Toetsmatrijs integrale kennistoets periode 2
VBS9&10 beroepssituatie 9 en 10
1. Kan het biologische risicogedrag borderline verklaren
Symptomen van borderline zijn voornamelijk te merken binnen het sociaal functioneren. Dit kan zich
uiten in familieproblemen, slechte opvoeding van kinderen, onveilige seks, burenruzies en extreem
gedrag. Mensen met deze stoornis hebben meestal instabiele relaties met anderen.
Mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis kunnen impulsief gedrag vertonen. Ze hebben
een wisselend en wankel zelfbeeld. Verder kan er sprake zijn van plotselinge en extreme
stemmingswisselingen en terugkerend suïcidaal gedrag. Ze uiten vaak dat ze een groot gevoel van
leegte ervaren, of depressief zijn. Vaak hebben ze ook dissociatieve verschijnselen, ze hebben het
gevoel dat ze losraken van henzelf en/of de omgeving. Daarnaast zijn mensen met borderline erg
gevoelig voor het gebruik van middelen.
Dit risicogedrag is door drie dingen te verklaren:
1. biologische aanleg
aanleg wil zeggen dat bepaalde kenmerken van borderline in de genen aanwezig zijn. Hierbij
gaat het vooral om het risicogedrag, impulsiviteit en de stemmingswisselingen. Bij mensen
met borderline is er sprake van afwijkingen in de stofwisselingsprocessen die plaatsvinden in
de hersenen. Er is een stoornis in de serotoninehuishouding. Serotonine is één van de stoffen
die er in het zenuwstelsel voor zorgt dat prikkels van de ene naar de andere zenuw kunnen
komen.
2. omgevingsfactoren
als borderline in aanleg aanwezig is, spelen veel omgevingsfactoren een rol bij het ontstaan
van de persoonlijkheidsstoornis. Veel mensen met borderline hebben heftige gebeurtenissen
in hun verleden meegemaakt. Het kan dan gaan om emotionele verwaarlozing, psychische
aandoening, seksueel misbruik, fysieke misbruik, echtscheiding of een ander opgelopen
trauma.
3. sociale ontwikkeling
het vertrouwen in anderen is bij mensen met borderline niet goed ontwikkeld. Dit ontwikkelt
zich vaak in de jeugd waar zich mogelijk onveilige situaties hebben voorgedaan. Wanneer het
basale vertrouwen bij iemand niet goed ontwikkeld is, zal deze persoon zich snel
aangetrokken voelen tot een ander. Zodra er sprake is van nabijheid ontstaat de angst dat de
ander je pijn doet. Om dit te voorkomen stoten ze mensen snel weer af. Hierna treden
gevoelens op van eenzaamheid, somberheid en afwijzing.
De meest bekende behandelvormen is de cognitieve gedragstherapie als basis, maar ook
vaardigheden oefenen, emotieregulatie therapie, schematherapie en dialectische gedragstherapie.
Het uitgangspunt bij deze behandelvormen is om het gedrag, het gevoel en de gedachten in juiste
banen te leiden. Zodat de ernstige gedragsuitingen zich minder heftig voordoen.
1
,2. Kan van verschillende psychofarmaca de (contra-indicaties, werking en bijwerking,
bijzonderheden en interacties benoemen)
Over de oorzaak van en mechanismen achter de meeste psychische problemen is niet veel bekend.
De meeste psychische stoornissen hebben echter geen duidelijke fysiologische uitingsvorm. Erfelijke
eigenschappen, levenservaringen, relaties, illegale drugs en zelfs afhankelijkheid van voorgeschreven
medicijnen kunnen allemaal invloed hebben op de psychische gezondheid, maar wat die invloed
precies is of wat de gevolgen daarvan zijn, zal van persoon tot persoon verschillen. Wel is bekend dat
een chemische onbalans sommige stoornissen in de hand kan werken. De meeste geneesmiddelen
voor de behandeling van psychische stoornissen veranderen namelijk de chemische balans in de
hersenen. Veel geneesmiddelen lijken een effect uit te oefenen op delen van de hersenen waar
emoties en gevoel worden geregeld. Ze werken op de neurotransmitters in de basale ganglia om zo
impulsoverdrachten te stimuleren, te remmen of te blokkeren. Het gevolg hiervan is dat iemand
minder angstig, minder depressief of minder vatbaar voor stemmingswisselingen wordt. De
verschillende neurotransmitters die kunnen worden vrijgegeven in een synaps hebben elk een
andere werking.
Stimuleren Remmend Stimulerende of remmende werking
- glutamaat - GABA - noradrenaline
- acetylcholine - glycine - dopamine
- serotonine
Geneesmiddelen die inwerken op de synapsen in de hersenen versterken of verzwakken op
uiteenlopende manieren de werking van een bepaalde neurotransmitter.
