INLEIDING
Het woord democratie is afgeleid van het Griekse demos, volk, en kratein, heersen. Een democratie is dus letterlijk een
heerschappij van het volk. Voor de meeste burgers is het vanzelfsprekend dat we in een democratische rechtsstaat leven. Maar
een derde van de jongeren tussen 12 en 14 jaar heeft geen idee of ons land een democratie is, of denkt van niet
Je kunt op verschillende manieren proberen het begrip democratie verder te definiëren. Bijvoorbeeld door vast te stellen dat ieder
lid van de bevolking op de een of andere manier mag meebeslissen, of dat de keuze van het volk tot uitdrukking moet komen in de
wetten en regels. Of door te bepalen dat in een democratie de vrije keuze van burgers leidt tot gelijke invloed van een ieder op de
politieke beslissingen. Let wel op dat in definities vooronderstellingen schuil gaan. In de laatste omschrijving wordt er vanuit
gegaan dat vrije keuze mogelijk is, en je kunt je afvragen of dat in iedere democratie wel het geval is.
Volgens Robert Dahl heeft een democratie grote voordelen. Hij noemt er tien:
1. Democratie helpt een regering van wrede autocraten voorkomen;
2. Democratie garandeert een aantal fundamentele rechten die niet-democratische systemen niet (kunnen) verlenen, zoals
bijvoorbeeld vrijheid van meningsuiting;
3. Democratie verzekert burgers een grotere mate van vrijheid dan andere haalbare alternatieven;
4. Democratie helpt mensen hun eigen fundamentele belangen te beschermen;
5. Alleen een democratische regering biedt zicht op vrijheid tot zelfbeschikking, dat wil zeggen: leven onder wetten die zelf
gekozen zijn;
6. Alleen een democratische regering kan personen maximaal in staat stellen om morele verantwoordelijkheid te nemen;
7. Democratie bevordert de menselijke ontwikkeling volwaardiger dan een haalbaar alternatief;
8. Alleen een democratische regering kan een relatief hoge mate van politieke gelijkheid bevorderen;
9. Moderne representatieve regeringen voeren geen oorlog met elkaar;
10. Landen met een democratische regering zijn welvarender dan landen met een niet-democratische regering.
HOOFDSTUK 1
Plato
Volgens Plato leidt een democratie tot onverstandige beslissingen omdat het gewone volk onvoldoende verstand heeft. Volgens
hem moet de staat bestuurd worden door koning-filosfen, oftewel een kleine groep experts.
Plato’s mensbeeld is dualistisch; de mens bestaat uit 2 onderscheidbare delen; een veranderlijk en stoffelijk lichaam en daarnaast
een onveranderlijke en onsterfelijke ziel. in de ziel herkent hij 3 onderdelen: de rede, de moed en de begeerte. Het is de
bedoeling dat de rede de baas is over de moed en de begeerte. Deze driedeling werkt ook voor de verdeling van de maatschappij:
heersers, wachters en arbeiders. Rechtvaardigheid komt pas tot stand als iedereen datgene doet waarvoor hij geschikt is. Het doel
en resultaat is rechtvaardigheid, de 3 deugden zijn dan in balans.
Plato metafysica kent 2 werelden: de schijnbare wereld van materie en de ideeënwereld. Een wijs mens zal naar deze ideeën
streven en zal zich in zijn denken door deze ideeën laten lijden. De hoogste ideeën, in al hun abstractie zijn het goede, het ware en
het schone. Filosofische kennis van de ideeën zal zorgen voor rechtvaardig handelen. Moed en begeerte zijn op het vergankelijke
gericht en daarmee geen goede grond om tot kennis van het goede en het ware te komen. Daarom zijn koning-filosofen volgens
Plato bij uitstek geschikt om een rechtvaardige samenleving tot stand te brengen. Plato eist van bestuurders dat zij wel kennis
hebben van de Idee en van het Goede. Deze Idee geeft de bestuurder inzicht in de natuur van de mens en hoe een samenleving
van deze mensen het best geregeerd kan worden.
Volgens Plato bestaat er ook iets als het wetenschap van het regeren, waarin koning-filosofen opgeleid worden. In deze
wetenschap versmelten filosofische, morele kennis en de kunde van get regeren tot een geheel. Koning-filosofen weten wat
moreel goed is en beschikken over de kennis en kunde om dat goede in praktijk te brengen.
