Samenvatting Wetenschapsfilosofie en Methodologie Deeltentamen 1
1: Introductie
Introductie
- Wetenschapsfilosofie heeft als voornaamste taak om de onderzoeksmethoden van de wetenschappen
te analyseren. Hierbij horen vragen als:
* Wat zijn de aannames achter wetenschap?
* Hoe gaat wetenschap te werk of hoe zou dat moeten?
* Zijn er grenzen aan wetenschappelijke kennis?
* Wat is het verschil tussen wetenschap en pseudowetenschap, wetenschap en niet-
wetenschap?
- Meta theorie = een theorie over een theorie; achterliggende aannames achter wetenschappelijke
theorieën.
- Tijdens de inauguratie van Trump zijn alternatieve feiten geïntroduceerd. Hij hield hierbij vol dat er bij
zijn inauguratie minstens evenveel mensen aanwezig waren als bij de inauguratie van Barack Obama in
2009. Dit was echter niet waar, want bij Trump waren aanzienlijk minder mensen aanwezig. Door
alternatieve feiten lijken we niet meer te weten wat de echte feiten zijn. Het is echter wel belangrijk om
te weten wat de feiten zijn:
o Feiten zijn belangrijk om keuzes te maken.
o Feiten zijn belangrijk om beslissingen te nemen.
o Feiten zijn belangrijk om beleid te maken vanuit de overheid.
→ Voor feiten wordt er meestal gekeken naar de wetenschap. De wetenschap produceert verschillende soorten
feiten:
I. Natuurfeiten, bijvoorbeeld: water bevriest bij 0 graden, de wet van zwaartekracht.
II. Sociale feiten, bijvoorbeeld: we leven nu langer dan dat we 500 jaar geleden deden.
III. Technologische feiten, bijvoorbeeld: zelfrijdende auto’s, klonen, medische technologie.
Sciëntisme VS scepticisme: twee posities t.o.v. de wetenschap
1. Sciëntisme: wetenschap is superieur aan alle andere pogingen om kennis te borgen; wetenschappelijke
wetten bieden zekerheid.
2. Scepticisme: wetenschap geeft geen zekerheid, het is gelijk aan andere vormen van kennis, wetenschap
is een geloof.
Sciëntisme Scepticisme
Tijdperk van … Zekerheid Kritisch denken over de wetenschap, de
methodes en grenzen van wetenschap, een
pluralistische opvatting over rationaliteit en
kennis.
Kernbegrippen Feiten, wetenschap is de waarheid, rationaliteit Meer dan één waarheid, waarheid is een
ervaring, onzekerheid, kennis is
onderdrukkende macht, wetenschap is een
ideologie/geloof.
Associaties ▪ Modernisme = modern denken; rationaal- ▪ Postermodernisme = het denken en de
seculier (zonder religie), denk zelf na en cultuur na het modernisme: seculier, maar
gebruik de rede → dit leidt tot echte kennis. hierbij staan de verschillende individuele
▪ Autoritaire hoge moderniteit en emotionele expressies centraal.
▪ Kennis en waarheid worden alleen door en ▪ Kennis en waarheid zijn sociale constructie
in de wetenschap gevonden. Alle andere die ‘deconstructie’ nodig hebben.
vormen van kennis zijn ongeldig. ▪ Relativisme
‘Slogan’ De wetenschappelijke methode is de enige Alles kan, alle mogelijkheden moeten kunnen
methode om feiten en waarheden te verkrijgen. (anything goes).
1
, Onze geest als … ‘Een perfecte spiegel van de werkelijkheid’: wat ‘Een gebroken spiegel’: we weten niets en
wij tot ons krijgen, weerspiegelt de werkelijkheid zullen ook nooit iets weten.
zoals deze is.
‘Iconen’ (= symbolen) Steven Pinker, Richard Dawkins, Daniel Dennett, Paul Feyerabend met het boek Against
Lawrence M. Krauss Method: Outline of an Anarchistic Theory of
Knowledge (1975): hij betoogt hierin dat je in
de wetenschap ook creatief zou kunnen zijn.
