100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Arresten Week 1 t/m 7 Verzekeringsrecht I (uitgebreide behandeling) €4,49   In winkelwagen

Arresten

Arresten Week 1 t/m 7 Verzekeringsrecht I (uitgebreide behandeling)

1 beoordeling
 63 keer bekeken  1 keer verkocht

Een uitgebreide behandeling van alle voorgeschreven arresten voor het vak Verzekeringsrecht I.

Voorbeeld 4 van de 33  pagina's

  • 5 mei 2018
  • 33
  • 2017/2018
  • Arresten
  • Onbekend
Alle documenten voor dit vak (2)

1  beoordeling

review-writer-avatar

Door: yellowwaffle • 5 jaar geleden

avatar-seller
kristel3108
Arresten Verzekeringsrecht 2017 - 2018


Arresten Verzekeringsrecht 2017 – 2018

EIGEN GEBREK
Hoge Raad 22 februari 1924 (Gummiwaren)
Hoe leg je het begrip eigen gebrek uit?

Eigen gebrek in enge zin ziet alleen op stoffelijke eigenschappen. Slijtage valt hier niet onder.
De transportverzekeraar wilden niet vergoeden aangezien de Gummiwaren nooit op de plaats
van bestemming konden aankomen aangezien het daar in strijd was met de wet. Volgens de HR
was er echter niets mis met de stoffelijke eigenschappen van de Gummiwaren. Er was dan ook
geen sprake van een ‘eigen gebrek’ zoals de transportverzekeraar meende. De
transportverzekeraar moest uitkeren.

 Eigen gebrek in enge zin ziet enkel op stoffelijke eigenschappen. Het ziet op een ongunstige
eigenschap die zaken van de verzekerde soort niet behoren te hebben.

Hoge Raad 23 april 1982 (Che Guavara)
Een lek schip vergaat in een storm op zee. In principe is het vergaan als gevolg van storm
gedekt. Maar het lek zijn van het schip is een eigen gebrek en dientengevolge uitgesloten van
dekking.

Het oordeel van het Hof dat het water maken, en daarmee het zinken van het schip, zijn oorzaak
vond in eigen gebrek van het schip, in strijd gekomen met enige rechtsregel omtrent oorzakelijk
verband, van belang voor de vraag of de verzekeraar zich met vrucht op eigen gebrek van de
verzekerde kan beroepen.

De schipbreuk was terug te voeren op ernstige lekkage, welke een eigen gebrek opleverde,
waartegen de polis geen dekking bood.

 Onzekerheid omtrent de oorzaak van de ontstane schade. Water maken en zinken komt door
het eigen gebrek van het schip. Je pakt de meest relevante oorzaak. Causa proxima was de
storm de oorzaak. Maar als het schip geen lek had gehad was het schip ook niet gezonken. Het
lek van het schip werd gezien als een eigen gebrek. Meest rechtens relevante oorzaak.
 Komt al overeen met de dominant cause alleen dat principe volgt uit het Engels recht en dit
wordt dan dus ook niet uitdrukkelijk genoemd in dit arrest.

,Arresten Verzekeringsrecht 2017 - 2018

EIGEN SCHULD
Hoge Raad 30 mei 1975 (Stukgegooid bierglas)
Een verzekering voor opzettelijk door de verzekerde veroorzaakte schade is in strijd met de
openbare orde of goede zeden. Dit arrest had betrekking op een aansprakelijkheidsverzekering.

Ook als de polisvoorwaarden zulks niet hebben uitgesloten, wordt door de verzekerde opzettelijk
veroorzaakte schade niet door de verzekering gedekt. Algemeen wordt aangenomen dat dit voor
alle vormen van schadeverzekering geldt.

Er is sprake van een ongeschreven rechtsregel waaruit volgt dat aansprakelijkheid voor door de
verzekerde opzettelijk veroorzaakte schade, ook zonder uitsluiting bij de polisvoorwaarden, in het
algemeen niet door de verzekering wordt gedekt omdat in zoverre de overeenkomst in strijd is
met de goede zeden en/of openbare orde. Er bestaat geen grond om deze ongeschreven
rechtsregel uit te breiden tot schade door de verzekerde aan een derde toegebracht met
voorwaardelijk opzet.

