Doelen Wat is psychologie en behaviorisme
• Je kunt de wetenschap psychologie typeren aan de hand van het object en de methoden
en theorieën
Object = het studieonderwerp van een wetenschap
- bij de meeste wetenschappen is object goed te formuleren —> er bestaat zowel intern (binnen
een wetenschap) als extern (vanuit andere wetenschappen) overeenstemming over
Bij psychologie zowel intern als extern geen eenduidigheid over het object —> psychologie
bestaat ongeveer 130 jaar en kent intern verschillende theoretische stromingen
- deze verschillende stromingen verschillen dus in hun keuze van het object (dus wat ze
bestuderen binnen de stroming)
De psychologie is extern niet goed afgebakend van andere (mens)wetenschappen
- bijna alle psychologische onderwerpen worden ook in andere wetenschappen bestudeerd
Gevolg van deze interne en externe onduidelijkheden —> zowel binnen de psychologie als tussen
de psychologie en andere wetenschappen zijn rivaliserende (concurrerende) beschrijvingen en
verklaring aan te tre en over eenzelfde onderwerp
Psychologie onderscheidt zich van andere wetenschappen —> volgende de nitie wordt gebruikt:
‘Psychologie is een wetenschap waarbij zowel het gedrag van mensen wordt bestudeerd als de
gevoelens en gedachten die mensen hebben bij het ervaren van hun gedrag en de
omstandigheden waarin dat plaatsvindt’
Verschil met andere wetenschappen —> in de psychologie vindt de beschrijving en verklaring van
het object vooral plaats op individueel niveau
Wetenschap kan getypeerd worden aan de hand van:
- de soorten vragen en problemen (het object)
- de methoden en theorieën
- maatschappelijk draagvlak van een wetenschap (maatschappelijke betekenis van een
wetenschap is af te leiden uit hoe sterk persoonlijke theorieën gekleurd worden door
wetenschappelijke kennis —> ligt niet per de nitie vast)
—> dynamisch spel tussen deze factoren, hierdoor liggen grenzen tussen wetenschappen niet
vast
• Je weet wat theorieën zijn en welke functies ze hebben
Psychologie wordt ook wel veelkoppig monster genoemd —> er zijn meerdere indelingen om
ordening aan te brengen in de wirwar van opvattingen en inzichten
Theorieën zijn te typeren als referentiekaders van waaruit psychologen te werk gaan —> ze
bieden interpretaties waarmee verschijnselen bekeken en verhelderd worden
- psychologie kent grote verscheidenheid in referentiekaders —> heeft tot gevolg dat eenzelfde
verschijnsel vanuit meerdere theorieën verschillend beschreven en verklaard worden
Wetenschappelijke theorieën vervullen 3 functies
1. Systematiserende of ordenende functie
De ordenende functie van theorieën vindt allereerst plaats op het niveau van beschrijving —> de
eerste stap is een systematische weergave van wat er wordt waargenomen
- wetenschappelijke kennisverwering verloopt via expliciete regels (duidelijk, controleerbaar en
herhaalbaar —> wat in het ene onderzoek wordt aangetro en, moet in een ander onderzoek
opnieuw aangetro en worden)
Bij systematiserende functie is waarschuwing op zijn plaats —> ook in de wetenschap maken
mensen gebruik van eerder opgedane ervaringen, kennis en (voor)oordelen
- de menselijke waarneming wordt onder andere gekleurd door behoeften, emoties en kennis
ff ff fi ff fi
,- waarneming in psychologie is vooral theoriegeladen —> wil zeggen dat hun referentiekader
bepaald wat ze zien, waar ze de nadruk op leggen en wat ze verwaarlozen
2. Verklarende en voorspellende functie
Resultaten kunnen verklaard worden door aan te geven dat ze in speci eke omstandigheden
bereikt worden —> hierdoor kun je ook voorspellen dat er andere resultaten bereikt worden in
andere omstandigheden
3. Heuristische functie
Hiermee wordt aangegeven dat op grond van het inzicht dat de theorie heeft opgeleverd nieuwe
voorspellingen gedaan kunnen worden
• Je weet hoe je theorieën kunt indelen op mechanistisch, personalistisch en organistisch
niveau en welke mensbeelden daarbij horen
Iedere psychologische stroming is te karakteriseren aan de hand van een mensbeeld —> hierin
komt tot uitdrukking hoe ‘de mens’ wordt opgevat
Een mensbeeld kent twee aspecten:
- een beschrijving van de kenmerkende eigenschappen (de bodem van het menselijk bestaan)
- een verwijzing hoe mensen behoren te zijn (het zogenaamd doelbeeld)
Om structuur te brengen in psychologische theorieën is er een onderscheid tussen 3 niveaus van
menselijk gedrag:
- mechanistisch niveau
