Hoorcolleges Inleiding Psychologie
Hoorcollege 1 - 13 november 2023
Grondslagen van de psychologie
Psychologie houdt zich bezig met het innerlijke leven (kennen, voelen)
Psychologie gaat over hoe gedrag van individuen gemotiveerd is en de direct
waarneembare, de privaat toegankelijke en onbewuste processen en toestanden die hierbij
een rol spelen.
Direct waarneembare aspecten = kun je waarnemen en meten
- Agressief gedrag, reactietijd
Privaat toegankelijk= is alleen kenbaar voor de persoon, niet voor anderen
- Boosheid, verdriet, jaloezie
Onbewust= is niet kenbaar voor de persoon en anderen
- Impliciete stereotypen, klassiek geconditioneerde response
Grondleggers psychologie:
Wilhelm Wundt illusie: lijntjes lopen krom
William James heeft onderzoek gedaan naar emoties.
● Emotie = verandering in het lichaam
● Facial feedback hypothesis
3 uitgangspunten moderne psychologie:
1. Fysieke veroorzaking van gedrag
2. Gedrag/ psychische processen worden gevormd door ervaring
3. De machinerie voor gedachten en gedrag is vormgegeven door natuurlijke selectie
1. Fysieke veroorzaking van gedrag
Tot aan de 17e eeuw dachten filosofen dat de mens bestaat uit lichaam (stoffelijk) en ziel
(onstoffelijk). De ziel beïnvloedt het lichaam.
→ René Descartes zegt dat dieren geen ziel hebben (alleen fysieke oorzaken). Dus alles
wat zowel dieren als mensen doen heeft een fysieke oorzaak.
Dieren hebben geen gedachten, dus die gedachten komen uit de ziel.
‘’The ghost in the machine" = er zit een geest in de hersenen die alles aanstuurt
Fysieke veroorzaking volgens Descartes
Zintuigelijkse waarnemging → de ziel → verwerkt de stimulus → ziel initieert actie en stuurt
de spieren aan
Ook wel de "filosofie of the mind’’
Thomas Hobbes zegt dat er geen ziel is, alleen maar materie. Materialisme
→ Probleem: is een gedachte ook materie? Emoties moeten dan vanuit materie kunnen
worden verklaard.
1
,Belangrijke ontwikkelingen in de 19e eeuw:
● Lokalisatie van functies in het brein
● Schade aan bepaalde delen van het brein resulteert in selectieve uitval
● Bijvoorbeeld gebieden van Broca en Wernicke voor taal
Motorische afasie= niet meer kunnen (uit)spreken (Boca)
Sensorische afasie= spraak niet kunnen begrijpen (Wernicke)
2. Gedrag wordt gevormd door ervaring
Empirisme: kennis en gedachten worden gevormd door sensorische ervaring
Tegenovergestelde van empirisme = nativisme
Nativisme= veel van bepalende menselijke gedachten en motieven zijn aangeboren
A Priori kennis: aangeboren
A posteriori kennis: aangeleerd
Nature vs Nurture debat is nog steeds erg actueel
3. Gedachten en gedrag zijn vormgegeven door natuurlijke selectie
Evolutie: survival of the fittest → Charles Darwin
Fysieke eigenschappen erf je, want mensen hebben overlevingswaarde. → selectieve
overerving
Verdriet, lachen, boosheid hebben overlevingswaarde en zijn (dus) erfelijk.
Survival of the fittest= welke eigenschappen zorgen ervoor dat je het best bij de omgeving
past
Twee belangrijke bijdragen van Darwin:
- Mensen zijn dieren
- Nadruk op functie van gedrag
Mensen hebben geen bijzondere eigenschappen.
Belangrijke van functie: wat is het nut van boos zijn, verdrietig zijn etc.?