Methodes van de wetenschap zijn soms te
strak en te star, waardoor je tot stilstand kan
komen als wetenschapper.
- Sciëntisme en scepticisme staan lijnrecht tegenover elkaar in de filosofie: als een familieruzie tussen
filosofen.
- Filosofisch scepticisme: het kritisch nadenken over de wetenschap binnen de grenzen van de filosofie.
Een relativistische, radicale interpretatie van filosofisch scepticisme is als een uitslaande brand in
samenleving terechtgekomen. Het maatschappelijk debat hierover wordt gevoerd met onderwerpen
als: alternatieve, feiten, nep nieuws, fact free politiek en politieke correctheid.
→ Het is normaal geworden om te denken dat iedereen zijn eigen waarheid heeft.
Hoe verkennen we de wereld om ons heen?
- Onderzoek, ontdekkingen en verkennen zit in ons als mens: we zijn constant bezig met informatie
verzamelen, verwerken en daar iets van maken. Mensen zijn onderzoekende wezens: nieuwsgierigheid
definieert het menselijk bewustzijn. Observaties geven ons bewijzen voor onze verklaringen.
- Er zijn twee basale onderzoeksstijlen te onderscheiden:
1. Naïef onderzoek: niet-geformaliseerde, niet-systematische en niet-gecontroleerde vorm van
het verzamelen en samenvatten van informatie tot naïevere theorieën.
2. Wetenschappelijk onderzoek: zeer hoog geformaliseerde, systematische en gecontroleerde
vorm van onderzoek. Observaties en redeneringen worden bewust gemaakt en zijn
foutgevoelig (error prone). Het zijn ingewikkelde dingen die je niet zomaar doet, omdat je
anders tot verkeerde conclusies komt. Wetenschap verschuift de locatie van de waarheid van
individuen naar groepen, door een aantal regels in te stellen die kunnen rekenen op
wederzijdse instemming.
Naïef onderzoek Wetenschappelijk onderzoek
Ook bekend als: ▪ Common sense: een theorie is waar, omdat ▪ De wetenschappelijke methode.
het vanzelfsprekend is en gebaseerd is op ▪ Modern denken
gezond verstand. ▪ Analytisch-empirische benadering: alles
▪ Pre-modern denken: religieus denken, geloof koppelen aan eerdere analyses die zijn
in een gegeven waarheid (bijv. van God). gedaan (= analytisch) en kijken naar de
▪ Niet-geavanceerde manieren van kennis werkelijkheid (= empirisch).
verwerven van de werkelijkheid (fixed belief).
Methoden van kennis ▪ Vasthoudendheid: wat algemeen is, wordt als Niet van toepassing
waar gezien.
▪ Autoriteit: mensen met een hoge status
spreken de waarheid.
▪ Redelijke mens: rede en logische consistentie
zijn belangrijk.
Associaties Vooroordelen, mythes, overtuigingen, populair Verschuiving naar kritisch-analytisch onderzoek
scepticisme, sommige vormen van doen vergeleken met naïef onderzoek, interne
postmodernisme. beliefs moeten ondersteund worden met extern
bewijs, methodologisch strak, modelmatig.
Slogan ‘Ik heb een theorie’: het gebruik van het woord Waarheid is een objectieve werkelijkheid ‘buiten
theorie als eigenlijk een hypothese wordt de mens’, onze ideeën veranderen de realiteit
bedoeld, het ‘snapgevoel’. niet. We ontwikkelen theorieën die waar zijn.
Voorbeelden Astrologie, religie, bijgeloof, complottheorie. Empirische cyclus, wetenschappelijk tijdschrift.