- organistisch niveau
- personalistisch niveau
1. Het mechanistische mensbeeld
Als we de mens als een mechanisme opvatten, betekent dit dat hij (net als een machine) is
samengesteld uit afzonderlijke delen
- mensen worden beschreven als mechanieken die door externe krachten worden voortbewogen
Mechanistische visie houdt in dat delen van mensen zelfstandig bestudeerd kunnen worden —>
betekent ook dat mensen bestudeerd kunnen worden los van de sociale of materiële omgeving
waarin ze functioneren
Het mechanistische mensbeeld heeft 4 implicaties:
- er wordt geen onderscheid gemaakt tussen dieren en mensen —> beide worden opgevat als
machines —> er wordt dus ook gebruik gemaakt van resultaten uit dierexperimenten
- verklaringsmodel is lineair causaal —> betekent dat er een oorzaak voor gedrag wordt gezocht
(causaal) en dat het verband tussen oorzaak en gedrag rechtlijnig (lineair) is
- er wordt van uitgegaan dat als alle onderdelen bekend zijn, we het geheel kennen —> het
geheel is gelijk aan de som der delen
- mensen en onderdelen van mensen kunnen zelfstandig bestudeerd worden zonder daarbij
rekening te houding met de omgeving waarin zij verkeren
2. Het organistische mensbeeld
Mensen worden opgevat als groeiende organismen, als één geheel —> er vindt geen opdeling
plaats
- het organisme kent een interne dynamiek —> de onderdelen beïnvloeden elkaar en zijn niet los
van elkaar te zien
- als het organisme groeit, dan verandert het kwalitatief —> het verkrijgt nieuwe vermogens
- het organisme kent ook een externe dynamiek —> het organisme staat in wisselwerking met
zijn omgeving
Het organistische mensbeeld heeft 4 implicaties:
- er worden vergelijkingen getrokken tussen mensen en dieren —> beide zijn organismen die in
wisselwerking staan met hun omgeving —> wel 1 verschil: mensen hebben een sociale of
culturele omgeving, dieren niet
fi
, - verklaringsmodel is circulair causaal —> betekent dat er niet vanuit wordt gegaan dat er
eenduidige relaties zijn tussen een oorzaak en een gevolg —> juist sprake van een
wisselwerking
- er wordt van uitgegaan dat het geheel meer is dan de som der delen —> een organisme is
principieel meer dan een optelsom van spieren, zenuwbanen, organen, enzovoorts
- mensen zijn niet los van hun omgeving te bestuderen —> en delen van mensen zijn niet los van
het geheel te bestuderen
3. Het personalistische mensbeeld
Binnen deze visie wordt het unieke karakter van mensen binnen de levende natuur benadrukt —>
mensen leiden niet alleen een biologisch, maar ook een cultureel leven —> zij worden niet alleen
beïnvloed door de cultuur, maar scheppen zelf cultuur —> betekent dat hij zin of betekenis
verleent aan de wereld
Doelgericht handelen staat centraal —> door de toekomst voor te stellen, zijn ze ook gemotiveerd
om iets in de toekomst te bereiken
Het personalistische mensbeeld heeft 3 implicaties:
- mensen moeten als mens bestudeerd worden —> vergelijkingen met dieren schieten tekort,
omdat ze geen cultureel leven kennen
- mensen moeten als één geheel bestudeerd worden
- mensen handelen doelgericht, hun gedrag heeft ‘zin’ en juist die zingeving moet bestudeerd
worden —> mensen zijn verantwoordelijk voor hun gedrag
Verschillende benaderingen in (wetenschappelijke) kennisverwerving:
- objectiviteit en controleerbaarheid van de kennisverwerving wordt centraal gesteld (vooral in
mechanistische en soms in organistische mensbeeld)
- retorische vraag wordt gesteld of de verklarende benadering de ‘hele mens’ omvat —>
antwoord is nee —> de mens is principieel meer dan een optelsom van onderdeeltjes —>
kennis van de mens is dus meer dan kennis over onderdeeltjes van mensen
- verstehende benadering (is begrijpende methode) —> je kruipt in huid van uniek persoon —>
mens wordt gezien als één groot geheel
- hermeneutische benadering —> interpreteren wordt centraal gesteld —> interpreteren geschied
vanuit eerder opgedane kennis
• Je weet wat de algemene systeemtheorie inhoudt
Algemene systeemtheorie (AST) = deze theorie biedt een overkoepelend kader waarbinnen zowel
verschillende wetenschappen als de uiteenlopende inzichten uit al deze wetenschappen plaats
krijgen
- wordt ook wel een metatheorie genoemd —> dat wil zeggen een theorie over theorieën
Algemene systeemtheorie kent 5 uitgangspunten:
1. Binnen de algemene systeemtheorie wordt de werkelijkheid onderscheiden in een aantal lagen
