Filosofie
Het oog in de storm: H3; P1
SE
3.1 Inleiding
Het vermogen de wereld te kennen en te herkennen wordt pas een
wonderbaarlijk vermogen op het moment dat er afwijkingen optreden.
o Zonder dit vermogen is functioneren bijna onmogelijk.
o Het beschrijven van het ingewikkelde proces van herkennen is een van
de taken van de filosofie; samen met andere wetenschappen.
Homo sapiens (‘de wetende mens’)
Alle mensen streven naar een zeker mate van kennis, aldus Aristoteles.
o We moeten een zekere kennis hebben om zaken te onderscheiden.
Kenleer
Wat is kennis? Wat kunnen we weten? Wat betekent weten? (meer op blz.
184)
o Dit zijn vragen waar de kennisleer zich mee bezighoudt.
Ook wel kentheorie of epistemologie genoemd.
3.1.2 Wat is kennis?
Plato heeft in een dialoog een poging gedaan antwoord te geven op deze
vraag:
o In deze dialoog is Socrates de verloskundige en ene Theaetetus de
zwangere, wie Socrates zal helpen een antwoord op deze vraag te
baren.
o Het eerste antwoord dat wordt gegeven is: ‘Alles wat wordt
waargenomen’, welke wordt verworpen na discussie. Ook het antwoord
dat kennis zaak is van het verstand wordt afgewezen.
o Aan het eind van de dialoog is het enige wat de heren te weten zijn
gekomen wat kennis niet is.
Het begin en het vervolg
Hedendaags is er nog geen antwoord, wel heeft deze dialoog bepaalde zaken
verhelderd en aspecten in kaart gebracht.
De vraag is toch erg relevant voor verschillende wetenschappen, denk aan
neurologie en het lokaliseren van het herkennen in het brein.
3.1.3 Soorten kennis
Het is mogelijk verschillende feiten van een persoon of object te kunnen
weten, maat de persoon of het object niet werkelijk te kennen.
, o Het omgekeerde geldt niet; als ik iemand ken heb ik kennis van die
persoon, maar als ik feitenkennis heb van een persoon betekent dit niet
dat ik deze persoon ken.
Een eerste onderscheid dat we dus van kennis kunnen maken is:
o Kennis van dingen en personen op basis van een directe bekendheid of
vertrouwdheid met deze dingen of personen.
o Kennis van feiten omtrent deze dingen of personen, al dan niet op
basis van directe bekendheid of vertrouwdheid.
Kennis van feiten is overdraagbaar, bekendheid niet.
Soms is het geschetste verschil echter moeilijk voor te houden.
o In ‘ik ken mijn theepot’, lijkt het woord ‘kennen’ te zijn misplaatst.
Een derde soort kennis is kennis in de zin van vaardigheid of kundigheid,
praktische of operatieve kennis. Speelt in de kenleer nauwelijks een rol. Het
verschil tussen kennen en weten, tussen kennis van dingen en kennis van
feiten speelt echt een sleutelrol.
Kennis of dwaling?
Ik meen kennis te hebben maar wie zegt mij dat ik bijv. niet droom.
o Twijfelexperiment Descartes
Praktische kennis
Veel van onze kennis is werkzaam, we vertrouwen erop zolang het werkt
o Bij deze handelingen letten we niet op de gebruikte kennis, maar zijn
gefocust op het object of doel.
Filosofie: het gezond verstand in de wacht
Wanneer je juist focust op de kennis die gebruikt wordt , slaat je blik om van
een praktische naar theoretische/filosofische. Dit brengt verschillende vragen.
o Bijvoorbeeld: Hoe weet je wat je weet? (epistemologische vraag)
Deze benadering laat allerlei vanzelfsprekende waarheid wankelen. Hierin
wordt voornamelijk het ‘vanzelfsprekende’ in twijfel getrokken.
o Het gezond verstand wordt niet van tafel gegooid, je keert er steeds
naar terug, maar je moet oppassen dat je niet de argumenten die het
gezond verstand opbrengt zomaar aanneemt, deze
vanzelfsprekendheid wordt juist in twijfel getrokken en onderzocht.
3.1.4 Weten dat...
Bij het weet hebben van het aantal vingers dat je opsteekt is kennis
simpelweg: datgene wat ik weet, maar wat betekent: ‘ik weet dat…’?
‘Alles wat ik weet’ is een te beperkte definitie, anderen weten ook dingen,
uitgebreider zou dus zijn: ‘alles wat men weet’. De afbakening is echter lastig.
o ‘Men’ duidt op mensen, dieren weten ook dingen.
o Kennis is niet louter een zaak van mensen, het verschil:
Mensen kunnen kennis uiten in taal. Geeft de mogelijkheid tot
vastleggen, bewaren en overdragen, maar ook verzwijgen en
verdraaien.
, Kennisoordelen
De kenleer beperkt zich vaak tot kennis van feiten, dit wordt uitgedrukt in
kennisoordelen, ook wel cognitieve uitspraken genoemd: ‘Ik weet dat p’,
waarin p een variabele is.
Door dit te zeggen maak je op 5 manieren aanspraak op kennis, waarin nog
wel problemen besloten liggen:
o Het is mij duidelijk wat met p wordt bedoelt (Kennis van de betekenis)
Een verkeerde interpretatie van p is fataal.
Wanneer je p niet begrijpt
Het probleem wat betreft de betekenis van algemene termen
o P is voor mij kenbaar (p kan inhoud zijn van een weten)
Roept allerlei vragen op als: ‘wat kunnen we eigenlijk weten?’.
Scepticus zegt niets, maar door dat te zeggen claimt hij
dat te weten, kortom, allerlei problemen.
o P is waar (Waarheid)
Opnieuw is verkeerde interpretatie de boosdoener; vergissing.
o Ik ben overtuigd van p (Zekerheid)
Zekerheid hoeft niet per se waarheid te betekenen.
o Mij overtuiging is gegrond of gerechtvaardigd. (rechtvaardiging)
Wat zijn overtuigende redenen? Welke redenen overtuigen niet
alleen, maar bewijzen ook?
Vooral van toepassing op wetenschappelijke kennis.
Noodzakelijke en voldoende voorwaarden
De definitie van kennis volgens deze vijf claims als juiste en gerechtvaardigde
overtuiging. Een tegenwerping van mensen is: stel, aan alle vijf claims is
voldaan, is het dan ware kennis? Zijn deze vijf claims wel voldoende?
Gettier
Edmund Gettier formuleerde een aantal voorbeelden waarin wel aan de
claims voldaan werd, maar waarin we toch niet zouden: ’s weet dat p’. (zie
voorbeeld blz. 191)
o In deze gevallen gaat het er altijd om dat je toevallig een juiste
uitspraak doet, maar dat je toch niet zou zeggen dat ‘je weet dat p’
Toeval is hier het sleutelwoord.
Gettier komt hier dus met een sceptisch scenario.