Stimulerende Remmende neurotransmitter
neurotransmitter
de werking van de toename van stimulerende toename van remmende
neurotransmitter is versterkt werking werking
de werking van de afname van stimulerende afname van remmende
neurotransmitter is verzwakt werking werking
Er bestaat geen medicatie bij mensen met persoonlijkheidsstoornissen. Een persoonlijkheid bouwt
zich op vanaf de jeugd tot het heden, medicijnen hebben hier in principe geen invloed op. Mensen
met persoonlijkheidsstoornissen hebben vaak veel bijkomende problematieken, dit wordt ook wel
comorbiditeit genoemd. Voor veel van deze bijkomende stoornissen zijn wel medicijnen beschikbaar.
De medicatie die specifiek voor de geestelijke gezondheidszorg is heet psychofarmaca. Bij het gebruik
van de meeste psychofarmaca bestaat het risico op afhankelijkheid. Een psychofarmaca hoeft geen
bijzonder aangenaam gevoel te geven, maar onthouding ervan veroorzaakt vaak ongemak of ernstige
onthoudingsverschijnselen, in het bijzonder na langdurig gebruik.
2
,Globaal zijn er drie belangrijke medicijnen groepen binnen de GGZ:
1. antidepressiva → medicijn tegen stemmingsstoornissen, voornamelijk depressiviteit.
● depressie is een klinisch syndroom dat een gevoel van apathie, somberheid en een
gevoel van lage eigenwaarde kan veroorzaken
● antidepressiva:
○ tricyclische antidepressiva (TCA’s) → versterken de werking van serotonine
en noradrenaline
○ selectieve serotonine-heropnameremmers (SSRI’s) → versterken de werking
van serotonine
○ monoamineoxidaseremmers (MAO-remmers) → versterken de werking van
noradrenaline, dopamine en serotonine
● overige antidepressiva:
○ SSRI: selectieve serotonineheropnameremmer
○ SNRI: serotonine/noradrenaline heropnameremmer
○ NRI: noradrenaline heropnameremmer
○ NaSSA: noradrenerg specifiek serotonerg antidepressivum
● bijwerkingen zijn: droge mond, sedatie (sufheid), wazig zien, obstipatie,
misselijkheid, problemen met seksuele functies, hartritmestoornissen, tachycardie,
orthostatische hypotensie en duizeligheid
2. anxiolytica → angstremmende middelen, verlichten kortdurende angst of gespannenheid
● benzodiazepinen agonisten → onderdrukken het centraal zenuwstelsel en dempen
de angst. Ze zijn spierontspannend en sommige zijn ook slaapverwekkend. Dit
middel wordt voor 1 à 2 weken voorgeschreven
● deze geneesmiddelen binden aan de GABA-receptoren en versterken de remmende
werking van GABA
● benzodiazepines:
○ diazepam
○ alprazolam
○ chloordiazepoxide
○ lorazepam
○ oxazepam
● de belangrijkste bijwerking is slaperigheid
3. antipsychotica → medicijnen tegen psychose. Deze middelen hebben een werking op de
psychotische ontwikkeling bij een patiënt. De antipsychotica onderdrukt de werking van de
neurotransmitterdopamine. Dit middel is meer symptoombestrijding dan genezing. Het
onderdrukt wanen, hallucinaties, verminderd angst en opwindingstoestanden. Ze hebben
dus een kalmerende werking.
● klassieke antipsychotica
● atypische antipsychotica
● beide groepen antipsychotica remmen de werking van dopamine
● bijwerkingen zijn onwillekeurige bewegingen en soortgelijke symptomen als bij de
ziekte van parkinson, hypotensie, duizeligheid, sufheid, hoofdpijn, verwardheid,
overgewicht en seksuele disfuncties
3
, Naast de belangrijke psychofarmaca groepen binnen de GGZ zijn er ook nog andere medicijngroepen:
1. hypnotica → medicijn tegen slapeloosheid
● benzodiazepines → deze geneesmiddelen binden aan de GABA-receptoren en
versterken de remmende werking van GABA
● benzodiazepines
○ midazolam
○ nitrazepam
○ flurazepam
○ flunitrazepam
○ loprazolam
○ lormetazepam
○ temazepam
● slaperigheid is de belangrijkste bijwerking, deze werking is wenselijk als de patiënt
naar bed gaat maar als deze tot na het opstaan blijft bestaan kan dat problemen
geven
● afhankelijkheid is een veelvoorkomend verschijnsel
● spierverslappende werking
2. antimanische geneesmiddelen → stemmingsstabilisator
● manie is een ernstige stemmingsstoornis die wordt gekenmerkt door heftige
gemoedsbewegingen: overmatige vreugde, boosheid, hyperactiviteit en impulsiviteit
○ lithium wordt gebruikt bij zowel het voorkomen als behandelen van de
manie
3. geneesmiddelen voor de behandeling van ADHD
● behandeld de aandachtstekort-hyperactiviteitsstoornis
○ methylfenidaat heeft een gunstige werking op de hyperkinetische activiteit
en concentratie
● bijwerkingen zijn slapeloosheid, nervositeit, hoofdpijn, tachycardie, gewichtsverlies
4