 Het dekken van voorwaardelijke opzet in een aansprakelijkheidsverzekering is niet in strijd met
art. 3:40 lid 1.
 Het verzekeren van opzet is in strijd met de goede zeden. Ook al zou dit voor het slachtoffer
wellicht prettiger zijn.

Hoge Raad 27 maart 1987 (X/Interpolis)
Er is geen sprake van merkelijke schuld in de zin van art. 294 K (oud) van de verzekerde die de
brand heeft gesticht, als hem dat op grond van zijn geestesgesteldheid niet verweten kan worden
(merkelijke schuld impliceert immers verwijtbaarheid aan de zijde van de verzekerde). Uitkering is
evenmin in strijd met de goede zeden of openbare orde. Op de verzekerde rust wel de bewijslast
van de niet-verwijtbaarheid wegens geestelijke stoornis.

Hoge Raad 4 april 2003 (Amev/Meijerink) volgde weer op deze uitspraak. Als een verzekerde
handelde onder een geestesstoornis en hij dit heeft bewezen dan kan hem geen verwijt worden
gemaakt. Onder omstandigheden kan de verzekeraar het dan alsnog voor elkaar krijgen om te
bewijzen dat de verzekerde onder deze omstandigheden alsnog van het handelen had moeten
onthouden.

Hoge Raad 17 juni 1988 (Van Kasteren/Nationale Nederlanden)
Merkelijke schuld is een ernstige mate van schuld.

Met het woord ‘’merkelijke’’ in art. 294 (oud) wordt aangeduid dat niet voldoende is dat de
verzekerde enige, al is het slechts lichte, schuld heeft, maar dat sprake moet zijn van een
ernstige mate van schuld.

In casu werd er merkelijke schuld aangenomen omdat de verzekerde de kostbare spullen in de
auto had laten liggen terwijl ze konden weten dat in een drukke winkelstraat het risico van
autodiefstal bestaat, ze enige uren van de auto waren verwijderd, het om sieraden ging van
aanzienlijke waarde en verzekerde ook anders had kunnen handelen (opbergen in een kluis of
afzien van een bezoek aan de binnenstad e.d.).

Hoge Raad 3 februari 1989 (Containerbrand)
Allereerst moet er ten aanzien van merkelijke schuld sprake zijn van een ernstige mate van
schuld (zie hierboven). Het hof overwoog dat met het oog op het grote brandrisico de ‘’uiterste
voorzichtigheid’’ was geboden en anderzijds constateert dat verzekerde, hoewel met het vuur in
de container bekend, geen enkele maatregel heeft genomen.

Met betrekking tot merkelijke schuld bij een brandverzekering is beslist dat het voor die
uitsluitingsgrond niet noodzakelijk is dat de verzekerde de brand heeft veroorzaakt. Eenmaal
brandend niet ondernemen, kan mitsdien merkelijke schuld opleveren.

,Arresten Verzekeringsrecht 2017 - 2018

Hoge Raad 11 januari 1991 (Van de Wijngaard/Haagman)
De aard van een kostbaarhedenverzekering als de onderhavige, die ook dekking verleent tegen
verlies, brengt mede dat zij in beginsel ook dekking verleent tegen schade die het gevolg is van
een moment van onbedachtzaamheid. Dit wordt niet anders door een ‘goed huisvader’-clausle.
Uit de feiten bleek dat er slechts sprake was van een moment van onbedachtzaamheid (mevrouw
had het tasje de hele tijd bij zich maar vergat het op de wc. Enkele minuten later bedacht zij zich
dit en liep terug om het tasje op te halen maar hij was al verdwenen).
 Een moment van onbedachtzaamheid (lichte schuld) is gedekt onder de polis met een ‘goed
huisvader-clausule’.

