Samenvatting Nieuwe Tijd II
H16: Toward a New Worldview
De intellectuele ontwikkelingen van de zestiende en zeventiende eeuw hebben het moderne
wereldbeeld van het Westen gecreëerd en de Wetenschappelijke Revolutie vond plaats. De
Verlichting begon, gericht op mensenrechten.
Tot het midden van de zestiende eeuw geloofden de Europeanen in Aristoteles’ theorieën over
beweging en materie. De opkomst van universiteiten samen met de vitaliteit van de
Renaissance en technologische verbeteringen inspireerden scholieren om betere verklaringen
te vinden. à De Wetenschappelijke revolutie.
Waarom vond de Wetenschappelijke Revolutie in Europa plaats?
De interactie van mensen en culturen in de islamitische wereld, mogelijk gemaakt door
religieuze tolerantie en de gemeenschappelijke geleerde Arabische taal zorgde voor een
verbetering van wetenschap. China was ook een centrum van wetenschappelijke activiteit,
met het hoogtepunt in het midden van de veertiende eeuw. In Midden-Amerika ontwikkelden
de Maya’s en Azteken complexe kalanders gebaseerd op astronomische observaties en
ontwikkelden ze wiskunde en het schrift.
In de wereldgeschiedenis zien we dat periodes van ontwikkeling geproduceerd door intense
culturele interactie vaak gevolgd worden door stagnatie en afname tijdens tijden van conflict
en verlies van autoriteit. Dit gebeurde in West-Europa na de val van het West-Romeinse Rijk
in de vijfde eeuw en in de Maya samenleving na de val van zijn culturele en politieke centra
rond 900.
1. De herinrichting van sterke monarchieën en de groei van handel in de late
middeleeuwen zorgden voor een hernieuwing van leren in West-Europa.
2. Toen Europa herstelde van de pest, legde de Renaissance de basis voor de
Wetenschappelijke Revolutie. In deze periode stelden westerse Europese universiteiten
nieuwe studies van wiskunde, astrologie en natuurlijke filosofie in.
3. Europese overzeese expansie in de vijftiende en zestiende eeuw was ook een
katalysator hiervoor, aangezien dit nieuwe technologische instrumenten vereiste.
4. De drukpers versnelde het proces.
Politieke en sociale conflicten waren wijdverspreid in Eurazië in de zestiende en zeventiende
eeuw, maar hadden verschillende resultaten. De moslimrijken probeerden Islamitische
orthodoxie te gebruiken om orde te handhaven. China, onder de Qing dynastie, volgde ook
een traditionele politiek. In contrast bleef Europapolitiek verdeeld in kleinere, competitieve
naties, mogelijk gemaakt door de Reformatie.
Natuurlijke filosofie was gebaseerd op de ideeën van Aristoteles. Zijn ideeën domineerden
ook het denken over natuurkunde en beweging op aarde, volgens hem bestond het universum
uit perfecte bollen die in een perfecte cirkel om de aarde bewogen. Dit verklaarde echter niet
,de beweging van sterren en planeten. Ptolemaeus dacht dat de planeten in kleine cirkels
draaiden in een grotere cirkel. Zijn werk Geography legde ook de basis voor de kennis van de
wereld, maar deze miste Amerika waardoor Azië dichter bij Europa leek te liggen. Deze
ideeën lieten de sterke punten en limitaties van Europese kennis voor de Wetenschappelijke
Revolutie zien.
Europeanen waren niet de eerste die experimentele methodes gebruikten, maar wel de eerste
die wetenschappelijke kennis splitsten van de natuurlijke filosofie en religie en wiskunde een
belangrijke rol gaven in het begrijpen van de wereld.
De eerste afwijking van het middeleeuwse systeem was het werk van Nicolaus Copernicus
(1473-1543), hij geloofde dat de zon het centrum van het universum was. De Copernicus’
hypothese:
1. De sterren stonden stil, de aarde draait.
2. Het universum groeit oneindig.
3. Door wiskunde te gebruiken in plaats van filosofie trok Copernicus de traditionele
hiërarchie van disciplines in twijfel.