Echte wijze koning-filosofen laten zich niet zomaar verleiden door hun begeerten. Ze zijn getest op hun onpartijdigheid en
deugdzaamheid. Toch is het niet compleet uitgesloten dat de macht de heersers corrupt kan maken. Plato stelt een paar
maatregelen tegen corruptie:
1. De koning-filosofen baden niet in luxe
2. Geen langdurige liefdesrelaties
3. De nobele leugen: bij geboorte van elk mens vermengen de goden zijn of haar ziel met goud, zilver, brons of ijzer
, Robert Dahl
Dahl is het niet eens met het uitgangspunt van Plato, dat door hun aanleg en training filosofen – en het volk niet - zouden
beschikken over een paar deugden:
1. morele kennis, het intellectuele vermogen om onderscheid te maken tussen het eigen en het algemeen belang,
2. een morele houding, de wens om het algemeen belang na te streven, en
3. technische kennis over hoe het algemeen belang het beste wordt gediend.
Volgens Plato zouden koning-filosofen kennis hebben van de Idee van het Goede en Rechtvaardige. Maar volgens Dahl begaat
Plato hier een denkfout. Plato doet alsof die kennis vergelijkbaar is met bijvoorbeeld wiskundige kennis en dat is niet het geval.
Morele kennis is niet objectief, zoals wiskunde: er bestaat geen wetenschap van het regeren.
Hoewel Dahl het eens is met Plato als hij zegt dat technische kennis noodzakelijk is voor goede beslissingen, vindt hij dat geen
reden om aan een ondemocratische regering door experts de voorkeur te geven. Technische kennis over economie, milieu,
volksgezondheid, is niet hetzelfde als bedenken wat rechtvaardig is voor de samenleving. Specialisatie gaat bovendien ten koste
van algemene kennis. En tenslotte is naast kennis op veel verschillende gebieden ook een moreel kompas nodig: wat is het juiste
om te doen? Daarin expert worden is niet mogelijk volgens Dahl.
John Stuart Mill
Ook Mill vindt een regering door een of enkele experts geen goed idee. Zelfs de meest welwillende en goedgezinde heerser
beschikt niet over alle kennis die nodig is om goede beslissingen te nemen. Dan zou die heerser een allesweter moeten zijn, maar
dat is nu eenmaal onmogelijk. Hij weet niet wat er speelt onder de bevolking, en daardoor mist hij per definitie essentiële
informatie. Volgens Mill neemt de kwaliteit van beslissingen toe als alle mensen uit alle lagen van de bevolking deelnemen aan de
politieke besluitvorming. Zo komt de informatie die nodig is om goede beslissingen te nemen beschikbaar.
Beslissingen worden ook rationeler in een democratie, doordat het gebruik van de vrijheid van meningsuiting de regering dwingt
om de verschillende belangen mee te wegen en de beslissingen goed te onderbouwen.
In zijn theorie ging Mill uit van een representatieve democratie, dat wil zeggen een democratie waarin het volk
vertegenwoordigers kiest die voor hen de politieke beslissingen nemen. Moet dan iedereen evenveel meedoen in een democratie?
Daarin was Mill voorzichtig: aan de ene kant was hij voorstander van universeel kiesrecht, maar aan de andere kant wilde hij niet
iedere stem even zwaar laten meewegen. Hij vindt pluraal stemrecht beter, dat wil zeggen dat de stem van iemand die
intelligenter is of meer opleiding heeft genoten zwaarder meeweegt.
Schumpeter
Volgens Schumpeter maakt de gewone burger in vooral politieke kwesties irrationele keuzes te maken. Als het gaat om het
dagelijks leven, zijn er al redenen om aan te nemen dat de mens minder rationeel is dan we vaak veronderstellen. Hier had hij 4
redenen voor.
1. Menselijk gedrag wordt beïnvloed door groepsdruk, waardoor zij zich minder intelligent gaan gedragen.
2. Het onderbewuste speelt een grote rol bij het nemen van beslissingen.
3. Mensen voelen afstand tot de politiek en de beslissingen die daar worden genomen, waardoor zij zich minder zullen
verdiepen in de beslissingen.
4. De stem van de kiezer is er maar 1 van de vele; waardoor hij weinig tot geen individuele invloed heeft en weinig
verantwoordelijkheid voelt.
Schumpeter is daarentegen niet tegen democratie, het kan functioneren, zolang politieke beslissingen worden bescherm tegen de
irrationaliteit van burgers. De invloed van het volk moet daarom beperkt worden en experts moeten de kans krijgen om hun
deskundigheid om te kunnen zetten in verstandig beleid. Politici moeten volgens hem wel door het volk worden gekozen, maar
eenmaal aan de macht moeten zij zo ongestoord mogelijk kunnen regeren. Alleen als het een slechte regering is, heeft het volk
recht om een nieuwe regering te kiezen.