(zie guur 1.2, blz. 42) —> deze lagen zijn hiërarchisch geordend (hiërarchische niveaus) —>
de niveaus gaan van simpel (onderaan) naar complex (bovenaan)
2. Elk hiërarchisch niveau wordt opgevat als een systeem met als kenmerk dat het zichzelf in
stand houdt —> doet het systeem door interne en externe evenwicht te bewaren —> men
spreekt van open systemen, doordat er materiaal, energie of informatie uitgewisseld wordt
tussen de systemen
3. Een hiërarchisch hoger niveau is complexer van aard dan het niveau (of de niveaus) eronder
4. Geen enkel niveau is te herleiden tot de niveaus eronder en dit geldt ook andersom: geen
enkel niveau is te herleiden tot de niveaus die hoger in de hiërarchie staan —> elk niveau kent
zijn eigen wetenschappelijke benadering en discipline waarin de verschijnselen en wetten
worden bestudeerd die voor dat niveau speci ek zijn
5. De mens is zowel een biologisch organisme als een symbolisch wezen —> psychologie:
persoon, beleving en gedrag
fi fi
, In de systeemtheorie denkt men niet statisch (als een ding), maar juist dynamisch of procesmatig
—> een persoon of een kenmerk van een persoon wordt niet gezien als het eindproduct van iets,
maar als een kenmerk dat kan veranderen en mede afhankelijk is van de omgeving
Een persoon of voorwerp kan pas zichzelf zijn via het andere —> in de systeemtheorie wordt dus
de verbondenheid tussen persoon en omgeving benadrukt
- eigenschappen worden niet opgevat als onveranderlijk, maar als kenmerk van de relatie tussen
een persoon en zijn omgeving —> als omgeving verandert, veranderen eigenschappen ook
Systeemtheorie in psychologie —> biedt een visie die, in tegenstelling tot afzonderlijke
wetenschappen, allesomvattend is
- wordt ook wel holistische visie genoemd (alles hangt met alles samen)
- AST wordt weergegeven in biopsychosociaal model —> alle 3 de factoren zijn belangrijk om
mensenlijk gedrag te begrijpen, maar hun invloed is niet altijd evenredig
• Je kent de belangrijkste basisuitgangspunten, de hoofdlijnen uit de geschiedenis, en het
mensbeeld van het behaviorisme
Behaviorisme = staat zowel voor een wetenschaps loso sche opvatting als voor een benadering
in de psychologie waarin leerprocessen centraal worden gesteld om gedrag te verklaren
—> 5 basisuitgangspunten
1. Wetenschaps loso sche opvatting waarin gesteld wordt hoe wetenschap bedreven moet
worden —> objectiviteit centraal, alleen richten op waarneembaar gedrag
2. Leerprocessen centraal bij verklaren van gedrag —> gaat om aangeleerd gedrag, factoren
buiten individu worden gebruikt om gedrag te verklaren, factoren binnen individu worden niet
onderzocht
3. Er bestaat continuïteit tussen gedrag van mensen en dieren —> er wordt gebruik gemaakt van
resultaten uit dierexperimenten
4. Tabula rasa —> mensen komen blanco op de wereld, dus al het gedrag van mensen wordt in
de loop der jaren geleerd
5. Reductie —> ontstaan van gedrag wordt zo simpel als mogelijk verklaard, door opdelen in
kleine delen —> wordt gedaan om complex gedrag te begrijpen
Behaviorisme is begonnen in Verenigde Staten —> John Watson verbonden aan beginperiode
1913 —> verschijning van Watsons artikel ‘Psychology als the Behaviorist views it’
- uitgangspunten zijn grotendeels in dit artikel terug te vinden
Gedrag wordt door Watson opgevat als een reactie (respons = R) van een organisme op een
bepaalde prikkeling of signaal (stimulus = S) van buitenaf —> volgens Watson wordt al het gedrag
geleerd volgens simpele S-R (stimulus - respons)-koppelingen
Gaat uit van klassieke conditionering (Pavlov) —> de geleerde S-R-koppeling wordt gezien als
een re ex
- opknippen van gedrag in oorzaak (S) en reactie (R) is mechanistische opvatting
Behaviorisme heeft pragmatische instelling —> praktisch nut van de psychologische wetenschap
werd centraal gesteld
Ook evolutietheorie (Darwin) beïnvloedde het behaviorisme —> geen principieel verschil tussen
dieren en mensen —> leerprocessen centraal bij verklaren van gedrag
Al snel ontstond neobehaviorisme —> gedrag (R) zowel afhankelijk van de stimulus uit de
omgeving (S) alsook van de condities in het organisme (O)
- interveniërende variabele = een variabele tussen stimulus en respons in
Skinner —> operant conditioneren —> benadrukt dat niet zozeer gedrag (R) wordt uitgelokt door
stimulus (S), maar dat het gevolg op of de consequentie van het gedrag (C) bepaalt of gedrag in
frequentie zal toe- of afnemen
fl fi fi fi fi