Geschiedenis van het denken – samenvatting
4 thema’s: ethiek, wetenschapsfilosofie, scepticisme, esthetiek
Het beantwoorden van de vragen
• In je eigen woorden
• Volzinnen (meervoud)
• Stelling + Argument (+ Bewijs/Verwijzing/Citaat)
• Zonder onderbouwing zijn meningen irrelevant
• Citeren: Ter onderbouwing, niet als antwoord – Kort - Inclusief toelichting
Wat is filosofie?
“Filos”: (houden van) – “sofia” (wijsheid): liefde voor wijsheid
o Het is een activiteit, het is een manier van denken over bepaalde vragen. Filosofen zijn
altijd bezig met het bedenken van argumenten of bekritiseren argumenten van andere
mensen. Het is een goede manier om beter leren nadenken over levensvragen.
Wijsheid? Het streven naar kennis, inzicht en het begrijpen van fundamentele aard van het
bestaan.
o Sofisten: retoriek de kunst van het effectief spreken en schrijven om te overtuigen.
Ze waren gericht op praktische vaardigheden dan op abstracte waarheden
o Plato: dialoog is een middel om waarheid te ontdekken
o Aristoteles: logica en wetenschap heeft redenering en classificatie vormden de basis
voor wetenschappelijke methoden.
o Epicurus en de Stoa: therapeutisch hij stelde dat het doel van het menselijke leven
geluk was. Dat kan worden behaald door het vermijden van pijn en genietem van
matig plezier.
Scheiding academische en niet-academisch?
o Oudheid, niet-westerse filosofie, naoorlogse filosofie
o Gespecialiseerde journals
o Filosofie in de 21e eeuw
Deugdethiek: het ontwikkelen van deugden en positieve morele eigenschappen voor goed
handelen.
Deugden zijn morele kwaliteiten (wijsheid, vriendelijkheid, moed) die een persoon tot
een goed mens maken.
Het streven naar deugd leidt tot eudaimonia/geluk/bloei een gelukkig leven leidt
Het intrinsieke streven naar deugdzaamheid is een innerlijke eigenschap
Plichtethiek: morele waarde van een handeling wordt bepaald door de mate waarin het in
overeenstemming is met de morele plichten
Voor Kant is de morele plicht gebaseerd op universele wetten/categorische imperatief
Mensen moeten niet als middelen worden gebruikt om andere doelen te bereiken,
maar moeten als doelen worden beschouwd.
Autonomie: verwijst naar her vermogen van individuen om zelfstandig morele
beslissingen te nemen
Focus op de intentie achter de handeling; het morele karakter van een handeling
wordt niet bepaald door de uitkomst, maar door de intentie om te handelen
,Gevolgenethiek: Utilitarisme. De morele waarde van een handeling wordt beoordeeld op
basis van de gevolgen ervan
Het nastreven van geluk en plezier het hoogste morele doel is.
Beoordeelt de waarde van een handeling aan de hand van het nut dat het oplevert
(nut = geluk, plezier, welzijn)
Men moet streven naar het grootste geluk en plezier
o Individueel utilitarisme: Het nastreven van het grootste nut of genot voor het
individu.
o Algemeen utilitarisme: Het streven naar het grootste totale nut of genot voor
iedereen.
Het uiteindelijke resultaat van een handeling is cruciaal. Als een handeling leidt tot
meer geluk en plezier, wordt het beschouwd als moreel juist.
Wetenschapsfilosofie: inductie, context, falsificationisme, paradigma’s
Wetenschappelijke methode
o Natuurfilosofie was de vroege vorm van wetenschapsfilosofie waarin denkers
probeerden se natuurlijke wereld te begrijpen zonder de scheiding tussen filosofie en
wetenschap
o Inductie en abductie
Abductie: het vormen van een redelijke verklaring of hypothese op basis van
beschikbare bewijs
Het gras is nat; als het regent, wordt het gras nat; het heeft geregend
o Hypothetico-deductief model: Popper als een hypothese weerlegd kan worden
door waarnemingen, wordt deze afgewezen.
o Hermeneutiek: Schleiermacher, Dilthey, Gadamer
Probleem: Hoe kan de filosofie zichzelf bevragen?
Het is en probleem van zelfreflectie. Filosofie probeert nadenken over haar eigen
methoden, aannames en doelen
Inductie = een redeneermethode waarbij conclusies worden getrokken op basis van
waarnemingen.
