Professionele opvoeders
College 1
Literatuur:
- Hoofdstuk 2, 3 en 7 uit Fukkink et al. (2017)
- Fukkink, Sluiter, Deynoot-Schaub, & Helmerhorst, 2019.pdf
Hoofdstuk 2 Fukkink, De pedagogische kwaliteiten van de Nederlandse kinderopvang
In het onderzoek zijn verschillende aspecten van de pedagogische kwaliteit in de Nederlandse
kinderopvang geëvalueerd.
Aspecten die voldoende kwaliteit bevatten zijn:
- Ruimte en meubilering
- Het programma (bv dagindeling, vrij spel)
- Interacties (tussen leeftijdsgenootjes, kind-staf interacties, toezicht)
Zwakke aspecten in de Nederlandse kinderopvang
- Activiteiten > valt aandacht voor de ontwikkeling van kinderen, zoals de ontwikkeling
van de fijne motoriek, actief lichamelijk spel, knutselen, muziek etc.
- Geletterdheid
- Rekenvaardigheid
De globale proceskwaliteit van de kinderopvang hangt samen met de bestaansduur van een
locatie: de pedagogische kwaliteit is iets hoger bij kinderdagverblijven die langer dan vijf jaar
bestaan.
De pedagogische medewerkers in de Ko zijn van essentieel belang. Uit onderzoek blijkt dat de
emotionele ondersteuning van de kinderen door de staf is doorgaans adequaat tot goed. Ook
kunnen de pedagogisch medewerkers structureren en grenzen stellen en het gedrag van de
kinderen reguleren. Echter ontbreekt de educatieve stimulering > het ondersteunen van leren >
instructional support.
Het niveau van interactievaardigheden van pedagogische medewerkers hangt samen met:
- Individuele kenmerken van de medewerker
- Professionele organisatie van de locatie waar de medewerker werkt
- Een voorspeller is werkervaring, zo bleken medewerkers die al meer dan 5 jaar werken in
de KO vaardiger in de omgang dan medewerkers met minder ervaring.
- Taalgebruik is ook van invloed, met positieve effecten van het spreken van Nederlands
thuis en negatieve effecten van het gebruik van een andere taal dan Nederlands op de
werkvloer.
- De woordenschat van de medewerkers hangt samen met het adequaat praten en uitleggen
op de groep
1
,Hoofdstuk 3 Fukkink, De pedagogische kwaliteit van de kinderopvang in internationaal
perspectief
Hoe verhoudt de pedagogische kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang zich tot die in het
buitenland?
Resultaten globale proceskwaliteit:
- Gemiddeld is de kwaliteit van de KO wereldwijd matig, een score van 4 of een
zevenpuntsschaal.
- Enkele landen zoals Banglades, Zuid korea scoorden significant lager en werden als
onvoldoende gekwalificeerd (score minder dan 3)
- Australie scoorde het hoogst
- NL scoorde tussen 3-5 (minimaal tot goed)
Resultaten kwaliteit interacties op de groep (emotionele ondersteuning, groepsorganisatie en
educatieve ondersteuning)
- Op emotionele ondersteuning scoort NL (net als Duitsland, Finland, Zweden, Australie)
goed. Niet veel andere landen lage hiervoor ver onder de 5 (goed)
- Binnen groepsorganisatie zijn verschillen al groter. In NL is het matig tot goed en bv de
VS laat een wisselend beeld zien
- Educatieve ondersteuning laat internationaal een lager beeld zien. Landen als Duitlsand,
Spanje, Australië, VS en meer, scoren onvoldoende. Finland en Zweden scoren hoger.
Kwaliteit van BSO internationaal (nog weinig onderzocht):
- SACERS (School-Age Care Environment Rating Scale), gaf lage tot matige scores voor
de BSO in veel landen.
- De pedagogische kwaliteit van Nederlandse BSO is moeilijk te vergelijken met die van
andere landen vanwege de grote verschillen in doelstellingen en inhoud.
Kwaliteit gastouderopvang internationaal:
- In NL werd gebruik gemaakt van FCCERS-instrument voor de meting > 4.15 op 7
puntenschaal. Dit was een vergelijkbare score met landen zoals VS, Australië, UK etc. dit
is dus matig.