→ Het is nooit aangeleerd om te huilen of boos te zijn, er is dus een reden dat we daarmee
zijn geboren
Implicatie: soms kun je gedrag begrijpen door naar de functie ervan te kijken
Iedereen is psycholoog:
● Iedereen maakt voor het verklaren van eigen/andermans gedrag gebruik van ideeën
over mentale toestanden, motieven en hun relatie met gedrag
● Gebaseerd op ervaring (met jezelf en andere)
3 potentiële valkuilen
1. Folk psychology
2. Gebruik van hypothetische constructen
3. Gebruik van metaforen
Is niet fout maar is goed om er bewust van te zijn
2
,Folk psychology of common sense psychology: mensen verklaren gedrag van zichzelf en
anderen door bepaalde mentale kenmerken aan hen toe te schrijven (emoties, wensen,
stemmingen, pijn, gedachten)
We hebben vaak impliciete theorieën over emoties, wensen etc. van onszelf en anderen.
Bijvoorbeeld:
- Verdriet moet je niet opkroppen, daar word je somber van
- Als je 4 keer achter elkaar verliest, neemt het zelfvertrouwen af.
Folk Psychology: Iedereen heeft mini theorietjes die niet wetenschappelijk zijn, maar wel ons
gedrag beïnvloeden.
Bruikbaar: het stelt ons in staat je eigen gedrag te analyseren en veranderen, met anderen
te communiceren, gedrag te anticiperen etc.
Hypothetische construct (HC):
- Het is niet direct waarneembaar (waar zit angst?)
- Bezit een aantal veronderstelde eigenschappen (angst zorgt voor verhoogde
hartslag)
- Je kunt de consequenties zien van het hypothetisch ding of proces (iemand is bijv.
onrustig)
- We gebruiken het om observeerbare dingen mee te verklaren (X gaat s’avonds niet
naar buiten omdat hij bang is in het donker)
Emotie, intelligentie, depressie, geheugen etc. = HC
HC’s zijn nuttig omdat ze ons helpen theorieën te vormen
Maar verklaringen met HC’s zijn soms lastig, er is geen oorzaak en gevolg geïntensiveerd
Metafoor: maakt van een abstract, moeilijk voor te stellen idee iets concreets (iets dat je kunt
ervaren)
Voordeel: het vergemakkelijkt communicatie, maakt zaken voorstelbaar
Nadeel: metaforen gaan een eigen leven leiden
Machine-metafoor voor het lichaam → computer-metafoor voor het brein
3
, Onderzoeksmethoden in de psychologie
Soort design
a) Experimenteel
i) Experiment geeft inzicht in oorzakelijke relaties
ii) Onderzoeken manipuleert onafhankelijke variabele en meet het effect ervan
op de afhankelijke variabele
iii) Alle andere variabelen worden constant gehouden/gecontroleerd
iv) Voorbeeld onderzoek Nisbett & Wilson naar het Halo-effect
1) 118 studenten verdeeld over 2 groepen krijgen een video
2) groep 1 heeft warme/vriendelijke docent en groep 2 heeft een
koude/afstandelijke docent → dezelfde acteur
3) Onafhankelijke variabele: vriendelijkheid van de docent in de video
4) Afhankelijke variabele: beoordeling van eigenschappen door
proefpersonen
b) Correlationeel
i) Correlatie geeft de samenhang weer tussen twee variabelen
ii) Let op: samenhang is niet hetzelfde als veroorzaking!
c) Beschrijvend
i) Geen oorzaken en gevolgen of relaties tussen variabelen vaststellen, maar
alleen beschrijven
De setting van de studie
- Laboratorium onderzoek
- Voordeel: controle
- Nadeel: kunstmatig
- Veld onderzoek
- Voordeel: realistisch
- Nadeel: weinig controle
Hawthorne effect: weten dat je geobserveerd wordt, verandert je gedrag
De wijze van dataverzameling
● Zelf-rapportage
○ vragenlijst/enquêtes
○ Nadeel: sociale wenselijkheid, verwachtingen onderzoeker
● Observatie
○ Objectief vastleggen van reacties
○ Nadeel: kunstmatige situatie
Reactietijd-experimenten worden gebruikt om processen in het brein te meten.
Aanname: complexe processen hebben meer tijd nodig dan eenvoudige
bijv. bij het horen van een piepje druk je op de knop (lage reactietijd)
als piepje hoger is dan vorige dan druk je op de knop → je moet een keuze maken (hoge
reactietijd)
Er zijn verschillende sub-disciplines/perspectieven. Deze representeren verschillende
aspecten van/ verklaringen voor gedrag
4