Falsificationisme = Popper stelt dat wetenschappelijke theorieën falsifieerbaar moeten
zijn, ze moeten vatbaar zijn voor experimenten of waarnemingen kunnen weerleggen
Scepticisme: kennis, twijfel, fundering, hallucinaties, subjectiviteit
René Descartes: op zoek naar een onbetwijfelbaar fundament van de wetenschap;
blauwdruk van de ‘ware’ werkelijkheid
o Het “gezond verstand” twijfelt hij wilde een fundament vinden dat niet vatbaar was
voor twijfel.
o Cartesiaans theater hij vergeleek de geest met een theater waarin mentale
voorstellingen worden waargenomen. Dit laat zien de scheiding tussen de geest en het
lichaam en benadrukt het idee van een innerlijke mentale wereld.
Het is een filosofische houding die twijfelt aan de mogelijkheid om ware kennis te
verwerven. Sceptici stellen vragen over de betrouwbaarheid van onze zintuigen.
Sceptici overwegen de mogelijkheid van hallucinaties en valse waarnemingen als
redenen om de betrouwbaarheid van onze zintuiglijke ervaringen in twijfel te trekken.
Hij zocht naar een onbetwijfelbaar fundament voor kennis
o “Cognito, ergo sum”: ik denk, dus ik ben
Esthetiek: schoonheid, mimeses (imitatie), kunst, creatie
Plato: verbod op mimesis (boeken II, III en X)
o Epistemologisch/metafysisch: de artiest is de ‘derde laag’ en heeft geen kennis
van het geïmiteerde object?
o Ideeënleer + de ziel
o Ethisch: ‘kunst voedt de passies’; ‘kunst misleidt ons vanwege haar essentie’
o Aristoteles: kunst als catharsis
, - Betreft de studie ban schoonheid en kunst. Het onderzoekt de aard van esthetische
ervaringen, wat als mooi wordt beschouw en hoe kunst ons emotioneel beïnvloedt.
- Mimesis/imiatie = het verwijst naar de imitatie van de werkelijkheid in kunst en
literatuur.
- Kunst wordt beschouwd als een expressievorm waarin creativiteit en esthetische waarde
samenkomen.
- Creatie = verwijst naar het vermogen van kunstenaars om nieuwe kunstwerken te
produceren.
- Aristoteles = hij beschouwde kunst als een middel tot catharsis, een reiniging van
emoties. Door kunst te ervaren, kunnen mensen hun emoties loslaten. Het heeft dan een
therapeutisch effect op de ziel.
Zijn er grenzen tussen deze vakgebieden? Overlappende vragen met verschillende
implicaties: Wie of wat is het subject? Wat is kennis? Wat is goed en wat is kwaad?
- Deze overlappende gebieden illustreren de samenhang van filosofische vragen.
Ethiek – Goed en Kwaad
Het zijn concepten die zich bezighouden met de studie van moraliteit en het onderscheid
tussen juist en onjuist gedragen.
Moraal = de zedenleer genoemd, is de leer van goed en kwaad. Het vormt een belangrijk
aspect van de ethiek.
Moreel heeft 2 betekenissen:
1. het verwijst naar zaken die verband houden met de moraal of ethiek (= ethisch 1)
2. kan gebruikt worden als synoniem voor moreel goed, in de zin van gedrag dat in
overeenstemming is met ethische normen (= ethisch 2)
Immoreel = het verwijst naar zaken die moreel slecht zijn of in strijd zijn met ethische
principes (= onethisch)
Amoreel = het verwijst naar zaken die geen betrekking hebben op de moraal.
Ethiek = ook zedenleer genoemd, de studie van wat goed en slecht is en het beoordeelt het
menselijke gedrag op basis van morele principes (=moraal)
Ethisch heeft 2 betekenissen:
1. zaken die verband houden met ethiek of moraal (= moreel 1)
2. kan verwijzen naar gedrag dat als ethisch goed wordt beschouwd (= moreel 2)
Onethisch = geeft aan wat iets in strijd is met ethische normen of als moreel slecht wordt
beschouwd (=immoreel)
3 soorten ethische theorieën: 1.Plichtsethiek (of deontologie) 2. Consequentialisme.
3.Deugdethiek
Plichtsethiek = de morele waarde van een handeling wordt gebaseerd op de plichten,
ongeacht de gevolgen. Het benadruk het belang van het volgen va morele regels en het
handelen volgens universele principes.
Christelijke ethiek: de religieuze principes worden afgeleid van het christendom. Het
volgen van de 10 geboden van God in de Bijbel staat centraal in het morele handelen. Het
richt zich op het naleven van bepaalde morele plichten die door God zijn vastgesteld. Als je
aan de geboden houdt, dan is het goed. “Goed” is Gods wil en “kwaad” is tegen Gods wil.
o Vb: vereer geen andere goden naast de Heer
Kritiek
- Wat is de wil van God? We weten niet met zekerheid wat God wil is.
- Het dilemma van Euthyphro een dilemma ontstaat als er slechts 2
alternatieven zij en geen van beide is wenselijk