Les 1: bloed en weefsels
De noodzaak beschrijven van een circulatiesysteem en een
ademhalingssysteem voor grotere organismen
Bloed circuleert van en naar het hart door een verbazingwekkend uitgebreid netwerk van
vaten.
De noodzaak: het rond brengen van bloed en zuurstof door het gehele lichaam, ook
afvalstoffen en voedingsstoffen, zuurstof te leveren aan alle organen en CO2 mee te nemen
en uitscheiden via longen.
Diffusie van stoffen is veel te traag bij grotere afstanden om een meercellig organisme in
leven te houden. Met intern transport kan de diffusie afstand kort worden gehouden (en het
oppervlakte vergroot, d.m.v. veel capillair endotheel/bed)
Beperking factor: diffusie (hoe groter de afstand hoe minder snel het gaat)
Voordeel gesloten systeem: geen mix meer tussen O2 arm en rijk bloed, omdat er een
duidelijke scheiding is nu. Slagader naar long heeft O2 arm bloed dus niet alle slagaders
hebben O2 rijk bloed! Vene van long naar hart O2 rijk bloed dus ook niet alle venen O2
arm bloed! Dit zijn de uitzonderingen.
Binnen elk type stroomt het bloed slechts in één richting. Slagaders vervoeren bloed van het
hart naar organen door het hele lichaam. Binnen organen vertakken arteriën zich in
arteriolen. Deze kleine vaten transporteren bloed naar capillairen, microscopisch kleine
vaten met zeer dunne, poreuze wanden.
Netwerken van haarvaten, capillaire bedden genaamd, infiltreren weefsels en passeren
binnen een paar cel diameters van elke cel in het lichaam. Door de dunne wanden van
haarvaten worden opgeloste gassen en andere chemicaliën uitgewisseld door diffusie tussen
het bloed en de interstitiële vloeistof rond de weefselcellen.
Arteriën voeren bloed weg van het hart naar capillairen, en venen voeren bloed terug naar
het hart vanuit capillairen.
De enige uitzonderingen zijn de poortaders, die bloed vervoeren tussen paren capillaire
bedden. De leverpoortader voert bijvoorbeeld bloed van capillaire bedden in het
spijsverteringsstelsel naar capillaire bedden in de lever.
De structurele onderdelen opnoemen van de humane dubbele
bloedsomloop
Bij dieren met een dubbele bloedsomloop zijn de pompen voor de twee circuits
gecombineerd tot één orgaan, het hart.
,Dubbele circulatie zorgt voor een krachtige bloedstroom naar de hersenen, spieren en
andere organen omdat het hart het bloed weer onder druk zet nadat het door de capillaire
bedden van de longen of de huid is gegaan.
Arteriën = slagaders , venen = aders en capillairen = haarvaten : zijn de drie belangrijkste
soorten bloedvaten.
De kamers die bloed ontvangen dat het hart binnenkomt, worden atria genoemd (atrium).
De boezems die verantwoordelijk zijn voor het pompen van bloed uit het hart worden
ventrikels genoemd.
- Pulmonale circulatie: de kleine bloedsomloop (O2-arme arterie , longen ,O2-rijke
vene, hart)
- Systematische circulatie: de grote bloedsomloop (hart, lichaam, hart)
- Poortadersysteem lever
- O2-arme arterie
- O2-rijke arterie
- O2-arme vene
- O2-rijke vene
- Kransslagadersysteem (Arteriesysteem van het hart)
- (Lever)poortader: O2 arm bloed van darmen naar de lever
Aangeven welke organen op welke wijze de samenstelling van het
bloed bepalen
Gewerveld bloed is een bindweefsel dat bestaat uit cellen die zijn gesuspendeerd in een
vloeibare matrix die plasma wordt genoemd.
Opgelost in het plasma zijn ionen en eiwitten die, samen met de bloedcellen, functioneren in
osmotische regulatie, transport en verdediging. Anorganische zouten in de vorm van
opgeloste ionen zijn een essentieel onderdeel van het bloed. Sommige bufferen het bloed,
terwijl andere helpen de osmotische balans te behouden.
