Psychologie
Week 1
Psychologie is de wetenschap (feitelijk aangetoond) van het gedrag en geestelijke processen van het
individu.
Experimentele psychologie (tot kennis komen door het uit te proberen in de praktjk) en toegepaste
psychologie.
Belangrijke perspecteven (verschillende manieren waarop je gedrag en gevoel kan uitleggen):
- Biologisch; fysiologie(je lichaam) bepaalt gedrag (genen, zenuwstelsel, endocriene
stelsel(hormoon stelsel)). Biologisch is de hardware, tastbaar.
- Cognitef(alles wat te maken heef met hoe je denkt en leert); manier waarop informate uit
omgeving verwerkt wordt bepaalt gedrag. Mentale processen (percepte, leren, denken,
geheugen). Cognitef is de sofware.
- Behavioristsch; stmuli in de omgeving bepalen gedrag (verklaren vanuit wat in de omgeving
afspeelt). Waarneembaar gedrag in plaats van innerlijke processen.
- Whole Person; gewoon hoe de persoon is en wat diegene wilt.
- psychodynamisch; gedrag bepaald door onbewuste processen (behoefen, verlangens,
herinneringen, conficten). ‘Freud’ Je wilt het maar weet van jezelf niet dat je het wilt.
- humanistsch; gedrag bepaald door behoefe aan persoonlijke groei. Mensen willen altjd
het beste voor zichzelf.
- persoonlijkheidsleer; psychologie van karaktertrekken en temparement. (introversie-
extraversie, openheid, nauwgezetheid, vriendelijkheid)
- Ontwikkelingsperspectef; mensen veranderen als gevolg van een interacte tussen erfelijke
eigenschappen en omgeving. Gegroeid vanaf jongsafaan, je hebt het meegekregen. Nature
nurture, ontwikkelingsfasen
- Sociaalcultureel; legt nadruk op belang van sociale interacte en context. Sociaal leren en
cultureel perspectef.
Biologisch perspectef:
Biopsychologie is alles wat in je lichaam zit. Je hersenen, genen.
Evolute is het geleidelijke proces van biologische verandering van een soort dat zich aanpast aan zijn
omgeving. Overgeërfd en door de natuur.
Natuurlijke selecte: de omgeving selecteert de best aangepaste organismen. Omgeving kiest mensen
uit die het best daar kunnen overleven (huidskleur, lengte).
Evolutonaire verklaring voor psychologische processen. Gedrag kan je uit evolute verklaren.
Erfelijkheid: elke cel heef 3 chromosoomparen, een chromosoompaar bestaat uit genen. Delen van
de chromosoompaar met informate over het vervaardigen van specifeke eiwiten. Bepalend voor
erfelijke lichamelijke en psychische eigenschappen van een organisme. Genetsche verklaringen voor
psychische processen(persoonlijkheden liggen voor een deel vast in je genen, aanleg, het zit in je).
, Genotype, nature(alles wat je in genetsche aanleg bent, wat je terug kan vinden in je DNA) &
Fenotype, nurture(wat er uiteindelijk van terecht is gekomen, wat je bent geworden, bijv uiterlijke
kenmerken).
Interne communicate, twee interne signaal systemen:
- Het zenuwstelstel; netwerk van neuronen. Je hersenen en ruggengraat + perifere
zenuwstelsel. Het perifere zenuwstelsel bestaat uit autonome(automatsch, heb je niet in de
hand) zenuwstelsel en somatsche zenuwstelsel(wat je onder controle hebt, niet
automatsch). Het autonome zenuwstelsel bestaat uit sympathische zenuwstelsel(stmuleren,
om in acte te komen, een refex, actef) en parasympatsche zenuwstelsel(afremmen, in de
ruststand, passief).
- Het endocriene stelsel; hormonen(stofelijke deeltjes die boodschappen communiceren naar
je organen). Mensen reageren verschillend op dezelfde dingen door het verschil in werking
van de hormoonklieren.
Plastciteit: het aanpassen van je lichaam, je kan dingen trainen. Heef te maken met het
sympathische en parasympatsche zenuwstelsel.
Structuur van het brein, drie lagen:
- Het reptelenbrein(hersenstam); binnenste hersenlaag, alle functes die je nodig hebt om te
kunnen overleven (aandacht, ‘alarmcentrale’, slaap, beweging, aanleren, angst).
- Het zoogdierenbrein(limbische systeem); middelste hersenlaag, gezonde
spanning/arousal=opwinding (emotes, herinneringen, plezier, humor).
- Cerebrale cortex(hersenschors); buitenste hersenlaag, dingen die je menselijk maken (meest
complexe denkprocessen zoals denken, bewustzijn, persoonlijkheid, geheugen, taal).
Verschillende delen: frontaalkwab (beweging en denken), parïetaalkwab (tastzin en
ruimtelijke relates), occipitaalkwab (visuele cortex), temporaalkwab (auditeve cortex;
verwerking geluid incl. taal).
Prefrontale cortex: plannen en organiseren (rijp op ong 3 jaar)
Frontaalkwab: spiegelneuronen (neurologische basis voor empathie)
Nature: alles waarmee je geboren bent (genotype)
Nurture: alles wat is ontstaan in de loop van je omgeving (fenotype)
Het endocriene stelsel, hormonen: Hypofyse; hoofdklier, produceert hormonen die de afscheiding
van alle andere endocriene klieren beïnvloedt. Reageert op signalen van de hersenen, de
hypothalamus. Uiteindelijk beslissen de hersenen welke signalen via beide netwerken worden
afgegeven.