Hoge Raad 23 oktober 1992 (De Gans/Nationale Nederlanden)
Aan art. 294 K (oud) ligt de gedachte ten grondslag dat de verzekeraar bij de beoordeling van het
risico dat hij krachtens de te sluiten overeenkomst zal gaan lopen, ervan mag uitgaan dat de
verzekerde niet zozeer tekortschiet in zorg ter voorkoming van schade dat er sprake is van
merkelijke schuld. Zulks in aanmerking genomen bestaat geen aanleiding die bepaling louter op
grond van haar bewoordingen zo beperkt uit te leggen dat van merkelijke schuld als daar bedoeld
slechts sprake kan zijn ingeval de verzekerde brand heeft veroorzaakt. Dit brengt mee dat het hof
niet heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting met betrekking tot art. 294 (oud). Het hof
behoefde ook niet nader te motiveren waarom het merkelijke schuld aanwezig oordeelde, en het
was niet gehouden vast te stellen welke oorzaak de brand had.

Ook al is een voor een civiele procedure van belang zijnend strafdossier in het geding gebracht,
noopte dit het hof niet alle daarin vermelde feiten en omstandigheden zonder meer als door
partijen aan hun standpunten ten grondslag gelegde stellingen aan te merken. De partij die een
beroep wil doen op zodanige feiten en omstandigheden, dient dit op een zodanige wijze te doen
dat voor de rechter duidelijk is welke stellingen hem ter beoordeling worden voorgelegd en dat
voor de wederpartij duidelijk is waartegen hij zich dient te verweren. Een andere opvatting zou in
strijd komen met de eisen van een behoorlijke rechtspleging.

Hoge Raad 11 september 1998 (K en J./Oost Nederland)
In geval van een basiszorgverzekering kan een verzekeraar in het geheel geen eigen schuld-
verweer voeren. Zie art. 15 lid 2 Zvw (artikel meenemen naar het tentamen). Uit dit arrest volgt
dat dit ook geldt voor de aanvullende zorgverzekering.

‘’De aard van de onderhavige verzekeringsovereenkomst, die strekt tot vergoeding van de kosten
van medisch noodzakelijke behandeling, brengt mee dat zowel de bepaling van art. 276 K, dat
geen verliezen of schade door eigen schuld van een verzekerde veroorzaakt, ten laste van de
verzekeraar komen, als de bepaling van art. 283 K, dat de verzekerde op straffe van
schadevergoeding, zo daartoe gronden zijn, verplicht is om alle vlijt en naarstigheid in het werk te
stellen ten einde schade te voorkomen of te verminderen, op deze verzekeringsovereenkomst
niet van toepassing kan worden geacht. In beginsel zal de verzekeraar zich evenmin te zijner
bevrijding erop kunnen beroepen dat de verzekerde zijn gezondheid opzettelijk heeft geschaad.’’

 Eigen schuld noch een schadebeperkingsplicht kan op de ziektekostenverzekering van
toepassing worden geacht.

Hoge Raad 6 november 1998 (Aegon/Van der Linden)
Dit arrest was aanleiding tot herziening van de opzetclausule. Opzet was hier gericht op de
schade. In de huidige opzetclausule ziet de opzet op de gedraging.

‘’Als gevolg van mishandeling door verzekerde heeft slachtoffer ernstig letsel opgelopen.
Verzekeraar beroept zich op in de WA-polis opgenomen opzetclausule, waarin wordt uitgesloten
de schade die voor de verzekerde het "beoogde of zekere gevolg is van zijn handelen of
nalaten".

Een in de voorwaarden van een aansprakelijkheidsverzekering als de onderhavige opgenomen
bepaling als de opzetclausule heeft in een geval waarin een verzekerde letsel heeft toegebracht,

, Arresten Verzekeringsrecht 2017 - 2018

geen verdere strekking dan van de dekking uit te sluiten de aansprakelijkheid van een
verzekerde die het in feite toegebrachte letsel heeft beoogd of zich ervan bewust was dat dit
letsel het gevolg van zijn handelen zou zijn: zie HR 18 okt. 1996, NJ 1997, 326, welk arrest in
deze zin moet worden verstaan.

De rechter kan onder omstandigheden uit de gedragingen van de verzekerde afleiden dat deze
het letsel heeft beoogd of zich ervan bewust was dat dit letsel het gevolg van zijn handelen zou
zijn.’’