2
,➔ Het verschil tussen deze twee onderzoeksstijlen is de rol van theorie: een theorie is een verzameling van
onderling samenhangende constructen, definities en proposities die een systematisch beeld geven van de
verschijnselen door relaties tussen variabelen te specificeren, met als doel de verschijnselen te verklaren en te
voorspellen.
o Daarnaast zijn er verschillen te zien in het ontwikkelen en testen van deze theorieën, het controleren
van alternatieve verklaringen en de aard van relaties en systematische observaties.
De wetenschappelijke methode heeft acht kenmerken:
1. Gebruik en selectie van variabelen
- Allereerst wordt geprobeerd om de oorzaak- effectverschijnselen vast te leggen. Er worden variabelen
geselecteerd die verband kunnen houden met het effect.
2. Koppelen van variabelen aan proposities (hypothese)
- Er moet verklaard worden waarom een variabele A leidt tot veranderingen in een variabele B.
3. Testen van theorie met waarneembaar bewijs
- Een theorie zal niet als waarheid worden beschouwd totdat het tegendeel bewezen is.
4. Definiëren van variabelen
- Dit moet gedaan worden om de kloof tussen de theorie (abstract niveau) en observatie (concreet
niveau) te overbruggen. Er moet duidelijk vastgesteld worden waarom wat de variabele inhoudt en hoe
het er uit ziet.
5. Publicatie van definities en procedures
- De wetenschappelijke methode is openbaar en daarom moeten alle wetenschappers de mogelijkheid
hebben om dezelfde procedures uit te voeren en op dezelfde conclusies uit te komen. De procedures
moeten dus zo expliciet en objectief mogelijk weergegeven worden.
6. Controle op alternatieve verklaringen
- Wanneer een relatie tussen twee variabelen wordt bestudeerd, moet er voor gezorgd worden dat
alternatieve oorzaken uitgesloten worden.
7. Onbevooroordeelde selectie van bewijzen.
- Het besluit om een theorie te accepteren is vaak gebaseerd op beperkt bewijs. De onderzoeker wil het
resultaat verder generaliseren dan een beperkte steekproef, waarbij het belangrijk is dat het
bewijsmateriaal op een zodanige manier wordt geselecteerd dat vooroordelen weggenomen worden
en het representatief is voor de grote populatie.
8. Reconciliëren van theorie en observatie
- Wanneer een theorie en observatie niet met elkaar overeenstemmen, zal gekeken moeten worden
naar de gebruikte methode of een herziening van de oorspronkelijke theorie. Dit zal leiden tot nieuwe
voorspellingen.
→ Laboratoria zijn het symbool van wetenschappelijk onderzoek in de natuur- en sociale wetenschappen. In een
gecontroleerde omgeving kijken of er effecten zijn.
2: Empirisme en rationalisme in de Oudheid
Introductie
- Een aantal voorafgaande begrippen:
• Epistemologie = kennisleer; de aard en voorwaarden van kennis worden behandeld. Het houdt
zich bezig met de vraag hoe men aan kennis komt en wat de precieze aard van kennis is.
o Wat is kennis?
o Wat kan ik weten?
o Hoe wordt kennis vergaard?
• Ontologie = zijnsleer; het ‘zijn’ van het geheel van dingen wordt behandeld. Het behandelt de
vraag wat het betekent om te zijn of te bestaan.
o Wat is iets?
o Wat is de aard van het object?
o Wat is de zijnsrealiteit?
3
, • Metafysica = de overkoepelende wetenschap van epistemologie en ontologie. Het probeert
informatie te geven over de werkelijkheid in zijn totaliteit. Het betekent letterlijk: uitstijgend
(meta) boven de natuur (fysica).
o Wat is het wezen van de werkelijkheid?
o Hoe kan je iets kennen?
Kennis
- Er zijn een aantal belangrijke vragen over kennis, zoals ‘Hoe kunnen we kennis rechtvaardigen?’ ‘Wat is
de ultieme bron van kennis?’ ‘Wat is de methode waarmee we kennis vergaren?’
