Kunstgeschiedenis voor - Videokunst vanaf 1965
- Graffiti vanaf 1975
examen Havo 2017 - Neo-expressionisme vanaf
1975
Overzicht stromingen: - Postmodernisme vanaf 1977
- De Grieken 800-50 voor Chr.
- De Romeinen 300-476 na Chr. Weten: Kenmerken van de Grieken
- Byzantijnse kunst 300-600 en Romeinen en hoe ze in andere
- Romaanse Kunst 1000-1200 kunststijlen worden toegepast.
- Gotische kunst 1150-1400 Klassiek:
- Renaissance 1500-1600 - Grieks 800-50 v. Chr.
- Maniërisme 1520-1600 - Romeins 250 v. Chr. ‒ 47h n.
- Neoclassicisme 1750-1830 Chr.
- Romantiek 1800-1850 De kenmerken van de klassieken
- Jugendstil 1840-1890 komen terug in de renaissance, de
- Impressionisme 1870-1910 neoclassicisme en het
- Expressionisme begin 20e postmodernisme.
eeuw
- Kubisme 1910-1914 Bouwkunst/ architectuur
- Futurisme 1909-1916 - Dorische bouworde
- Constructivisme 1913-1922 - Ionische bouworde
- De Stijl 1917-1931 - Korintische bouworde
- Bauhaus 1919-1933 Kijk in Zienderogen Kunst op pagina
- Dada vanaf 1916 20 en 21.
- Surrealisme vanaf 1924 Kariatyde: zuilen in de vorm van
- ʻEntarteteʼ kunst vrouwfiguren: modieuze kledingstijl.
- Socialistisch realisme
- Abstract expressionisme 1945- Griekse architectuur: altijd drie
1965 treden.
- Pop-art 1955-1970 Kenmerken Grieken:
- Environment - Theater (tragedie en komedie)
- Op-art 1955-1970 - Olympische spelen
- Minimal art vanaf 1960 - Filosofie
- Conceptuele kunst vanaf 1960 - Mythologie
- Body art vanaf 1960 - Griekse kleding
- Happening vanaf 1960 Grieken: architraaf, Gulden Snede,
- Installatie gebouwen waren vooral mooi
- Performance Romeinen: Koepels, gebouwen waren
- Hyperrealisme vanaf 1970 vooral praktisch.
- Land art 1970-1980
- Computerkunst vanaf 1970
,Kenmerkend is de vormentaal van portretten, bustes, standbeelden,
de Grieken die door de Romeinen beeldgroepen en torsoʼs gemaakt.
op hun eigen manier wordt
toegepast. Vrijstaand beeld: 3D
Romeinen maakten portretten die Reliëf: enkel de voorkant te zien
lijken op de persoon; realistisch dus,
bij de Grieken werden portretten Mozaïeksteentjes: tesserea
geïdealiseerd. Qua architectuur werden in de
Imperium Romanum tempels,
Diepte/ruimte: basilicaʼs, amfitheaters, paleizen,
- Kleurgebruik, kleurperspectief woningen, ingenieurswerken,
- Vergroting, verkleining triomfbogen en zuilen gebouwd.
- Licht- en donkerwerking
- Afsnijding Kerken:
- Overlapping Gordelboog: een rondboog met
- Lijnperspectief (o.a. gekleurde stenen.
eenpuntsperspectief en Apsis: achterkant van de kerk, waar
tweepuntsperspectief) het licht is.
Trompe lʼoeul: oogbedrieger Gewelf: plafond gemaakt van steen
In de kerken hangen geen losse
Fresco: natte kalkschildering schilderijen, de schilderkunst is deel
Alsecco: droge kalkschildering van de architectuur. Kloostertuinen
werden strak ingedeeld; als kruizen.
In de Renaissance wordt weer Dit verwijst naar de vier
teruggegrepen op de maten en windrichtingen. Beelden werden vaak
verhoudingen die de Grieken gepolychromeerd geverfd. (Dus veel
gebruikten. kleuren) Monochroom houdt in dat
Verhoudingen het eenkleurig is.
en maten
waren erg Archivolten: versieringen rondom
Leonardo Da Vinci,
belangrijk. een timpaan.
