PSYCHOLOGIE
Om een client te kunnen reguleren moet je zelf gereguleerd zijn.
Zelfzorg is belangrijk.
Ga niet over je grens, geef veel maar niet alles van jezelf.
1. BIOLOGISCH PERSPECTIEF/BENADERING
Mensbeeld
Genetisch predispositie = beschreven blad = wat we hebben meegekregen van thuis
Bepaalde gedragskenmerken hebben evolutionaire basis.
Causaliteit: het ene volgt op het andere. Vb. als je bepaalde symptomen van griep hebt, heb
je griep.
Causaal verband = 1 op 1 relatie
Correlatie: als je iets hebt, betekent het niet dat iedereen hetzelfde gaat doen zodat ze dat
ook krijgen. vb iedereen die elke dag een pakje rookt krijgt kanker -> sommigen krijgen
kanker en sommigen niet.
Voor geboorte
Onderscheid: aangeboren versus niet-aangeboren
Aangeboren = geërfd èn verworven
Niet-aangeboren = verworven
Onderscheid: geërfd versus genetisch
Geërfd = genetische info gaat over van ene generatie op andere
Genetisch = wat aan DNA aanwezig is (≠ van ene op andere generatie)
Als opvoeder heb je het meeste effect op verworven gedrag en GEEN effect op genetisch
bepaald gedrag.
Impact van biologisch programmatie op gedrag: GENETISCH
Cel = elementaire bouwsteen, volwassene: honderdduizend miljard cellen
Zygote = bevruchte cel (eicel + zaadcel)
Kern zygote: geërfd genetisch materiaal (vader + moeder)
bouwstenen DNA → genen → chromosomen → genoom → epigenoom
genen vormen samen een code
chromosomen: groep genen
genoom: genetisch paspoort, 22 paar + 1 paar XY of XX
epigenoom: aan/uitknop genetisch materiaal, gevoelig voor omgeving, kunnen slecht
afgestelt zijn
Vermenigvuldigingsdeling: zygote (en nadien elke cel) maakt kopie van zichzelf.
Groeien
Vanaf 1 fout heb je kanker
Vermenigvuldiging stopt, dan stop je ook met leven
, Ontwikkelingssoort/reductiedeling: doorgeven helft genetisch materiaal en alle kenmerken
Hoe dominanter een afwijking, hoe groter de kans dat je het doorgeeft.
44 autosomen/ 22 paar chromosomen en 2 geslachtschromosomen
Homologe chromosomen: genenpaar: ouders geven over dezelfde kenmerken, info door.
Inhoud van beide ouders is genetisch verschillend
Genotype: info die je doorgekregen hebt
Homozygoot: dezelfde invloed op dat kenmerk
Heterozygoot: verschillende invloed
Fenotype: resultaat van genetische invloed
Uitzoneringen dominantie/recessieve invloed: co-dominantie
Bloedgroep bepaald door 3 factoren ipv 2
A=B>O combinaties genotype: AA, AO, BB, BO, AB, BA
Fenotype: A B AB-> co-dominantie
Mutatie = wijziging genetisch material
+ flexibiliteit – aandoening
1/10 overleeft geboorte
1/10 ouders 9/10 leven (meeste genetische afwijkingen)
Genmutatie/puntmutatie: 1 fout, meestal vd vader
Chromosoommutatie: aar, vorm of grote
Deletie: tekort vb : cri-du-chat
Duplicatie : verdubbeling vb: fragiel-X
Insertie: vrij stuk hecht zich an verkeerd deel
Inversie: delen gewisseld
Translocatie: wisselen van delen, stukjes ervan (tumor)
Genoommutatie: aantal
Autosomaal (gwne chromosoom): monosomie (te weinig) vb miskraam
Gonosomaal (geslachtschromosoom): monosomie vb turner (man sterft, vrouw leven
maar zeer klein, rechthoekige lichaamsbouw en onvruchtbaar)
Autosomaal: trisomie (te veel) vb downsyndroom
Gonosomaal: trisomie vb XXX: niet vrouwelijk, minder goed in alles. XYY: minder slim en
gedragsproblemen. XXY: onvruchtbaar, ontwikkelen borsten, weinig baar, groot,
gewrichtsproblemen
Mozaikbeeld: Fouten in de eerste delingsprocessen: deels goed, deels fout
Gevolg: niet elke celkern telt evenveel chromosomen.
Voorbeelden: Down, Klinefelter
Mitochondriaal DNA: Niet alle geërfd materiaal zit in celkern; deels in michochondriën.
mDNA = maternaal DNA
! Energieleveranciers / hart, skeletspier, hersenweefsel
, Impact van biologisch programmatie op gedrag: NEUROLOGISCH
ZENUWSTELSEL – ANATOMIE
Reptielbrein: onbewust, in actie bij bedreiging, functies: ademhaling, hartslag,
bloeddruk
Zoogdierenbrein: reguleren emoties, sociale verbindingen, driften (honger, seks,..)
Mensbrein/cortex: 2 heften, 4zones, hogere bewuste: reflectie, fantasie, verleden,
toekomst, ervaring, bewust denken
Ruggenmerg: geleiding van hersenen naar perifere lichaam (= deel zenuwstelsel buiten
hersenen en ruggenmerg
Cerebrospinaal vocht: holtes in hersenen, schok demper vr hersenen en schedel,
probleem: waterhoofd/hydrocefalie=te veel water, zorgt vr beperking
Taken:
Input: registratie en verwerking > interne/externe zintuigelijke prikkels en
geheugen/emotioneel/beslissen
Output: reageren > motorisch (vb uitwendig gedrag), psychisch (bewustzijn, herinneren,
denken, voelen en willen) en het doel is om te gaan met situaties
Coördinatie autonome functies: hart, spijsvertering, ademhaling…
Neuronale communicatie
1: axon = info doorgeven
2: dondrieten = info ontvangen
3: neuron
4: neurotransmitters = bij depressie worden die niet herkent en keren ze terug >
presynaptische heropnamen = voorruimte
postsynaps = naruimte
synaps = ruimte tussen 2 neuronen
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper noahrls. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.