Civas Kindercoaching H1 t/m H30
Heel de cursus Kindercoaching samengevat. De samenvatting heb ik zelf gebruikt voor het leren van deze cursus; zeer uitgebreid. Examen gehaald met een 9
Module 1: Algemene gesprekstechnieken & ethiek
Les 1: De relate tussen hulpverlener en cliënt.
Grondhouding van de hulpverlener
Hulpverlener bezit algemene basisvaardigheden en inzichten
Hulpverlener bepaalt de vorm van het gesprek
Cliënt bepaalt de inhoud van het gesprek
Ook bezitten ze dezelfde grondhouding correcte, ethisch verantwoorde en efecceve
manier omgaan met cliënten dit zorgt voor een professionele houding
Hulpverlening = proces waarbij een hulpverlener op transparante en met de cliënt vooraf
overeengekomen wijze, zo veel mogelijk professionele methoden toepast om de emoconele
en/of gedragsproblemen van de cliënt systemacsch, zo goed mogelijk, duurzaam en relevant
te reduceren.
degene die de hulp verleent.
Coaching = opbouwende, gelijkwaardige manier van gespreksvoering, waarbij de gecoachte
zelf verantwoordelijkheid draagt voor de ontwikkeling van in potence aanwezige
competences. Dit proces voltrekt zich door het opsporen en wegnemen van weerstand en
door het bewust worden van al aanwezige kennis, vaardigheden en talenten.
Grondhouding is de belangrijkste basis voor het slagen van de therapie.
1. Ethiek je waakt erover dat je te allen cjde deugdelijk met de cliënt omgaat.
2. Efeccviteit een hulpverlener zonder de juiste (gespreks)technieken, maar met een
goede grondhouding bereikt meer dan andersom.
Het gesprek is het belangrijkste medium dat de hulpverlener hanteert binnen de
professionele relace.
Non-direcceve of direcceve houding
Non-directee = een benadering waarbij het gaat om de mening van de cliënt, hulpverlener
geeft daarbij niet of nauwelijks richtlijnen of adviezen. (psychoanalyse)
Voordeel: cliënt neemt geen denkbeelden over van hulpverlener
Nadeel: cliënt moet zelf zoeken en kan daardoor de weg kwijtraken
Direccef = geven wel de richcng aan waarin de cliënt moet zoeken, laat cliënt tot conclusies
komen door zelfonderzoek (cogniceve gedragstherapeuten)
Oordelen en veroordelen
Hulpverlener mag oordelen wat wel en niet helpend is m.b.t. het probleem van de cliënt.
Nooit veroordelen.
Veroordelen = een waardeoordeel over een persoon
Oordelen = onderscheid tussen de persoon en zijn gedrag
1
,Overdracht en tegenoverdracht
Overdracht = alle gevoelens, wensen en angsten die de cliënt voelt ten opzichte van de
hulpverlener (met bagage vanuit het verleden) wanneer er nog geen of te weinig
vertrouwen is.
Tegenoverdracht = alle gevoelens, wensen en angsten die de hulpverlener voelt ten aanzien
van de cliënt
Positeve overdracht = overdragen van posiceve gevoelens
Negateve overdracht = het overdragen van negaceve gevoelens
Zelf een juiste balans vinden, zitten in een hoek van 120 graden is het fjnst.
Gedragsgrenzen van cliënt en hulpverlener
- Alles binnen de professionele relace is vertrouwelijk
- Neem nooit de plek in van iemand uit de omgeving
- Hulpverlening staat centraal, niet jij (maak jezelf niet té belangrijk)
- Neem problemen van een ander niet over
- Maak geen misbruik van de vertrouwensrelace
Respect en betrokkenheid
Dit zijn belangrijke waarden. Bij respect maak je onderscheid tussen persoon en gedrag.
Valkuil is wederkerige betrokkenheid. Cliënten tonen dit niet alcjd terug.
Empathie = het vermogen om je in te leven in de gevoelens of de gedachtegang van anderen
Let op: Bescherm jezelf tegen zaken die je raken, leef je niet té veel in de ander.
Omgaan met agressie
Stap 1: Inschatten van agressie
Agressie bestaat uit 4 fasen
- Boosheid; gericht of algemeen
- Schelden
- Dreigen
- Fysieke agressie
Stap 2: Boosheid benoemen; ik zie dat ...
Stap 3: Bruggen bouwen; hoe kan je hem helpen
Stap 4: Voorwaarde stellen; dat doe je na stap 3
Stap 5: Gedragsinstrucce; als bovenstaande niet helpt het lukt je nu niet om ruscg te
worden, ga naar een ruscge kamer ...
De roos van leary
Als hulpverlener kun je verschillende posices innemen.
De roos van leary kent 2 variabelen; machtsposice en mate van afstand.