De mens van Vitrivius
Boekverluchtiging: Het
Rond 1900 is overschrijven van boeken met de
men op zoek hand.
gegaan naar
de klassieke kunst en architectuur. Kenmerk Romeinse schilderkunst:
Eenvoudig, duidelijke omtreklijnen,
In de Imperium Romanum moest egaal ingeschilderd, met contouren,
kunst realistisch zijn. Er werden geen plooival in de kleding, grote
starende ogen, verhoudingen kloppen
,niet, de belangrijkste persoon wordt kerken. Beelden zijn dun en
het grootst afgebeeld. langgerekt. Alles wijst naar de
hemel.
Gotiek 1200-1400: Twee eeuwen later hebben de
Dimensies zijn anders; hoger, beelden meer volume, de beelden
verticale lijnen, verticaal gericht, de zijn een stuk beweeglijker. De
bogen zijn spits niet rond, hogere beelden komen los van de
grotere ramen, veel ramen, achtergrond, er zijn plooien in de
steunberen, luchtbogen om gewicht kleding.
gewelf op te vangen; skeletbouw.
Grisaille betekent glas-in-lood
In de Romeinse tijd werd vaak zonder kleur, grijstinten.
tempra gebruikt, dit was eigeel
gemengd met pigment. Het droogde Renaissance 1400-1600
erg snel. Wedergeboorte van de Klassieke
oudheid, ontstaat in Italië. De mens
De laatste fase van de gotiek waren ontdekt de wereld.
de Vlaamse primitieven, zij
gebruikten olie en pigment. Dit Verschil voorstelling/vormgeving:
droogde binnen 1 week, zo konden er Voorstelling: wat je ziet
kleurovergangen gemaakt worden, Vormgeving: hoe je het ziet
daarnaast waren de kleuren warmer.
Beroemde schilders: Jan van Eyck en
Hubertus van Eyck. Er werden nu De ideale stad, Pierro della
portretten geschilderd in plaats van Francesca (renaissance)
heiligen of engelen. Kunstenaars
Kenmerken:
werden in deze fase gezien als
1. De mens staat centraal
ambachtslieden.
2. Humanisme
3. Ontdekkingsreizen
Kleurperspectief:
4. Uitvindingen (drukpers, papier,
Op de voorgrond warme kleuren, op
kompas, buskruit)
de achtergrond koelere kleuren.
5. Banken en bankiers ontstaan
Sfumato:
6. Belangstelling voor anatomie
Wat te zien is, wordt vager naar mate
en proportieleer
het naar de achtergrond gaat. Geen
7. Toepassing perspectief
duidelijke contouren.
8. De kunstenaar was de Homo
In de Noordelijke gebieden van
Universalis; een uitvinder, een
Europa zijn beelden nog steeds
wetenschapper, architect,
onderdeel van de architectuur, ze
schilder en beeldhouwer.
staan bijvoorbeeld in de nissen van
Middeleeuwen: ʻMemento Moriʼ
, Renaissance: ʻCarpe Diemʼ
Kenmerken Middeleeuwen:
- Goed leven, veel biechten. Tempietto van
- Armoede, kuisheid, Bramante 1502
contemplatie
- Zondige mens, afhankelijk van
Gods genade
- Mensbeeld fatalistisch
- Kunst in dienst van het geloof
Kenmerken Renaissance:
- Het beste van je leven maken Toepassing klassieke elementen:
- Bezit verwerven, genieten van - Zuilen
het leven. - Koepels
- Actief deelnemen aan de - Halve zuilen
maatschappij - Frontons
- Optimistisch mensenbeeld - Pilasters
- Kunst met humanistische - Wetmatigheid in verdiepingen,
themaʼs. oplopend vaan hoog naar laag
- Zelfontwikkeling van het
individu Kenmerken Renaissance: rust,
evenwicht en symmetrie
Schilderkunst:
- Ruimtelijkheid; realistischer
Architectuur Palazzo: - Illusie van ruimte door:
- Horizontalen benadrukken a. Verkortingen
- Massief en vrij gesloten b. Modellering gezicht
- Muur had de functie van c. Gewaad
drager van dak en gewelf Ruimtelijkheid door uitvindingen:
- Flauw oplopende daken, - Olieverf
onzichtbaar door kroonlijst - Perspectief
- Logica en rede - Anatomie
- Aandacht voor verhoudingen, - Proportieleer
hoogte, lengte, breedte - Compositie in driehoek
- Toepassing Gulden Snede
Centraal perspectief: de punten/
Centraalbouw: evenwicht, harmonie lijnen zullen elkaar nooit raken. Altijd
en proportie evenwijdig.