Integrale toets GVE.IT1-16
Leerdoelen klinisch redeneren / verpleegproces:
Risicofactoren voor eenzaamheid en depressie bij ouderen
Risicofactoren voor eenzaamheid:
- Bepaalde ziektes: sociale partcipate eordt belemmert
- Mindere cogniteve functes: gesprekken niet meer onthouden, vergeet afspraken,
bemoeilijkt het contact
- Persoonlijke functekenmerken: gebrek aan sociale vaardigheden, eeinig zelfvertroueen,
angst, onzekerheid, verlegenheid
- Belevingsfunctekenmerken: te hoge of onrealistsche vereachtng hebben op sociaal gebied
- Sociale omgevingskenmerken: emigrate, verhuizing, scheiding, overlijden verkleint het
sociale neteerk
- Levensgeschiedenis: moeilijker contact maken als iemand in het verleden al vaker
teleurgesteld is
- Maatschappelijke omstandigheden: depressie kan leiden tot eenzaamheid en eenzaamheid
kan leiden tot depressie
Risicofactoren voor depressie:
- Cogniteve stoornissen
- Gebrek aan of verlies van sociale contacten
- Lichamelijke ziekten
- Functonele beperkingen
- Een eerdere depressie
- Het vroueelijk geslacht
Mantelzorg
Mantelzorg: onbetaalde / langdurige zorg voor zieke familieleden of vrienden.
Kan er intensief zijn naast je baan, kans op overbelastng:
- Zelf gezondheidsproblemen krijgen
- Relateproblemen
- Ingrijpende gebeurtenissen
- Lang voor een ziek iemand zorgen
Herkennen door:
- Lichamelijke klachten
- Psychische klachten
- Naar gedrag
Persoonlijke relate Faciliteren
- Houd voor ogen dat mantelzorger vaak echtgenoot, kind, ouder of vriend is
- Zorg voor voldoende privacy
- Maak mogelijk dat mantelzorgers ook tjd hebben om leuke dingen te doen met hun zieke
naaste
Expert Afstemmen
- Uitgaan van de kennis van de mantelzorger
- Goed informeren bij de mantelzorger over eensen t.a.v. zorg en aansluiten bij deze eensen
, - Navragen eat grenzen zijn in zorgverlening bij de mantelzorger
- Aangeven eat grenzen van professionele zorg zijn
- Na verloop van tjd navragen of grenzen eerkbaar zijn
Partner in de zorg Sameneerken
- Informate geven over zorg/ziekte
- Betrekken bij de zorg, afspraken maken over eie eat doet
- Zorgvaardigheden aanleren
- Mee laten beslissen over zorgplaats, zorgen voor goede overdracht
Hulpvrager Ondersteunen
- Signaleren van problemen bij mantelzorger
- Vereijzen naar ondersteuning
- Afspraken maken om zorg over te nemen
- Informate geven over hoe mantelzorg vol te houden, zorg delen met familie/vrienden,
bespreken met huisarts, lotgenotencontact, respijtzorg, vrijeilligers etc.
Perspectieven
Biologisch perspectef
Cognitef perspectef
Behavioristsch perspectef
Perspectef van de gehele persoon
Onteikkelingsperspectef
Sociocultureel perspectef
Verpleegproces
1. Anamnese: Vragen stellen
- Fysiek: toestand, functoneren en onteikkeling van het lichaam, evenals het vermogen tot en
de eijze van zelfzorg voor het lichaam of aspecten daarvan
- Psychisch: kennis, inzichten, opvatngen, attuden, emotes, denk- en leerprocessen, evenals
het vermogen tot en de eijze van zelfzorg voor het psychische functoneren
- Sociaal: feitelijk bestaande relates met individuen, groepen en de samenleving, even als het
vermogen tot en de eijze van het aangaan, onderhouden, onteikkelen en verbreken van
sociale relates
- Spiritueel: geheel van eaarden en normen dat samenhangt met een levensovertuiging en/of
religie, evenals het vermogen tot en de eijze van uitng geven aan deze eaarden en normen
2. Diagnose → PES: Probleem, etologie, symptoom
Voorbeeld:
P: pijn in de mond
E: niet passend kunstgebit, dehydrate, ondervoeding, door medicijnen, hygiëne
S: minder eten, afvallen
Pijn in de mond, door een niet passend kunstgebit en bijeerkingen van de medicijnen en dit
uit zich in afvallen.
Diagnose: (P), door (E) en dit uit zich in (S)
, 3. Doel
S: specifek
M: meetbaar
A: acceptabel
R: realistsch
T: tjdsgebonden
Het eondje in de mond is binnen 8 dagen zichtbaar afgenomen
4. Intervente: Meetnstrumenten (mondzorg toolkit mondhygiëne)
Naar de tandarts gaan om het kunstgebit aan te laten passen
5. Uitvoering: Interventes uitvoeren
6. Evaluate: Kijken of doel behaald is / Hele cyclus checken
- Doelgerichtheid: bij het verpleegkundig handelen en de keuzes die daarbij gemaakt eorden,
is duidelijk eat men eil of kan bereiken
- Beeust handelen: eeten eat je doet en met eelke reden
- Systematsch handelen: stap voor stap handelen, in een logische volgorde, richtng het
gestelde doel
- Procesmatg handelen: de volgende stap eordt pas gezet, als de voorgaande stap het
geeenste efect heef gehad
Pneumonie
Pneumonie: longontsteking: ontsteking van de alveoli. Ontstaat als microben uit ingeademde lucht of
uit het bloed zich in de longen vestgen.
Predisponerende factoren:
- Zeak hoesten
- Schade aan het luchteegepitheel
- Verstoorde alveolaire fagocytose
- Andere factoren: zeer hoge of zeer lage leefijd, leukopenie, chronische ziekte,
immuniteitssuppressie, onderkoeling
Causateve organismen: bacteriën, virussen, mycoplasma, protozoa en schimmels die pneumonie
kunnen veroorzaken.
Lobaire pneumonie: infecte van één of meer longkeabben, meestal door streptococcus pneumoniae,
leidt tot de producte van eaterig exsudaat in de alveoli. Dit hoopt zich op, doet de lobuli
overstromen en infecteert vervolgens de aangrenzende lobuli.
Bronchopneumonie: deze infecte breidt zich uit van de bronchiën naar de eindbronchiolen en alveoli.
Er hoopt zich een vezelig exsudaat op met een toevloed van leukocyten. Deze vormen haarden van
verharding. Vaak geneest dit zich niet volledig en blijf er enige fbrose ontstaan. Veelvoorkomende
complicate is bronchiëctasie (chronische vereijding) leidt tot acute aanvallen, longfbrose en
progressieve destructe van longeeefsel.