
- Diagnose verifiren
- Diagnose labelen
- Gegevens vastleggen
Klinisch redeneren is het systematsch oplossen van problemen. Eigen observates en interpretates
worden gekoppeld aan medische kennis (fysiologie, anatomie, pathologie, farmacologie). Zo kunnen
verpleegkundigen goed onderbouwen welke verpleegkundige interventes zij moeten inzeten bij een
ziektebeeld of verpleegprobleem en welke vervolgstappen ze moeten nemen. Het bestaat uit 5
stappen:
- Risico-inschatng: wie heef een verhoogd risico op problemen
- Vroegsignalering: herkennen van vroege symptomen en tekenen
- Probleemherkenning: kent de uitngsvormen van problemen van mensen
- Intervente: handelen in patint zijn belang, kan vanuit eigen interpretate maar ook van artsen,
fysio, diitst, enz.
- Monitoring: kijken of de interventes werken en wat het beloop van de ziekte/aandoening/stoornis/
behandeling is.
2
, Ĝ
Hoofdstuk 4
Effecten van stress op de gezondheid
De hypothalamus-hypofyse-bijnieras zijn organen in de hersenen die zorgen voor de producte van
cortsol en noradrenaline in de bijnieras. Dit zorgt voor de uitscheiding van cortcosteroïden, het
effect hiervan is dat de weerstand tegen stress verhoogd wordt en je dus minder ziek wordt. Als de
dreiging weg is keert het lichaam terug naar de normale ruststaat.
Je immuunsysteem is een verdedigingsmechanisme van het lichaam wat zich hiermee verdedigt
tegen ziektes. Door factoren van buitenaf kan het immuunsysteem verzwakken waardoor je sneller
ziek wordt.
Aanpassingsstoornis = trauma, - en stressorgerelateerde stoornis waardoor iemand binnen drie
maanden na een verontrustende gebeurtenis of trauma zoals een verkeersongeluk, ramp, beginnen
aan een nieuwe opleiding belemmerd wordt in het dagelijks functoneren.
Kenmerken aanpassingsstoornis zijn de belemmeringen in het sociale, beroepsmatge of academisch
functoneren en/of emotonele klachten die ernstger zijn dan wat bij een ‘normaal’ persoon zou zijn.
- Verdriet, huilen, wanhoop (sombere stemming)
- Piekeren en nervositeit (angstge stemming)
- Combinate angst en depressie (gemengd angstge en sombere stemming)
- Schending van rechten van anderen of de bij leefijd behorende normen als vechten, vandalisme,
spijbelen e.d. (stoornis in gedrag)
- Emotonele verstoringen en verstoord gedrag (gemengde stoornis van emotes en gedrag)
- Restcategorie (ongespecifceerde aanpassingsstoornissen)
Stadia van het algemeen aanpassingssyndroom (GAS)
1. Alarmfase: waarneming van een directe stressor (b.v. piepende autobanden op straat) zorgt dat
de alarmfase ‘aan’ gaat. Je lichaam is in staat van paraatheid om te vechten/vluchten.
2. Weerstandsfase: als de stressor langere tjd blijf blijf het lichaam in staat van paraatheid, wel
minder erg dan in de alarmfase. Het lichaam zal de verbruikte energie proberen aan te vullen en
schade te herstellen. Als de stressor dan nog niet verdwijnt gaat het lichaam in de laatste fase.
3. Uitputtingsfase: De weerstand neemt af en het parasympatsch (dus autonome) zenuwstelsel
neemt toe waardoor de lichamelijke gezondheid wordt aangetast. Hart en transpirate nemen af.
(Acaeve) copingssajl = het omgaan met stressoren. Dit kan emotegericht of probleemgericht.
Ontkenning is bijvoorbeeld emotiegericht, hierdoor zal de stressor niet verdwijnen en zal de persoon
niet leren om te gaan met de stress. Probleemgericht is een stjl waarin je probeert de stressor op te
sporen en te confronteren om het op die manier te veranderen.
Zelfredzaamheid = het geloof in het eigen vermogen om bepaalde taken succesvol te kunnen
volbrengen. Als je vertrouwen hebt in jezelf kun je veel beter met stress of nare situates omgaan.
Psychologische weerbaarheid = door bepaalde karaktereigenschappen die iemand heef kan het
helpen beter met stress om te gaan. Als je betrokkenheid toont, geloven in wat je doet. Uitdaging,
verandering en niet altjd hetzelfde willen of doen. Controle over je leven, jij kunt jouw eigen leven
beïnvloeden dus ook een vervelende situate veranderen naar iets positefs.
Mensen die psychologisch weerbaar zijn gebruiken acteve probleemoplossende benaderingen.
irijgen hierdoor minder lichamelijke klachten en voelen zich minder snel gedeprimeerd.
Rol van acculturaaeve stress bij psychologische aanpassing
Acculturateve stress is het gevoel van moeten aanpassen aan de cultuur waarin je terecht komt.
Bijvoorbeeld als wij naar Thailand zouden verhuizen dat we de taal moeten gaan leren,
eetgewoonten en gebruiken op de weg. Psychologisch gezien eist dit een grote tol op het mentaal en
fysiek functoneren.
Ĝ