2
,Hoofdstuk 7: Fukkink, De Nederlandse kinderopvang in wetenschappelijk perspectief
In dit hoofdstuk worden verschillende interventies gericht op globale proceskwaliteit en op de
interactievaardigheden van pedagogisch medewerkers.
Globale proceskwaliteit
Effecten van programma’s gericht op de verbetering van globale proceskwaliteit zijn onderzocht
in 3 Nederlandse studies:
1. Onderzoek van Helmerhorst:
Centraal stond de samenwerking tussen een pedagogisch consultant en de leidinggevende bij de
verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving op de groep.
Resultaten:
- De positieve effecten waren direct gerelateerd aan de aandachtspunten van het programma
- Scores gingen vooruit op specifieke items gerelateerd aan de verbeterpunten
- Het programma bestond uit 3 sessies en liet positieve effecten zien op de pedagogische
kwaliteit van de leefomgeving
- Na 3 maanden was de verbetering nog steeds zichtbaar
2. Onderzoek van Groeneveld
Onderzoek naar gastouderopvang
- Lichte stijging van de globale proceskwaliteit
- De pedagogische kwaliteit van de leefomgeving verbeterde
3. Onderzoek van Werner et al
Onderzoek gericht op sensitiviteit van leiders:
- Geen duidelijk effect op de globale proceskwaliteit
Interactievaardigheden van pedagogisch medewerkers (6 onderzoeken)
1. Werken met baby’s (NJI) Speetjens en Verwij-Kwok (2012)
- 6 bijeenkomsten waarin 62 medewerkers 4 interactievaardigheden
trainden bij baby’s > praten en uitleggen, sensitieve responsiviteit,
respect voor autonomie en structureren/ grenzen stellen.
- Hypothese: na training van deze vaardigheden, zou er mogelijk een
transfer effect optreden naar 2 andere vaardigheden: namelijk
ontwikkelingsstimulering en begeleiding van interacties door
pedagogisch medewerker
- Resultaten: respect voor autonomie en structuren/ grenzen gingen vooruit door de
training. Voor sensitieve responsiviteit en praten/uitleggen geen significante vooruitgang.
Ook het transfer effect van de hypothese werd niet gevonden. De vooruitgang was niet
meer zichtbaar na 3 maanden.
2. Video-Interactiebegeleiding (VIB) (Korein en SKON)
3
, - 52 pedagogisch medewerkers getraind in het herkennen van signalen van kinderen en
adequaat reageren daarop.
- Het had een positief effect op sensitiviteit en taalgebruik
- Effecten nog steeds zichtbaar na 3 maanden
3. VIB Jilink et al. (2016)
- Leidsters waren na de training vaardiger in begeleiding van interacties tussen kinderen
dan niet getrainde leidsters
- Een combinatie van de VIB-training met een tweede training gericht op de stimulering
van de cognitieve ontwikkeling van kinderen bleek het meest effectief
- De dubbele training resulteerde in vooruitgang op meerdere vaardigheden, namelijk
praten/uitleggen, ontwikkelingsstimulering en begeleiding van interacties.
4. Video Interaction Positive Parenting- Child Care
- 6 sessies met concrete thema’s: exploratie en contact zoeken, je bewust worden van de
gedachten en intenties van kinderen, sensitiviteit, een time out voor kinderen en
empathisch reageren op signalen.
Waar hangt de effectiviteit van interventies mee samen?
- Trainers moeten zelf goed getraind zijn via een gecertificeerd opleiderstraject
- De training moet worden verbonden met een gestuurde oefening voor de leidsters op de
groep, het liefst met on-site ondersteuning
- Het laten zien van good practice op videobeelden
- Een individuele trainingscomponent in aanvulling op een groepstraining is mogelijk
effectief
- Als instructie, oefening en feedback verbonden zijn met concrete vaardigheden
- Het analytisch en gedetailleerd bekijken van de gemaakte opnamen met een
codeerschema blijkt samen te hangen met positieve resultaten
Hoorcollege aantekeningen 1
Structurele kwaliteit > rand voorwaardelijk
(bv groepsgrootte, opleiding, beroepskracht-
kind ratio)
4