- Er zijn twee verschillende stromingen die op een verschillende manier antwoord geven op deze vragen:
1. Rationalisme: ons denk- of redeneervermogen (ratio) is de bron van kennis. Hoewel de bron van
alle kennis de zintuiglijke ervaring is, is het menselijk denken en redeneren met eigen verstand dat
zegt wat het is dat wordt waargenomen. Het denken speelt een onmisbare rol.
2. Empirisme: zintuiglijke waarneming is de bron van kennis. De zintuigen zijn betrouwbare
indicatoren van hoe de werkelijkheid is. Alle kennis komt van buitenaf.
Vroegere filosofen
- Eerst geloofde men in het bestaan van goden (mythos): alles wat in de natuur gebeurde, werd
toegeschreven aan de goden. Rond 600 v. Chr. ontstond hier echter een keerpunt: er was geen bewijs
dat goden bestaan; hoe weten we dan dat ze de natuur veranderen?
- Er ontstond een verschuiving naar logos: iets wordt niet verklaard door een God, maar door je verstand
te gebruiken en door te beredeneren.
→ Dit ontstond in de tijd vóór Socrates: Pre-Socratici
- De natuurfilosofen waren de eerste mensen die iets aan de hand van de rede wilden verklaren. Zij
wilden op zoek gaan naar het ‘onveranderlijke’ (fysica) in de ‘veranderlijke’ natuur (physis). Het
onveranderlijke is de basis van iedere wetenschap. Aan de hand hiervan kun je uitspraken doen: iets
zeggen over iets, wat ook op die manier blijft (onveranderd blijft). De natuurfilosofen gingen hier naar
op zoek in de natuur: lucht, vuur, water en aarde. Later kwam hier de wiskunde bij: een driehoek heeft
altijd drie hoeken, een cirkel is altijd rond → het blijft onveranderd en er kan dus altijd dezelfde
uitspraak over gedaan worden.
- De eerste filosofen in de tijd vóór Socrates waren:
▪ Thales van Milete (+- 620 v. Chr.)
- De eerste filosoof (op schrift) die op zoek was naar het onveranderlijke (= arché / oerstof).
- Aan de hand van argumenten keek hij naar de natuur: naturalistische verklaring.
- Zijn uitkomst: ‘Alles is water’ (arché is water): water komt in alle toestanden voor (vloeibaar,
gas, vast) en kun je dus herleiden naar alles in de natuur. Het onveranderlijke wat in de natuur
te vinden is, is water.
▪ Anaximenes (+- 570 v. Chr.)
- Alles is lucht (arché is lucht): de lucht is goddelijk, eeuwig en oneindig en omvat de gehele
kosmos.
▪ Anaximander (+- 610 v. Chr.)
- Alles is het onbepaalde (arché is apeiron): de oersubstantie (arché) is niet water of een andere
stof, want geen van deze elementen zou in staat zijn om alle tegenstellingen in de natuur te
verklaren.
- Hij heeft de eerste kaart van de wereld getekend.
▪ Heraclitus (+- 540 v. Chr.)
- Hij was de eerste filosoof die zichzelf empirist noemt en is de filosoof van het ‘worden’
- Het onveranderlijke (de oerstof) bestaat niet, want: alles is vuur (arché is vuur). Net als vuur is
alles continu in verandering.
- Pantha rei = alles stroomt; alles is in verandering. Hij gaf hierbij het voorbeeld dat je nooit
twee keer in dezelfde rivier kunt stappen, omdat het water stroomt en verandert en dus niet
meer hetzelfde is als je er een tweede keer in stapt → nothing is, everything changes.
4
, - Door deze voortdurende veranderingen, is het dus moeilijk om kennis te verkrijgen. Er zit
echter wel een bepaalde regelmaat in deze bewegingen: logos → alles beweegt, maar door de
regelmaat kun je er nog wel kennis over hebben.
▪ Parmenides (+- 550 v. Chr.)
- Hij staat lijnrecht tegenover Heraclitus en is de filosoof van het ‘zijn’. Hij was de eerste filosoof
die zichzelf een rationalist noemde.
