Non-Woven samenvatting (Basistextiel III)
Non-Woven/vliesstof:
- Combinatie van verschillende vezels, dat is het basismateriaal.
- Vezels worden gebonden door middel van Mechanische, Chemische
of Thermische methoden. Wordt vaak gedaan door bindmiddel.
Er wordt erg veel Polypropyleen gebruikt omdat, het niet vergaat, gaat
niet kapot, is erg goedkoop. Het heeft een laag smeltpunt ten opzichte van
bv. Polyester, daarom dus goedkoper, het heeft minder energie nodig.
Algemene termen die je moet kennen:
- MD/CD = Machine Direction/ Cross Direction
- Isotroop/Anisotroop = Isotroop is in de war en Anisotroop is erg
netjes en recht.
Productiestrappen (algemeen)
1. Vezels selecteren
2. Vezels voorbereiden
3. Het vormen van matten
4. Binden en verbinden
5. Appreteren (nabehandelen van het product)
Vezels voorbereiden, voordat je een web kan maken.
1. Openingsmachine
- Dit doe je omdat alle vezels heel dicht en strak op elkaar zijn
gedrukt, en je moet ze openen tot zeer kleine plukjes.
1.1 Het openen, pennen plukken kleine porties vezels uit de
vezelmassa en voeren die naar een andere band waar de vezel
wordt losgemaakt.
1.2 Plukmachine, dikkere pennen om nog kleinere vezels te pakken.
1.3 Nevelkamer, met een oplossing wordt de verdere verwerking
vergemakkelijkt.
2. Mengen
- Vezels van meerdere balen worden in een bak gemengd om te
zorgen dat de vezeleigenschappen grondig te mengen.
- Er wordt als het ware een sandwich gemaakt van de lagen vezels,
door ze op elkaar te leggen.
Vliesformatie = webformatie = hoe maak je een web, zie je
aantekeningen.
Nummer 1, Drylaid (stapelvezels)
• Kaarden (lange stapelvezels 1-1,5)
- Het doel: het voltooien van het openen van de vezel en het op lijn en
parallel brengen van de vezels.
- Je hebt meerdere lagen nodig, eentje is niet genoeg. Doel:
vezelvulling maken die dik en zwaar genoeg is voor het eindproduct
, & een homogene vulling produceren. Je hebt twee opties
daartussen:
1. Parrallellegging: 3 kaardes achter elkaar. Dit doe je voor een dikker
web, blijft anisotroop. Een kant heel sterk en de andere niet. Breedte
van je doek is de breedte van je kaarde, meestal 12,5 meter. Hoge
productie.
2. Dwarslegging: dit doe je omdat je twee sterke kanten wilt hebben en
niet alleen aan een kant. Je kan dwars en recht leggen, twee
richtingen, dus meer vezelrichtingen. Je kan de machine draaien en
bredere webs maken. Langzamere productie.
Je kan die twee combineren, blijft dwarslegging heten.
- Workers: leggen de vezels netjes rechtuit, halen de grove stukken
eraf en leggen de goede vezels op de hoofdcilinder.
- Strippers: maakt het web dunner, nemen het web aan en geven het
weer aan de werkers.
- Doffers: afneemwalsen, het verwijderen van de vezels van de
hoofdcilinder.
- Kaarden is altijd in de MD richting, kan niet in de CD, want dat zou
andersom moeten liggen.
- Nadeel: als je er wat anders mee wilt, kost het erg veel moeite:
dwarsleggen, verstrekken enz.
- Als de denier toeneemt, moet de draadafstand ook toenemen. (Ook
een nadeel, kost moeite).
• Airlaid (korte stapelvezels 0,3-1)
1. Wat aangevoerd wordt zijn vezeltufjes, die zijn heel erg los, bijna
helemaal los van elkaar.
2. Dan gaat het over een soort cilinder heen
3. De vezeltufjes worden naar beneden geblazen
4. Ze komen op een transportband die geperforeerd is, er zitten
gaatjes in. In de transportband zit een stofzuiger, zodat het blijft
liggen op de band, en zo maak je het web.
- Hier komt een isotroop uit, in de war, want je kan de vezels niet
plaatsen.
- Voordeel: je kan ook korte vezels verwerken bij het blazen. Het
vliesgewicht kan groter en dikker worden vergeleken met het
kaardvlies. De vezelrichting is willekeurig, in tegenstelling tot de MD
in het kaardvlies. Alle materialen kunnen erin zolang de vezel maar
niet te lang is.
- Nadeel: als je lange vezels wilt gebruiken moet je een andere
machine instelling hebben en dit is lastig bij airlaid, het raakt bv snel
in de knoop (vooral natuurlijke vezels, katoen).
Bij kaarden kan je anisotroop of isotroop bepalen, bij airlaid niet.
Nummer 3, Wetlaid (stapelvezels, korte 0,3-1,5)
- De productiestappen:
1. Dispersie van de vezels in water. De vezels fjn verdelen in het
water. Je stopt ze in een grote bak met water.
2. Vliesvorming. Vezellaag neerleggen op een zeef. Door de headbox
wordt de slurrie (water met vezels) aangesleurd.