4. De aarde was niet hemels of uniek van de andere planeten.
Religieuze leiders waren hier dus niet blij mee. Er waren echter nog meer factors die de
traditionele astronomie in twijfel trokken: in 1572 was er een nieuwe ster die twee jaar bleef
schijnen, dit trok het idee dat het universum nooit veranderde in twijfel en in 1577 was er een
komeet die recht door de bollen heen bewoog.
o Tycho Brahe (1546-1601) was het eens met Copernicus. Voor twintig jaar observeerde
hij de sterren en planeten en maakte nieuwe tabellen van planeetbewegingen. Hij
geloofde echter dat alle planeten om de zon bewogen, behalve de aarde.
o Zijn assistent Johannes Kepler (1571-1630) ontwikkelde drie theorieën over
planeetbeweging:
1. De planeten bewegen in elliptische bewegingen, niet in cirkels.
2. De planeten bewegen niet op dezelfde snelheid.
3. De tijd die een planeet nodig heeft om een rondje om de zon te maken hangt af van
de afstand tot de zon.
Hij bewees wiskundig de relaties van een zon-gecentreerd universum. Aristoteles en
Ptolemaeus’ ideeën waren verworpen.
o Galileo Galilei (1564-1642) formuleerde de wet van traagheid, rust was niet de
natuurlijke staat van objecten. Een object beweegt voor altijd totdat het gestopt is door
een buitenstaande kracht. Hij ontdekte ook de vier manen van Jupiter. ‘
Vanaf toen werd er niet meer op autoriteit vertrouwd, maar werd een nieuwe manier van leren
ingesteld.
,Rond 1640 waren de theorieën van deze mannen wijd geaccepteerd, ook al was er tegenstand
van religieuze leiders. De theorieën legden alleen niet uit wat deze kracht was dat beweging
op aarde beheerste.
o Isaac Newton (1642-1727) vond dit uit à de wet van universele zwaartekracht,
opgeschreven in de Principia. Elk object trekt een ander object aan in een precieze
wiskundige relatie, afhankelijk van de materie en de afstand tussen ze.
Rond dezelfde tijd werden er veel ontdekkingen gedaan over onbekende geografische regio’s
en de handige bronnen daaruit. Deze werden echter vooral gedaan door de Spaanse kroon
waardoor er weinig documentatie over is. Andere landen volgden het Spaanse voorbeeld.
o Carl Linnaeus (1707-1778) maakte een formeel systeem om levende organismen te
benoemen en classificeren op basis van de ontdekkingen van zijn studenten.
Er ontstonden nieuwe encyclopedieën met realistische tekeningen.
Magie en alchemie speelden ook een grote rol in de Wetenschappelijke Revolutie. Ze
geloofden dat alleen een God het universum met zo’n mysterie kon ontwerpen.
De Wetenschappelijke Revolutie werd medemogelijk gemaakt door ambachtslieden die
nieuwe instrumenten ontwikkelden voor de wetenschap. Hierdoor ontstond een intellectuele
gemeenschap, waarvan vrouwen werden uitgesloten.
Een van de belangrijkste ontwikkelingen voor het nieuwe wereldbeeld was de verbetering van
betere manieren om kennis te verkrijgen. Francis Bacon (1561-1626) en René Descartes
(1596-1650) speelden hierin een grote rol.
o Bacon vond dat nieuwe kennis door empirisch onderzoek moest worden vergaard,
empirisme. Zwakte: Wiskunde en obsessie met praktische resultaten.
o Descartes had het idee van atomen en een mechanistisch wereldbeeld. Een vacuüm in
de wereld was onmogelijk (niet) en elke actie had een gelijksoortige reactie wat
resulteerde in een eeuwige kettingreactie. Zijn wereldbeeld wordt ook wel het
Cartesiaans dualisme genoemd. Zwakte: Ontoereikendheid van rationalisme.
o Lange tijd was Galenus’ idee dat de wereld uit vier humeuren bestond: bloed, slijm,
zwarte gal en gele gal. Paracelsus (1493-1541) was de eerste die chemicaliën en
medicijnen ging gebruiken om chemische (in plaats van humoreuze)
onevenwichtigheden te genezen.
o Andreas Veaslius (1516-1564) studeerde anatomie door het ontleden van lijken.
o In 1628 ontdekte William Harvey (1578-1657) bloedvaten en aders.
o Robert Boyle (1627-1691) legde de basis voor moderne scheikunde à Boyle’s wet
(1662) hield in dat de druk van gas varieert met volume.