- Everything is, nothing becomes: alles staat stil en er is geen enkele beweging. De wereld is
ondeelbaar, onveranderlijk en onvergankelijk.
- Men kan alleen ‘een-zijn’ denken hebben, niet een ‘niet-zijn’ → denken en zijn is hetzelfde. Je
kunt niet denken aan iets wat er niet is.
- Hij zegt dat ruimte niet bestaat, want je bent wel in de ruimte, maar je kunt de ruimte niet
denken. Er is dus geen beweging.
- Zijn filosofie komt er dus op neer dat alles wat je kunt bedenken bestaat en alles wat je niet
kunt bedenken, bestaat niet. Alles bestaat in je hoofd, wat je met je zintuigen waar kunt
nemen, kan bedrieglijk zijn.
➔ Het debat tussen Parmenides en Heraclitus is een metafysische discussie over het onderscheid
tussen een verschijning en realiteit. Parmenides zegt dat ‘zijn’ echt is en dat verandering dat niet is.
Heraclitus zegt dat verandering echt is en dat ‘zijn’ dat niet is.
Socrates (+- 470 v. Chr.) – rationalist
- Socrates was de eerste echte filosoof van de Griekse Oudheid. De natuurfilosofen richtten zich vooral
op de fysieke wereld, terwijl Socrates op zoek gaat naar kennis over het denken.
- Socrates was het belangrijkste karakter in Plato’s werk. Zelf heeft hij geen woord op papier gezet, dus
eigenlijk weet niemand zeker of hij bestaat. Hij hield ziel vooral bezig met de mens en de maatschappij.
- Filosofie = ik houd van wijsheid.
- Socrates stelde dat de werkelijkheid die je ziet eigenlijk een illusie is; het is een schaduw/afspiegeling
van de echte werkelijkheid.
Bijvoorbeeld: wanneer je drie verschillende bomen ziet, noem je deze allemaal ‘boom’. Er moet dus
een essentie ‘boom’ zijn; iets dat alle bomen boom maakt. Het woord ‘boom’ is een schaduw van de
essentie van wat er in de andere werkelijkheid is. Voordat je geboren bent, heb jij die bomen al
aanschouwt, maar dit ben je weer vergeten. Je kunt het je wel weer herinneren.
- Om tot ware kennis te komen, moet ergens de ontologie van begrepen worden. Deze zaken worden
gebruikt bij de Socratische methode:
1. Anamnese: het herinneren van de ideeënwereld, waar de perfecte ideeën bestaan.
2. Hermeneutiek: het nadenken over betekenissen.
3. Maïeutiek: de kunde van de vroedvrouw. Dit is de manier waarop iemand zichzelf in contact
brengt met ware kennis; kennis wordt naar buiten gebracht, zoals een vroedvrouw een kind
naar buiten brengt.
- De Socratische methode kent eenzelfde volgorde:
* Het begint met een belangrijke vraag, die vaak met moraliteit te maken heeft. Zoals: ‘wat is
rechtvaardigheid?’ ‘wat is deugd?’
* De gesprekspartner komt met een definitie (een soort mening).
* Vervolgens geeft Socrates tegenargumenten aan de hand van die mening. De gesprekspartner
komt erachter dat wat hij verkondigt best wel wankel is en dat het waarschijnlijk niet de
waarheid is.
* Socrates gaat dan proberen te achterhalen wat de gesprekspartner wél weet; hij probeert
kennis tevoorschijn te halen. Meestal gebruikt hij gesloten vragen.
* Het eindpunt: onwetendheid.
→ Er wordt dus gevraagd aan mensen wat ze zeker weten, om achter hun vooronderstellingen te komen en
hen opnieuw te laten nadenken over hun meningen.
- Het nadenken kan leiden tot ware kennis. We zijn rationalisten; alles wat we om ons heen zien
(zintuiglijke waarnemingen), kan ons bedriegen.
5