Tekst 3. Ongebaande paden:
Sociale inclusie van kwetsbare burgers via arbeid
P. Van der Aa (2016)
In dit hoofdstuk wordt betoogd dat arbeid weliswaar een belangrijk domein is voor sociale
inclusie, maar dat inclusieve arbeid minder toegankelijk dreigt te worden voor kwetsbare
groepen.
§2.1 Het begrip sociale inclusie
Sociale insluiting en sociale uitsluiting vormen een complex begrippenpaar. Het lectoraat
beschouwt de volgende definitie van sociale uitsluiting van Levitas et al. (2007) als een goed
startpunt voor onderzoek naar in- en uitsluiting via arbeid:
Sociale uitsluiting is een complex en multidimensionaal proces. Het gaat om het gebrek
aan of de ontkenning van middelen, rechten, goederen en diensten en het onvermogen om
deel te nemen aan de normale relaties en activiteiten, die beschikbaar zijn voor de
meerderheid van de mensen in een samenleving, hetzij in economische, sociale, culturele of
politieke arena's. Het beïnvloedt zowel de kwaliteit van het leven van individuen als de
billijkheid en samenhang van de samenleving als geheel (Levitas et al. 2007).
Sociale in- en uitsluiting is multidimensionaal: het gaat om toegang tot materiële
hulpbronnen, om verwezenlijking van (sociale) grondrechten en om participatie in
verschillende soorten betekenisvolle netwerken en maatschappelijke activiteiten. Sociale in-
of uitsluiting kan plaatsvinden via werk en via andere sociale activiteiten en netwerken.
Bovendien benoemt deze definitie mogelijke negatieve gevolgen van uitsluiting op zowel
individueel als maatschappelijk niveau: sociale uitsluiting is dus zowel een individueel als
een maatschappelijk vraagstuk.
Inclusie en exclusieprocessen kunnen op zowel macro, meso als micro niveau onderzocht
worden:
Op macroniveau via instituties, herverdelingsmechanismen, sociale structuren en
dominante culturele normen en waarden.
Op mesoniveau do or het functioneren van sociale netwerken en organisaties en
selectiemechanismen die bepalen wie er wel en niet ‘bijhoort’.
Op microniveau door de relaties tussen burgers binnen hun persoonlijke en
professionele netwerken.
Processen van inclusie en exclusie zijn uitgaande van deze definitie verbonden met de
manier waarop de (lokale) samenleving is georganiseerd en gereguleerd, met de manier
waarop hulpbronnen worden verdeeld en met de maatschappelijke waardering voor
verschillende typen bijdragen aan die samenleving (Schirmer & Michailakis, 2015).
Een benadering van sociale insluiting als sociaal verschijnsel is zeker bij onderzoek naar
inclusieve arbeid belangrijk, omdat activeringsbeleid structurele en sociale oorzaken nog
wel eens over het hoofd ziet en de focus vooral legt op (veronderstelde) gedrags- en
motivatieproblemen van werklozen.
Het lectoraat kijkt in eigen onderzoek vooral naar de rol die het individuele handelen van
betrokken actoren speelt in processen van in- en uitsluiting. Individueel handelen vormt een
belangrijk aangrijpingspunt voor professionele ondersteuning. Het lectoraat beschouwt
sociale inclusie samengevat als een wederkerig proces, dat op meerdere niveaus en
dimensies plaatsvindt, en dat bestaat uit het verlenen en het verkrijgen van toegang van
, (sociaal kwetsbare) burgers tot relevante sociale netwerken, sociale grondrechten en
(materiële) hulpbronnen die bijdragen aan kwaliteit van leven en sociale samenhang.
§2.1.1 Sociale inclusie als subjectief begrip
Sociale inclusie is een normatief en subjectief begrip, in de zin dat verschillende
opvattingen bestaan over de vraag wanneer burgers ‘voldoende’ sociaal zijn ingesloten en
wanneer sociale uitsluiting aandacht vraagt. Er zijn 4 mogelijk botsende perspectieve op
gewenste vormen van sociale inclusie te onderscheiden:
1. Het perspectief van (kwetsbare) burgers op hun eigen sociale inclusie in relatie tot
gewenste kwaliteit van leven.
2. Het perspectief van (voor kwetsbare burgers relevante) sociale netwerken zoals
organisaties, peergroups, buurten, gezinnen, scholen, enz.
3. Het perspectief op inclusie van de (lokale) overheid, dat zich uit in sociaal beleid.
4. Het perspectief van de professionals die aan inclusievraagstukken werken.
Het Sociaal en Cultureel Planbureau spreekt van uitsluiting op individueel niveau als
iemand een achterstand heeft op twee of meer van de volgende terreinen: op materieel
gebied, op het gebied van toegang tot sociale grondrechten, op het gebied van sociale
participatie en op het terrein van normatieve integratie.
Het lectoraat beschouwt pluriformiteit van normen en waarden namelijk als een empirisch
gegeven dat van grote invloed kan zijn op het verloop van inclusieprocessen en het
handelen van actoren daarbinnen. Voor professionals vormt de pluriformiteit een
ingewikkeld probleem, vooral als inclusienormen botsen.
Het lectoraat zal in eigen onderzoek naar inclusie geen eigen, geobjectiveerde norm voor
sociale in- en uitsluiting hanteren. Het onderzoek zal zich vooral richten op de vraag welke
normen actoren in de praktijk hierover hanteren en hoe deze normen inclusieprocessen en
de uitkomsten daarvan beïnvloeden.
§2.2 Sociale inclusie via werk: een steeds exclusiever verschijnsel?
Het lectoraat beschouwt sociale inclusie via arbeid als geslaagd wanneer het werk volgens
betrokken actoren bijdraagt aan relevante aspecten van kwaliteit van leven en sociale
cohesie. Individuele burgers hechten verschillende betekenissen aan werk, zoals het
verwerven van inkomen, status, contacten of ontwikkelingsmogelijkheden. Of arbeid in een
bepaalde vorm en organisatie voor burgers inclusief is, kan volgens het lectoraat daarom
het beste door óe kwetsbare burgers zelf en de organisaties bepaald worden.
De term ‘inclusieve arbeid’ is een beloftevolle term, die suggereert dat het verrichten van
werk sociale insluiting in de samenleving kan bevorderen. Op zich zijn er goede argumenten
om van participatie in betaald werk een ‘includerende werking’ te verwachten en inclusie-
strategieën onder andere op vergroting van de arbeidsparticipatie te richten. Naast de
mogelijkheid om via arbeid inkomen te verwerven, blijkt werken in algemene zin bij te
kunnen dragen aan gezondheid en ervaren welzijn, biedt het
ontwikkelingsmogelijkheden, sociale contacten en het gevoel een bijdrage te kunnen
leveren. Het levert dus voor velen een bijdrage aan ervaren levenskwaliteit op.
§2.2.1 Arbeidsmarktontwikkelingen en mogelijkheden voor sociale inclusie via werk
De gemiddeld positieve bijdrage die werken kan bijdragen aan sociale inclusie, betekent
niet dat deze bijdrage voor iedereen wordt gerealiseerd of kan blijven worden gerealiseerd.
Verschillende onderzoekers laten zien dat voor het realiseren van inclusieve arbeid
wederkerigheid tussen en verbinding van individuele en organisatiedoelen belangrijk zijn.