Medische en verpleegkundige kennis 2.1
Leerstof
Lesweek 1 Veroudering
Glaucoom
Glaucoom: Progressieve schade aan de nervus opticus met typische beperkingen of uitval van het
gezichtsveld. Een verhoogde druk in de oogbol is vaak de oorzaak (verhoogde oogdruk), maar kan
ook voorkomen bij een normale druk in de oogbol. Het is eigenlijk een neuropathie (zenuw
aandoening). Het is een belangrijke oorzaak van blindheid. Komt vaak voor bij personen ouder > 65
jaar.
Risicofactoren: Verhoogde oogdruk (door bijvoorbeeld verstoorde afvoer van het kamerwater),
hogere leeftijd, hart- en vaatziekten, diabetes mellitus, etniciteit, glaucoom in de familie, ernstige
myopie (bijziendheid), oogletsel, migraine, chronisch gebruik van corticosteroïden.
Etiologie: Een beschadiging van de optische zenuwvezels, ontstaan door mechanische druk of
verminderde bloedvoorziening door beschadiging of dichtdrukken van de bloedvaatjes die de
oogzenuw van bloed voorzien.
Pathofysiologie: Beschadiging van de optische zenuwvezels leidt tot verlies van deze zenuwvezels.
Zichtbaar als excavatie (uitholling) van de nervus opticus. Door beschadiging oogzenuw, wordt het
gezichtsveld minder. Gezichtsuitval is langzaam progressief en onherstelbaar. Het centrale zien blijft
lang intact, maar het perifere gezichtsveld valt als eerste uit. Een glaucoom kan in één of beide ogen
voorkomen en acuut of chronisch zijn. Bij een acuut glaucoom neemt de oogdruk snel toe als gevolg
van een plotselinge afsluiting van de voorste kamerhoek.
Symptomen:
Acuut glaucoom → Plotselinge visusvermindering, rood oog, hevige pijn in het oog, hevige hoofdpijn
(boven de wenkbrauw), misselijkheid en braken. Ook kan fotofobie (het zien van gekleurde kringen
(halo’s) rondom lichtbronnen) voorkomen en de pupil is lichtstijf.
Chronisch glaucoom → In de beginfase nog niet op te merken; centrale zien is intact en uitval van het
omgevingszien in één oog kan vaak worden opgevangen door het andere oog. Vaak is er al langere
tijd sprake van een verlies aan zenuwvezels, voordat wordt gemerkt dat het gezichtsveld minder
wordt. Bij een gevorderd glaucoom is het kokerzien kenmerkend, hierdoor zien ze bepaalde dingen
niet meer. Leidt tot problemen met de mobiliteit, deelname aan verkeer en bepaalde
werkzaamheden.
Diagnostiek: Inspectie van de pupil m.b.v. fundoscopie en gezichtsveldonderzoek. De intra-oculaire
druk wordt bepaald m.b.v. tonometrie.
Behandeling: Handhaven van gezichtsvermogen en kwaliteit van leven. Oogdruk wordt verlaagd tot
een bepaalde streefdruk, ook als de oogdruk normaal is. De intra-oculaire druk kan verlaagd worden
met oogdruk verlagende oogdruppels. Bij therapietrouw of wanneer de medicatie onvoldoende
effect heeft, kan een laserbehandeling of operatie nodig zijn.
Complicaties: Verminderde kwaliteit van leven, vooral wanneer het gezichtsvermogen in beide ogen
is aangetast.
,Prognose: Blijven onder controle van de oogarts. De opgelopen schade aan de oogzenuw kan niet
meer herstellen.
Preventie: Belangrijk om glaucoom zo vroeg mogelijk te herkennen en te behandelen, zodat verdere
beschadiging van de oogzenuw kan worden voorkomen (secundaire preventie).
Cataract
Cataract/staar: Een oogaandoening met vertroebeling van de lens. Een typische ouderdomsziekte,
maar kan ook voorkomen bij heel jonge kinderen.
Risicofactoren en etiologie: Hoge leeftijd (seniel cataract (ouderdomsstaar)), genetische aanleg,
blootstelling aan uv-licht, roken, diabetes mellitus, oogtrauma, oogontsteking, oogoperatie, gebruik
van bepaalde medicatie (met name corticosteroïden). Kinderen van moeders die tijdens de
zwangerschap mazelen of rodehond hadden, hebben een verhoogd risico op congenitaal cataract
(aangeboren staar).
Pathofysiologie: Vertroebeling in de lens ontstaat door verandering van de eiwitten in de lensvezels
of door (mechanische) beschadiging van de lensvezels van het lenskapsel. Veranderingen in de lens
kunnen enkel- of dubbelzijdig zijn.
Symptomen: Verminderen van de visus, grauw/wazig zien, schittering en verblinding (door zonlicht
of autolampen) → fotofobie, dubbelzien, nachtblindheid (niet goed kunnen zien bij weinig licht).
Diagnostiek: Spleetlamponderzoek.
Behandeling: Operatie is de enige optie, vindt pas plaats als de zorgvrager in toenemende mate
hinder ervaart van visuele beperkingen. Het bestaat uit verwijdering van de troebele lens en
plaatsing van een kunstlens in het lenskapsel.
Complicaties: Onbehandeld kan staar tot blindheid leiden. De staaroperatie veroorzaakt soms ook
complicaties, zoals een ernstige bacteriële ontsteking van het binnenste van de oogbol of nastaar. Bij
nastaar vermindert de visus binnen enkele jaren na een staaroperatie door vertroebeling van het
lenskapsel, goed te behandelen met een laserbehandeling.