Bovendien heeft de concentratie van ionen in plasma rechtstreeks invloed op de
samenstelling van de interstitiële vloeistof, waar veel van deze ionen een vitale rol spelen in
spier- en zenuwactiviteit.
Net als opgeloste ionen fungeren plasma-eiwitten zoals albumine als buffers tegen pH-
veranderingen en helpen ze de osmotische balans tussen bloed en interstitiële vloeistof te
behouden.
Bot: produceert bloedcellen
Lever: produceert plasmaeiwitten en zuivert bloed
Longen: gas-uitwisseling
Darm: neemt water en voedingsstoffen op uit de voeding naar het bloed
,Nier: filtert bloed en helpt zuivering
Milt: bloedcellen opslaan, oude bloedcellen wegdoen
Alle organen halen O2 en voedingsstoffen uit het bloed en geven afvalstoffen en CO2 aan
het bloed af.
De relatie leggen tussen structuur en functie van arteriën, capillairen en
venen
Venen: hebben een grote lumen
Uitleggen hoe bloed kan terugkeren naar het hart vanuit de onderste
extremiteiten en tegen de zwaartekracht in
Kleppen zorgen ervoor dat venen bloed alleen richting het hart kan stromen,
samentrekkende spieren drukken een vene dicht. Dus: skeletspieren (m.n. de
kuitspieren) functioneren als een pomp.
Hulpmiddelen: kleppen en skeletspieren
De spieren gaan drukken om de bloed omhoog de duwen
Achter de kleppen komen stollen, spieren werken niet bloed stolling
Trombose op de been gaat naar boven, blijft hangen in de eerste capillaire (longen)
afsterving van de longweefsel.
Zwaartekracht heeft een significant effect op de bloeddruk. Zwaartekracht is ook een
overweging voor de bloedstroom in aderen, vooral die in de benen.
Wanneer u staat of zit, trekt de zwaartekracht het bloed naar beneden naar uw voeten en
belemmert het de opwaartse terugkeer naar het hart. Omdat de bloeddruk in aderen relatief
laag is, hebben kleppen in de aderen een belangrijke functie bij het in stand houden van de
, unidirectionele bloedstroom in deze vaten. De terugkeer van bloed naar het hart wordt
verder bevorderd door ritmische samentrekkingen van gladde spieren in de wanden van
venulen en aders en door samentrekking van skeletspieren tijdens inspanning
Het benoemen van verschillende typen endotheel en hun functie in de
verschillende organen
Endotheelcellen zijn zeer dun en maken het transport mogelijk van stoffen naar de
interstitiële ruimte.
Spierweefsel maakt het mogelijk om de bloedtoevoer naar een orgaan te reguleren.
Capillairen hebben géén spierweefsel.
Structuur bloedvaten:
Capillairen bestaan uit een enkele laag endotheelcellen en een extracellulaire laag genaamd
de basal lamina. Hier alleen uitwisseling stoffen omdat alleen hier de wanden dun genoeg
zijn.
Zowel vene als arterie bestaan uit 3 lagen: buitenste laag: connectieve tissue bestaande uit
elastische vezels en collageen (stevigheid).
Je kan als voorbeeld een “tuinslang” gebruiken om snelheid uit te leggen. Je wilt juist
langzame snelheid in capillairen, voor een zo’n efficiënt mogelijke uitwisseling van stoffen.
Alle bloedvaten bevatten een centraal lumen (holte) bekleed met een endotheel, een enkele
laag afgeplatte epitheelcellen. Net als het gepolijste oppervlak van een koperen buis
minimaliseert de gladde endotheel laag de weerstand tegen vloeistofstroming.
Rondom het endotheel bevinden zich
weefsellagen die verschillen tussen
capillairen, arteriën en venen, wat wijst op
duidelijke aanpassingen aan de specifieke
functies van deze vaten.
Capillairen zijn de kleinste bloedvaten, met
een diameter die slechts iets groter is dan die
van een rode bloedcel.
Capillairen hebben ook zeer dunne wanden,
die bestaan uit slechts een endotheel en een
omringende extracellulaire laag die de basale
lamina wordt genoemd.
De uitwisseling van stoffen tussen bloed en
interstitiële vloeistof vindt alleen plaats in