Dit ziet op het bizarre geval van een meneer die op de grond ligt. Een halfuur in zijn buik wordt
geschopt en vervolgens te maken krijgt met een gescheurde milt. Het hof zegt dat je van tevoren
moet weten dat de in concreto ontstane schade het zeker of beoogde gevolg is. Als je een
halfuur op iemand schopt dan weet je dat er iets stuk gaat, maar je weet niet precies was. Het hof
zei dat het scheuren van de milt niet zeker was. Het was wel een optie maar niet 100% zeker. De
schade moest vergoed worden en viel niet onder de reikwijdte van het opzetclausule. Dit is nogal
ongewenst. Als gevolg van dit arrest is een opzetclausule nieuwe stijl gevormd.

Nieuwe opzetclausule 2000: ‘’Niet gedekt is de aansprakelijkheid van een verzekerde voor
schade veroorzaakt door en/of voortvloeiend uit zijn/haar opzettelijk en tegen een persoon of
zaak gericht wederrechtelijk handelen of nalaten’’. Je moet aantonen dat er sprake is van
opzettelijk wederrechtelijk handelen. Alle schade die hiermee samenhangt is niet gedekt.

Welke opzetclausule van toepassing is kan grote gevolgen hebben voor de uitkomst daarvan!

Hoge Raad 4 april 2003 (Amev/Meijerink)
De HR oordeelde hier dat van merkelijke schuld in de zin van art. 294 K (oud) ook sprake is als
het gaat om een gedraging die, al is de verzekerde zich daarvan niet bewust, naar objectieve
maatstaven een zodanige kans op schade meebrengt dat de verzekerde zich van dat gevaar
bewust had behoren te zijn.

Het begrip eigen schuld moet in beginsel naar objectieve maatstaven worden ingevuld, zij dat er
ruimte blijft om onder bepaalde omstandigheden het begrip subjectief in te vullen. Een dergelijke
omstandigheid is bijvoorbeeld dat de verzekerde heeft gehandeld onder invloed van een
geestesstoornis.

In het bedrijf van de verzekerde is brand ontstaan toen een medewerker laswerkzaamheden
uitvoerde. Volgens de door de verzekeraar ingeschakelde expert moet de brand zijn ontstaan
door bij het lassen vrijkomende vonken of gloeiende metaaldelen die in aanraking zijn gekomen
met (de damp van) de wasbenzine in de nabijgelegen opvangbak. Aangesproken tot vergoeding
van de schade verweerde de verzekeraar zich met een beroep op merkelijke schuld of
nalatigheid van de verzekerde in de zin van art. 294 K. Het Hof oordeelde onder meer dat het
gegeven dat kort tevoren door een andere medewerker onder gelijke omstandigheden (goed
afgelopen) laswerkzaamheden zijn verricht in de weg staat aan het oordeel dat het lassen in de
gegeven omstandigheden op zichzelf reeds merkelijke schuld oplevert en overwoog daarbij dat
de verzekerde onder deze omstandigheden geen voldoende ernstig verwijt valt te maken dat hij
zich niet bewust is geweest van het gevaar.

‘’Aan art. 294 K. ligt de gedachte ten grondslag dat de verzekeraar bij de beoordeling van het
risico dat hij krachtens de te sluiten overeenkomst zal gaan lopen, ervan mag uitgaan dat de
verzekerde niet zozeer tekortschiet in zorg ter voorkoming van schade dat er sprake is van
merkelijke schuld (HR 19 juni 1992, nr. 7941, NJ 1993, 555). Met het begrip merkelijke schuld in
art. 294 K. wordt een ernstige mate van schuld aangeduid. Bij lichtere graden van schuld blijft de
verplichting tot uitkering van de (brand)verzekeraar in stand, omdat minder ernstige vormen van
nalatigheid en onvoorzichtigheid nu juist zijn te rekenen tot de gevaren waartegen de verzekering
dekking biedt. Bij de beantwoording van de vraag welke mate van zorg de verzekeraar van de
verzekerde mag verwachten, kan als uitgangspunt gelden dat van de verzekerde mag worden
verwacht, dat hij zich onthoudt van gedragingen waarvan hij weet of behoort te weten dat een

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper kristel3108. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 75759 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€4,49  1x  verkocht
  • (1)
  Kopen