TIJDVAK 8
TIJD VAN BURGERS EN STOOMMACHINES
Kenmerkende aspecten
31 - De industriële revolutie legde in de westerse wereld de basis voor een industriële samenleving
32 - De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme,
confessionalisme en feminisme
33 - Voortschrijdende democratisering met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het
politieke proces
34 - De opkomst van emancipatiebewegingen
35 - Discussies over de ‘sociale kwestie’
36 - De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie
, TIJDVAK 8 | TIJD VAN BURGERS EN STOOMMACHINES
Kenmerkend aspect 31
De industriële revolutie legde in de westerse wereld de basis voor een
industriële samenleving
In de tweede helft van de 18e eeuw begon er in Groot-Brittannië een nieuw tijdperk. Veel
handwerk- tuigen werden namelijk vervangen voor door stoom en later door gas en elektriciteit
aangedreven machines. Dit was het begin van de mechanisatie, die technologische vooruitgang met
zich mee- bracht. Doordat de gevolgen van deze verandering enorm en onomkeerbaar zijn
gebleken, wordt gesproken van een revolutie, de industriële revolutie. Toch was het niet een erg
plotselinge ver- andering, zoals men die meestal associeert met revoluties. De industrialisatie begon
dus bijna twee eeuwen geleden, maar is in veel delen van de wereld nog steeds bezig.
De industriële revolutie kwam op gang doordat rijke handelaren en ondernemers arbeiders in
dienst namen en gingen investeren in de in eerste instantie tamelijk simpele uitvindingen. Deze
houten apparaten, later vervangen voor stalen versies, werden in Groot-Brittannië vooral gebruikt
in de textielindustrie. Door de machines kon sneller, grootschaliger en goedkoper geproduceerd
worden, waardoor katoenen kleding toegankelijk werd voor steeds grotere delen van de bevolking,
ook voor de arme arbeiders. Zij waren naar de stad getrokken, nadat zij op het land niet meer nodig
waren door de verbeterde landbouwmethodes sinds de agrarische revolutie die al sinds de 17e
eeuw begonnen was, en werkten daar in fabrieken. Door de steeds grotere voedselopbrengst op het
platteland groeide de bevolking snel, en aangezien zij allemaal katoenen kleding nodig hadden,
groeide de vraag naar katoenen stoffen erg snel. Hierdoor moesten er ook meer machines gemaakt
worden. Op deze manier werden ook de machine-industrie, ijzer-industrie en steenkoolwinning ge-
stimuleerd.
Een onderdeel van de industriële revolutie was de transportrevolutie. Deze hield in dat men ka-
nalen ging graven en spoorwegen ging aanleggen. Op deze manier werd transport, zowel over land,
als via de vaarwegen, vergemakkelijkt. De fabrieken die zich langs deze wegen vestigden, konden zo
makkelijk grondstoffen en eindproducten aan- en afvoeren. Ook werden met de treinenbouw de
machine-industrie, steenkool- en ijzerwinning en de handel gestimuleerd.
Tot 1850 werd Groot-Brittannië de ‘werkplaats van de wereld’ genoemd, maar hierna verspreid-
de de industrialisatie zich naar de Verenigde Staten, het Europese vasteland en Japan. Er werd op
den duur ook steeds meer gebruik gemaakt van staal in plaats van ijzer, waardoor plotseling zeer
grote bruggen over brede rivieren en hoge gebouwen gebouwd konden worden. De nu veelvuldig
onderzochte en beproefde elektriciteit werd gebruikt voor straatverlichting, telefoons en
gloeilamp- en. De chemische industrie bracht plastic en kunstmest voort. Kunstmest zorgde voor
een nog snellere stijging van de voedselproductie, die resulteerde in een aparte
voedingsmiddelenindustrie.
Er kwamen steeds meer soorten bedrijven, die steeds sneller groeiden. Er kwamen fabrieks-
hallen met plaats voor duizenden arbeiders, waarin zich ook laboratoria bevonden, waar men op
wetenschappelijke wijze werkte aan de verbetering van de producten. Op deze manier probeerden
de rijke fabriekseigenaars hun concurrenten kwalitatief voor te blijven.
Ook buiten Groot-Brittannië ging de transportrevolutie door. Het spoorwegennet werd uitge-
breid over grote delen van de wereld. Er kwamen nieuwe, snelle vervoersmiddelen, zoals de stoom-
boot, de fiets en de auto. De stoomwals werd uitgevonden, waardoor de auto’s en fietsen ook goed
konden rijden, namelijk op verharde wegen. Een ander revolutionair nieuw vervoersmiddel was het
vliegtuig. In 1903 werd de eerste geslaagde proefvlucht gemaakt.
1