2
,Vier posites:
1. Nabijheid/hogere machtsposite hulpverlener stelt zich op als expert en vertelt de
ander wat hij moet doen
2. Nabijheid/lagere machtsposite cliënt volgt en werkt mee met de behandeling
3. Aestand/hogere machtsposite cliënt neemt niets aan van hulpverlener.
4. Aestand/lagere machtsposite cliënt denkt dat hij niets voorstelt.
Verschillende posices nader belicht
Systeemtherapeut ieder neemt een eigen posice in, beste als ieder naar het midden komt
Aandachtgerichte therapeut precies in het midden
Speltherapeuten precies in het midden
Cogniteve gedragstherapeuten afhankelijk van de doelen
Oplossingsgerichte therapeuten dezelfde posice als de cliënt
Kindercoach soms hogere machtposice innemen
LES 2: GESPREKSTECHNIEKEN
Belangrijkste medium voor hulpverleners het gesprek
Communicace verbaal (letterlijk wat je zegt 30%) en non-verbaal (intonace,
gezichtsuitdrukking, lichaamshouding, tempo, oogcontact, handgebaren 70%)
Ruis kan ervoor zorgen dat de boodschap vervormd aankomt en niet goed wordt begrepen
Verbale communicace:
Socracsch dialoog = meest gebruikte methode om verbale hulpverlening uit te voeren. De
cliënt kent zichzelf het beste, laat hem het woord doen en vul als hulpverlener daarbij aan
met kennis. Maak gevoelens, gedachten en gedrag bewust en concreet bespreekbaar, zodat
je er samen over kunt nadenken en redeneren.
Socracsche dialoog kent kenmerken:
1. De mens is deskundig over zichzele hulpverlener is deskundig in zijn beroep, maar de
cliënt is deskundig over zichzelf.
2. Haal de deskundigheid van de ander naar boven nieuwe inzichten naar boven brengen/
maak de cliënt bewuster.
3. Geee geen antwoorden, maar stel vragen antwoord wat de cliënt geeft heeft diepere
betekenis
Belang van vragen stellen
- Vermijd vaktermen en pas je aan op het niveau van je cliënt
Idiosyncracsch taalgebruik = het overnemen van de taal van de cliënt
- Open en gesloten vragen
Vermijd ‘waarom’ en ‘omdat’ vragen bij kinderen
Yes-set = een serie vragen waarop het antwoord alleen maar ‘ja’ kan zijn
- E-in vragen en E-ex vragen wil je er nog meer over vertellen (e-in) of wil je ergens
anders over praten (e-ex)
- Suggesceve vragen hebben het antwoord al in zich (je bent geslagen he?)
- Retorische vragen vraag die eigenlijk geen vraag is (wie is er weer te laat?)
3
, - Discussievragen lokken reacce van de ander uit (laat jij dat zo gebeuren?) Men
vraagt de ander om een standpunt in te nemen en deze vragen zijn vaak suggescef.
- Vragen herhalen je geeft geen antwoord, maar herhaalt wat de cliënt heeft
gezegd
- Samenvaten zorgt voor structuur en bevescging of het klopt wat je hoort
Antwoorden
- Ja maar, betekent nee.
- Slachtofertaal negaceve uitspraken die niet kloppend zijn (iedereen haat mij)
- Schuldige zoeken blijf alcjd objeccef en ga er niet in mee
- Ik heb geen probleem dat hij daar is, zegt dat hij er last van heeft
Non-verbale communicace
Congruent zijn is belangrijk je lichaamstaal komt over op je woorden
- Actee luisteren je laat zien dat je geïnteresseerd bent (knikken, ja zeggen)
- Volume praat goed verstaanbaar.
- Spreektempo laag, zodat je je woorden kunt kiezen, straalt rust uit en je biedt de
ander de kans om te reageren.
- Melodie nadruk leggen op bepaalde woorden
- Oogcontact afwisselend.
- Ondersteunende gebaren door bijv. je handen
Een gesprek voeren met kinderen
5 valkuilen in communicace met kinderen
1. Over één onderwerp praten hierdoor kunnen we gemakkelijk info ordenen
2. Veronderstelde alwetendheid communicace is vaak gesloten omdat we denken te
weten wat een kind voelt.
3. Gesloten vragen makkelijker voor het kind om te beantwoorden, terwijl het
eigenlijk opdrachten zijn i.p.v. vragen. Hebben vaak een opvoedkundig karakter en
zijn suggescef omdat ze de antwoordmogelijkheden beperken.
4. Weinig geduld volwassene vullen woorden voor het kind in.
5. Doel van het gesprek zowel voor hulpverlener als voor het kind.
Schat het gespreksniveau van het kind in
De talige, cogniceve en sociale ontwikkeling van het kind hebben allemaal invloed op het
gespreksniveau.
Pervasieve ontwikkelingsstoornis = stoornis bij kinderen met aucsme. Gebruiken volwassen
taal, maar redeneren op kinderniveau.
- 4 tot 6 jaar; spel en gesprek combineren
Kinderen zitten niet graag scl gebruik spel
Korte gesprekken spanningsboog 10 min
Scmuleer en beloon het vertellen op zich
Wees duidelijk eigen belevingswereld, snappen niet dat jij die dingen niet weet
Waar i.p.v. wanneer vraag naar plaatsen i.p.v. cjden.
Open vragen gesloten wanneer je iets specifeks wil weten
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Sandravz. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €25,49. Je zit daarna nergens aan vast.