Samenvatting literatuur Weber
Rationalisering als leitmotiv
Ideaaltypen van sociaal handelen
Weber gefascineerd door snelle rationalisering van westerse samenleving. In andere
cultuurgebieden werd/ wordt ook wetenschap beoefend, maar Westen ontwikkelde als eerste
kenmerken als mathematische formulering, rationele bewijsvoering, gecontroleerd experiment,
systematiek en de eis van objectiviteit.
Analyse van rationaliseringsproces vormt rode draad in Webers werk. Hij ontwaarde dit proces op
diverse terreinen. Daarom is het niet zo verwonderlijk dat hij een breed rationaliteitsbegrip
hanteerde. Bij hem heeft rationaliteit verschillende betekenissen, die afhankelijk zijn van context
waarover wordt gesproken. Weber had een indeling van hoofdmotieven van sociaal handelen.
A.d.h.v. deze typologie genoemde motieven kunnen we later makkelijker de historische tendenties
in richting van rationale handelen afmeten. Weber onderscheidt vier ideaaltypen:
- Doelrationeel (zweckrational) handelen;
- Waarderationeel (wertrational) handelen;
- Affectief handelen;
- Traditioneel handelen.
Gedrag is doelrationeel (ook wel: functioneel-, instrumenteel-, technisch- of formeelrationeel) indien
het gericht is op met succes bereiken van bepaald doel, en zowel doel als middel weloverwogen zijn.
Ideaal gezien strekt het doelrationele afwegingsproces zich ook uit tot overdenken van gevolgen van
keuze van bepaalde middelen en consequenties van bereiken van gestelde doel. Weber definieert de
doelrationaliteit vanuit het gezichtspunt van het individu dat handelt, vanuit diens persoonlijke
kennis over zijn mogelijkheden. Het gaat er dus niet om of de buitenstaander, bijv. een beter
geïnformeerde onderzoeker, die acties wel of niet verstandig vindt.
Waarderationaliteit komt voort uit overtuiging dat een bepaalde handeling een intrinsieke waarde
bezit (Eigenwert), onafhankelijk van nut/ resultaat. Uitvoeren van handeling zelf is het doel. Gedrag
is waarderationeel indien het doel niet verstandig is gekozen, maar als de middelen om dat doel te
bereiken zijn gebaseerd op rationele overwegingen. Men is bijv. waarderationeel bezig wanneer
men zijn gedrag afstemt op culturele, religieuze, ethische of esthetische waarden. Kapitein aan zijn
eer verplicht als laatste zinkend schip te verlaten, gedraagt zich waarderationeel. Als hij
machtspositie misbruikt en als eerste in reddingssloep plaatsneemt --> man zonder eergevoel, met
die wetenschap zou hij niet kunnen leven.
Affectieve handelingen worden ingegeven door gevoel: spontaan omhelzen vriend, huilen om
sterfgeval plotseling boos worden op ondeugend kind. Werking van ons verstand kan ook rol spelen
bij beheersing van onze gevoelens, bijv. wanneer we iets doen/ nalaten om bepaalde angst te
verminderen/ vermijden. 'Gespeeld’ boos worden van schooljuffrouw, omwille van orde houding, is
geen affectieve handeling, maar een vorm van doelrationeel gedrag. Cruciale verschil dat de
‘emotionele’ handeling nu gepaard is gegaan met bewuste overdenking.
De traditionele handeling wordt opgelegd door heersende gewoontes, die zo sterk zijn verinnerlijkt,
dat het individu er niet eens meer bij stilstaat waarom het onder bepaalde omstandigheden altijd
diezelfde handelingen verricht. Net als bij puur affectieve handeling is hierbij geen sprake van vooraf
nadenken over gevolgen of nut van de handeling.
Aan deze typologie ligt een meer basale tweedeling ten grondslag: namelijk het onderscheid in
rationeel en niet-rationeel handelen. Het individu handelt rationeel als hij zelf bewuste/ berekende
, initiator van zijn gedrag is. Hij handelt niet-rationeel indien hij zich laat leiden door zijn gevoelens of
door gewoonten. In werkelijk handelen mensen vaak op basis van combinatie van rationele
overwegingen en niet-rationele motieven.
Betekenissen van rationalisering
Weber bewust van complexiteit/ veelzijdigheid van motieven voor sociaal gedrag. Hij besefte dat
meeste handelingen binnen moderne westerse samenleving nog altijd plaatsvonden in toestand van
halfbewustheid of daadwerkelijke onbewustheid. Wel was hij overtuigd dat moderniserende
samenlevingen neigen naar toename van doelrationele handelen. De efficiënte toepassing van
middelen wordt daar voortdurend op voorgrond geplaats. Gedrag gebaseerd op andere waarden
dan economisch rendement/ eigenbelang, wordt steeds verder naar achtergrond geschoven. Er is
steeds minder ruimte voor tradities. Wetenschap, economie en functioneren van organisaties
worden steeds rationeler. Weber legde een rationele ontwikkeling bloot van politieke autoriteit door
heersers die door geboorte waren begiftigd met charisma/ macht, naar de koele, verstandelijke
staatshoofden van nu, die regeren binnen strikte grenzen van wettelijke voorschriften en richtlijnen
van openbaar bestuur.
Weber verschillende betekenissen van rationaliteit, Collins onderscheidt drie hoofdbetekenissen:
- Instrumentele rationaliteit: vormt de basis van moderne kapitalisme. De ruiltransacties op de
vrije markt worden uitsluitend bepaald door doelgerichte behartiging van eigenbelang.
Transacties worden er niet gehinderd door heilige taboes, noch door tradities, privileges van
bepaalde groepen of door verplichtingen van solidariteit/ achting. Economische handelingen
worden uitsluitend gestuurd door economische nut. In zijn pure, ideaaltypische vorm – vorm die
dus nergens concreet voorkomt – biedt de vrije markt het schoolvoorbeeld voor functioneren
van instrumentele rationaliteit --> in positieve en negatieve zin.
- Positief in zin van berekenbaarheid en doelgerichtheid;
- Negatief in de zin van het ontbreken van traditionele, religieuze en moderne beperkingen.
Op andere plaatsen zet Weber rationele vormen tegenover traditionele. Dan gaat het om
organisaties of krachten die erin slagen de wereld naar hun hand te zetten.
- Toenemende beheersing van natuur. Natuur wordt teruggebracht tot middel van bestaan. In
deze betekenis is er dus ook sprake van een relatie tussen middelen en doelen. Traditionalist zal
passief blijven en niet ingrijpen in wereld om hem heen, terwijl modernist voortdurend zoekt
naar nieuwe beheersingsmethoden.
- Bureaucratie. Voor Weber was dit een meer gerationaliseerde vorm van bestuurlijke organisatie
dan de meer traditionele vormen van beheer uit verleden. Belangrijk element van rationaliteit is
de voorspelbaarheid en regelmatigheid of standaardisatie van de handelingen. Die criteria
worden nergens zo op de spits gedreven als in de bureaucratische administratie en controle.
Brubaker komt met een andere benaderend. Hij spreekt van drie kernbestanddelen, die telkens
weer terugkomen. Het gaat voortdurend om:
1. Het gebruik van het verstand en de daarmee gepaard gaande uitbreiding van kennis;
2. De versterking van de beheersing van de natuur en van sociale organisaties;
3. De toename van zakelijke en de afnamen van persoonlijke relaties.
In tabel 5.1 wordt relatie tussen uiteenlopende domeinen en diverse betekenissen van rationaliteit
in kaart gebracht.