Tijdens de Wetenschappelijke Revolutie werd het onderzoek gedaan in het geloof dat Gods
schepping werd onderzocht. Het heliocentrisme trok God echter in twijfel. De leiders van de
katholieke kerk waren minder vijandig dan de protestanten en joden, maar dit veranderde in
de zestiende eeuw. Hierdoor nam de ontwikkeling van wetenschap in Italië af na 1640.
Protestante landen waren in deze tijd meer pro-wetenschap, vooral wanneer er geen sterke
religieuze autoriteit was.
, Door de opkomst van wetenschap kwam er een nieuwe sociale groep, de internationale
wetenschappelijke gemeenschap. Daarnaast werden de wetenschappers gefinancierd door de
staat waardoor deze meer verbonden raakten.
Niet alles werd beter door de Wetenschappelijke Revolutie, seksistische ideeën over de
ongelijkheid tussen genders werden versterkt en vrouwen werden buitengesloten van
universiteiten. In Italië werden er wel posities aan vrouwen aangeboden en vrouwen konden
in Europa deelnemen in de wetenschappelijke gemeenschap door salons.
De Wetenschappelijke Revolutie legde de basis voor de Verlichting (1690-1789). Door
staatsvorming ontstonden nieuwe ideeën over soevereiniteit. Er kwam een nieuw wereldbeeld.
Ondanks diversiteit, waren drie centrale concepten de belangrijkste basis van de Verlichting:
1. Rationalisme.
2. Empirisme.
3. Het idee dat mensen door de wetten van het menselijk bestaan te onderzoeken een
betere samenleving en betere mensen konden maken.
De vroege Verlichting kwam tot stand door een combinatie van ontwikkelingen, zoals:
o Politieke oppositie tegen absolutisme.
o Religieuze conflicten tussen protestanten en katholieken en in het protestantisme.
o Europees contact met andere culturen.
o Wetenschappelijke Revolutie principes toe te passen op de menselijke samenleving.
De mensen in de Verlichting geloofden dat ze zich in een nieuw tijdperk bevonden.
De Nederlandse Republiek speelde een belangrijke rol in de Verlichting, door de religieuze
tolerantie en haar staatsvorm. Toen Lodewijk XIV besloot dat alle protestanten katholiek
moesten worden, vluchten de hugenoten naar Nederland. Zij gingen in Nederland denken over
het absolutisme dat hun had verjaagd.
o Pierre Bayle (1647-1706) geloofde dat niks zeker is, scepticisme.
o Baruch Spinoza (1632-1677) geloofde dat God de natuur was.
o Gottfried Wilhelm von Leibniz (1646-1716) geloofde dat onze wereld de beste was,
omdat God hem had gemaakt.
o John Locke (1632-1704) geloofde dat de mens een tabula rasa (onbeschreven blad)
was en dat onderwijs dus van groot belang was. à Sensatiezucht.
Filosofen kwamen vaak op andere antwoorden uit. Frankrijk werd het centrum van Verlicht
denken, omdat:
1. Frans de internationale taal van de geleerden was en Frankrijk het rijkste en
dichtbevolkte land van Europa was.
2. De groeiende afkeer naar Lodewijk XV inspireerde het denken over reformatie.
3. De Franse geleerden wilden een groter publiek van elite bereiken à Republiek van
letteren.
Om het publiek te bereiken en om de censoren te werken, schreven de filosofen allerlei
werken vol satire en dubbele betekenissen.