CE Vogels 4 december 2019
1. De vogel
Duiven (Columbiformes)
Voeding: zaden- of vruchteneters
Water: wordt naar binnen gezogen, snavel onder water gedompeld
Kenmerken: grote krop, voeden jongen met kropmelk
Eieren: 1-2
Broedtijd: 11-28 dagen
Jongen: nestblijvers, blijven 10-35 dagen in nest
Nest: bomen/struiken/grond/holen, takken in elkaar gevlochten als vloertje
Leefgebied: alle continenten en klimaatzones behalve poolgebieden
Hoenderachtigen (Galliformes)
Kenmerken: grondvogels, 3 tenen naar voren en 1 teen wat hoger en naar achteren
gericht
Eieren: veel
Jongen: nestvlieders, blijven enkele uren in nest
Nest: kuiltje in de grond
Leefgebied: alle continenten
Lori’s, kaketoes, papegaaien en parkieten (Psittaciformes)
Voeding: zaden
Kenmerken: gekromde bovensnavel, 2 tenen vooruit en 2 achteruit, kunnen niet
alleen zijn
Jongen: nestblijvers, ook nog lang bij de ouders na het uitvliegen om te socialiseren
Nest: holen, nestblok nodig
Leefgebied: alle continenten behalve Europa, alle klimaatzones tot 4.000 meter
Zangvogels (Passeriformes)
Kenmerken: bijzondere bouw stemorgaan, 3 of meer paar stembanden
Jongen: nestblijvers, blijven 10-40 dagen in nest en worden nog 10-30 dagen
bijgevoerd
Nest: sommige soorten leggen de eieren in het nest van een andere zangvogelsoort
Leefgebied: alle continenten en alle klimaatzones
Vogelbonden
Kleindier Liefhebbers Nederland, Aviornis International Nederland, Valkerij organisaties, De
Nederlandse Bond van Vogelliefhebbers.
Inheemse vogelsoorten
Wilde vogels die zich in de EU bevinden. In gevangenschap gefokte dieren met pootring
mogen worden gehouden. Alle inheemse vogelsoorten hebben als status ‘beschermd’.
,Uitheemse vogelsoorten
Alle soorten die behoren tot de tropische vogels. Zijn opgedeeld in niet beschermd en
beschermd. Vogels met een beschermde status vallen onder een internationaal verdrag of
Europese verordeningen.
2. De kenmerken van een vogel
Algemeen
Hebben een wervelkolom en 2 stel gepaarde ledematen, vleugels en poten. In ruststand zijn
de pootspieren aangespannen, bij aanspannen ontspannen de tenen zich.
Lichaamstemperatuur is 40°C of hoger. Vogels hebben een hoge energiebehoefte.
Anatomie
De botten zijn hol en zeer licht, maar sterk. In de holle gedeelten bevinden zich luchtzakken
door het hele skelet. Dit zijn verlengstukken van de longen, waardoor de vogel meer zuurstof
tot zich kan nemen bij minder adembewegingen. De ingeademde lucht gaat eerst naar de
achterste luchtzakken en de achterzijde van de longen. Het stroomt door naar de longen en
voorste luchtzakken terug naar de luchtpijp.
Het pootgewricht bestaat uit de voetbeentjes en het enkelgewricht. De tenen zitten aan het
pootgewricht. De poten kunnen gebruikt worden om op takken te zitten, als wapen of om
mee te peddelen.
Aan de onderarm en hand zitten de vliegpennen, de armen worden bewogen door
borstspieren die vastzitten aan het borstbeen, dit is het meest gespierd om te kunnen
vliegen.
De wervelkolom is gecompliceerd van vorm. Zo kan een vogel alle verschillende bewegingen
opvangen. De wervels boven de romp zijn met elkaar vergroeid om samen met de ribben de
borstkas te kunnen beschermen. Vogels hebben 3-9 ribben. De hals is zeer beweeglijk. Ook
het aantal halswervels verschilt per soort.
Lendenwervels zijn met het bekken en staartwervels vergroeid.
Snavelvormen:
Kegelvormig: zaadeter
Spits: insecteneter
Krom: roofvogel
Krom onder en boven: papegaaiachtige
In plaats van tanden hebben vogels kleine, scherpe kiezelsteentjes in de maag.
Zingen of roepen vindt plaats vanuit de syrinx, dat is een stelsel van luchtspleten dat lucht
langs de stembanden leidt.
De bevedering
Zorgt voor isolatie, kunnen vliegen en is drager van kleur en tekening. Dons staat wijd uit en
houdt het lichaam warm. Dekveren grijpen in elkaar en houden vocht en lucht tegen.
Slagpennen worden gebruikt bij het vliegen, met de staartveren kan de vogel sturen en
remmen. Veren worden elk jaar vervangen in de rui. Papegaaiachtigen en duiven ruien het
hele jaar door. Tijdens de rui is de kleur van de bevedering te beïnvloeden.
, De kleur van de bevedering
Opname van kleurstoffen uit planten zorgen voor de grondkleur. Het lichaam maakt donkere
kleuren en strepen door het aminozuur tyrosine. Kleuren kunnen ook ontstaan door breking
van het licht, dit zijn structuurkleuren.
Inwendige processen bij de vogel, fysiologie
Gezichtsvermogen:
Belangrijkst voor het zoeken van voedsel
Ogen meestal aan zijkanten van de kop en kunnen vaak onafhankelijk van elkaar
bewegen
Scherp zien en onderscheiden van kleuren is sterk ontwikkeld
Gehoor:
Zeer sterk ontwikkeld
Oren meestal aan zijkanten van de kop, afgedekt door veren die geluid wel zo goed
mogelijk door laten
Door bewegen van de kop kunnen de oren als peilapparaat gebruikt worden bij het
zoeken van de prooi
Reukzin:
Sommige soorten beschikken over een hoogontwikkelde reukzin en sommige over
een slecht ontwikkelde reukzin
Smaakzin:
Is in veel gevallen slecht ontwikkeld, vaak geen probleem met het toedienen van
medicijnen hierdoor
Tastzin:
Goed ontwikkeld, van groot belang voor voedselkeuze
Beoordelen van eigenschappen voedsel
Tastzinpapillen liggen aan de snavelranden en op de tong, geven informatie door
Veel vogels hebben snorharen (langgerekte veren), deze zijn nuttig in het donker
Kompas:
Oriënteren in de ruimte om de vogel heen, de zon en sterren/aardmagnetisme
Routes van trekvogels
Postduiven die altijd terugkeren
Vogels hebben besef van tijd
Stofwisseling
Eten>krop (weken)>slokdarm>kliermaag (verteringssappen)>spiermaag
(vermalen)>darmen>door darmwand>bloed (transport)>cellen (opname)>afvalstoffen naar
lever, nieren en longen.