Prognose: Na een staaroperatie is het gezichtsvermogen in de meeste gevallen weer normaal. Heeft
kans op een operatie aan het andere oog.
Preventie: Niet roken, vermijden van blootstelling aan uv-licht en zorgvuldig gebruik van
corticosteroïden.
Maculadegeneratie
Maculadegeneratie: De hoeveelheid kegeltjes neemt af van de macula (gele vlek). Komt veel voor op
oudere leeftijd en is de meest voorkomende oorzaak voor blindheid bij ouderen. Maculadegeneratie
op jongere leeftijd noemen we juveniele maculadegeneratie.
Risicofactoren: Hogere leeftijd, erfelijke factoren, vrouwelijk geslacht, witte huidskleur, blauwe
oogkleur, roken, obesitas, overmatige blootstelling aan zonlicht, cardiovasculaire aandoeningen,
hypertensie (hoge bloeddruk).
Etiologie en pathofysiologie: Precieze oorzaak vaak niet bekend (idiopathisch). Er zijn twee vormen
van maculadegeneratie, de droge en de natte vorm. De natte vorm begint als droge vorm. Bij
maculadegeneratie wordt het centrale deel van de retina (netvlies), de macula, aangetast. Dit deel
bevat veel kegeltjes en is verantwoordelijk voor het centrale zien, scherp zien en contrast zien. Het
, perifere gezichtsveld blijft intact. Het retinale epitheel wordt aangetast en er ontstaan ophopingen
van afvalstoffen, er treedt vervolgens atrofie (verschrompeling van spieren) op. Wanneer er ook
nieuwe bloedvaten worden gevormd, zijn deze van slechtere kwaliteit en treedt lekkage op. Kan
leiden tot maculaoedeem, bloeding of netvliesloslating. De natte vorm treedt vaak eerst op in één
oog. Zonder behandeling leidt dit uiteindelijk tot een litteken in de macula. Bij de natte vorm is de
achteruitgang snel en bij de droge vorm geleidelijk.
Symptomen: Beeldvervorming, minder scherp zien, wazige grijze of zwarte vlek in het gezichtsveld,
kleuren worden vager, zien van contrast verslechtert.
Diagnostiek: Door anamnese, fundoscopie, foto’s met contrastvloeistof en een speciale scan kan de
vorm worden vastgesteld. Er wordt ook een Amslertest gedaan, waarbij de zorgvrager kijkt naar een
punt in het midden van een ruitjespatroon. Als de zorgvrager golvende lijnen ziet, dan is er sprake
van maculadegeneratie.
Behandeling: Gezonde leeftijd wordt gestimuleerd. Voedingssupplementen worden voorgeschreven.
Bij de natte vorm wordt het grootste gedeelte behandeld met intra-oculaire toediening van
medicatie. Een deel krijgt lasertherapie. Voor zorgvragers met een visuele beperking bestaan veel
soorten hulpmiddelen.
Prognose en preventie: Centrale visusverlies treedt vooral op bij de natte vorm. Herkenning van
zorgvragers bij wie de droge vorm overgaat in de natte vorm is dus belangrijk. Bij een snelle
behandeling treedt bij een deel verbetering van de visus op en wordt het risico op verder visusverlies
kleiner.
(Ouderdoms)slechthorendheid Oudersdomsslechthorendheid
Slechthorendheid komt het meest voor bij ouderen en leidt bij hen tot een (presbyacusis): Haartjes die
verminderd psychosociaal welzijn en cognitief functioneren, en daardoor tot trilling omzetten in
isolement en eenzaamheid. actiepotentiaal gaan kapot.
Begint bij de korte haartjes
Risicofactoren: Langdurige blootstelling aan lawaai, roken, diabetes mellitus. (problemen met hoge tonen).
Etiologie: Gehoorverlies kan aangeboren of verworven zijn. meest
voorkomende oorzaken van verworven gehoorverlies zijn een ophoping van cerumen (oorsmeer),
lawaaischade, veroudering en infecties (zoals otitis media en meningitis).
Ouderdomsslechthorendheid die langzaam progressief ontstaat bij mensen > 60 jaar noemen we
presbyacusis. Oorzaak hiervan is een combinatie van veroudering, blootstelling aan lawaai en
genetische factoren.
Pathofysiologie: Gehoorverlies kan het gevolg zijn van een geleidingsverlies, een perceptief verlies of
een combinatie van beide. Het kan eenzijdig of dubbelzijdig optreden. Geleidingverlies treedt op bij
afwijkingen in de gehoorgang, het trommelvlies en het middenoor (cerumenprop,
trommelvliesperforatie of ontsteking van het middenoor). Perceptief gehoorverlies wordt
veroorzaakt door aandoeningen van de cochlea (slakkenhuis), de gehoorzenuw of het auditieve
gebied in de hersenen. Bij presbyacusis is er sprake van perceptief gehoorverlies door degeneratie
van de cellen in het gehoororgaan en de neuronen. Hierbij treedt ook vaak vervorming van geluiden
op en worden harde geluiden hinderlijk. Overbelasting door lawaai geeft ook perceptief
gehoorverlies en verergert presbyacusis.
Symptomen: Niet meer goed kunnen verstaan van spraak, vooral in een lawaaierige omgeving en een
dubbelzijdig gehoorverlies van vooral hoge tonen. Slechthorendheid kan gepaard gaan met een