Anatomie & fysiologie week 47
18.4 Sterven en dood
Anatomisch en fysiologisch gezien kan de veroudering en uiteindelijk het sterven toegeschreven worden aan de
endogene en exogene factoren die ook de voorafgaande menselijke ontwikkelingsgang bepalen.
Sterven
In de laatste levensdagen verliezen veel stervenden alle behoefte om te eten en te drinken. Spreken wordt
moeilijk of verdwijnt zelfs helemaal. Het huidgevoel is meestal het eerste zintuig dat afsterft. Het
gezichtsvermogen wordt minder. Het gehoor blijft meestal het langst intact. De circulatie van de stervende
wordt slechter (lichaamsdelen ver van het hart koelen het snelst af). De bloeddruk daalt en de hartslag wordt
vlak voor de dood snel en onregelmatig. De spieren verslappen, waardoor de stervende geen goede
lichaamshouding meer kan handhaven. De stervende heeft een typische gelaatsuitdrukking en gelaatsvorm (=
facies hippocratica): spitse, bleke, koele neuspunt, spitse kin, ingevallen gezicht, bewegingsloze lippen,
slaphangende wangen en koele oren. De doodt treedt in door zuurstofgebrek in de hersenen.
De overledene
De dood is ingetreden wanneer alle voor het leven belangrijke functies zijn uitgevallen: ademhaling, circulatie,
hersenfuncties en reflexen. Een aantal verschijnselen treden op:
- 15 min na dood: oogboldruk neemt af --> pupillen kunnen worden vervormd bij druk
- 15-30 min na dood: ontstaan van bruine/ paarse vlekken (= lijkvlekken)
- 2-3 uur na dood: ontstaan van rigor mortis (= lijkstijfheid) --> begint bij hoofd
- 8-12 uur na dood: lichaam is geheel verstijfd (verdwijnt na ca. 30 uur t.g.v. ontbinden van eiwitten)
Klinische pathologie week 47
15.3 Osteoporose
Osteoporose is een skeletafwijking met afgenomen botmassa en een toegenomen risico op spontane (niet-
traumatische) fracturen. Osteoporose kan worden vastgesteld met DEXA-botmeting. Maar klinisch is de kans
op fracturen van heup, wervels en pols belangrijker. En hierbij speelt naast osteoporose ook valneiging een rol.
Oorzaken
- Daling van oestrogenen postmenopauzaal
- Langdurig systemisch gebruik van corticosteroïden
- Gebrek aan beweging, te weinig calciuminname, tekort aan zonlicht, alcoholisme, roken
Symptomen
- Iets verminderde lichaamslengte
- Lage rugpijn (door ingezakte wervels)
- Pijn, immobiliteit, slechte kwaliteit van leven
Behandeling
Preventieve adviezen zijn:
- Voldoende lichaamsbeweging
- Voldoende calcium
- Regelmatig wat zonlicht
- Vallen voorkomen
Medicatie
- Bisfosfonaten (alendronine-zuur) remmen botresorptie door osteoclasten
- 1000 mg calcium en 800 mg colecalciferol (vitamine D)
- Denosumab remt ontwikkeling van actieve osteoclasten
- Raloxifen heeft een stimulerend effect op de oestrogeenreceptoren van botten
,15.4 Enkele reumatische afwijkingen
Reuma is een verzamelnaam voor pijnlijke, niet-traumatische aandoeningen van het bewegingsapparaat.
4 reumatische afwijkingen:
1. Reumatoïde artritis (RA)
2. Arthrosis deformans (artrose)
3. Jicht
4. Ziekte van Bechterew (spondylitis ankylopoëtica)
De basisbehandeling van reumatische aandoeningen is vaak hetzelfde: ontlasten en rust beperken schade aan
het gewricht. Onbelaste oefeningen helpen contracturen van kapsel of spieren te voorkomen. Het gaat om
bewegingen, waarbij geen grote krachten op het gewricht inwerken.
NSAID’s en corticosteroïden werken ontstekingsremmend. Door het pijnstillende effect kan patiënt blijven
bewegen en slapen. Als de pijn en zwelling aanhouden ondanks ontlasten/ rust, onbelaste oefeningen en
ontstekingsremmers, wordt operatie overwogen.
15.4.1 Reumatoïde artritis
Reumatoïde artritis is de meest frequente gewrichtsaandoening bij jongvolwassenen. Bij reumatoïde artritis
zijn vooral metacarpophalangeale (MCP), proximale interphalangeale (PIP) gewrichtjes en
metatarsophalangeale (MTP) gewrichten ontstoken. Dat leidt tot roodheid, warmte, pijn, zwelling en
bewegingsbeperking van vingers en tenen.
Oorzaak
Bij reumatoïde artritis worden immuuncomplexen tegen de synoviale membraan gevormd door onbekende
oorzaak. Dat roept een afweerreactie op van onder meer granulocyten, die het gewricht beschadigd.
Verschijnselen
- Ochtendstijfheid (minstens 1 uur)
- Polyartritis
- Artritis van hand of pols
- Symmetrische artritis
- Reuma noduli
- Reumafactor
- Erosies of peri-articulaire ontkalking
Behandeling
Medicatiebehandeling kan bestaan uit:
- Prostaglandineremmers (acetylsalicylzuur, diclofenac, fenylbuthason, indomethazine, ibuprofen en
naproxen
- Corticosteroïden
- Disease modifying antirheumatic drugs (DMARM’s) of slow acting antirheumatic drugs (SAARD’s)
Ander soort behandeling:
- Synovectomie (verwijdering van gewrichtsvlies ter verlichting van pijn)
- Arthrodese (gewricht wordt operatief vastgezet en vormt een niet-pijnlijke verbinding)
- Gewrichtsprothesen (maken gewrichten pijnloos en goed beweeglijk)
15.4.2 Artrose/ artrosis deformans
- Gewrichtskraakbeen verdwijnt geleidelijk zonder duidelijke ontstekingsverschijnselen
- Botten schuren min of meer over elkaar heen
- Komt veel voor bij bejaarden
Oorzaken
- Primaire artrose onbekende, mogelijk genetische factoren
- Secundaire artrose verkeerde stand, hemarthros (gewrichtsbloeding)
Symptomen
- Startpijn
- Crepiteren (kraken, schuren) bij beweging
, - Artrosis deformans komt vaak voor in 1 dragend gewicht, bijvoorbeeld:
o Coxartrose (heup) en gonartrose (knie)
- Ook in wervelkolom komt artrose veel voor: spondylartrose
Behandeling
- Afvallen (bij overgewicht)
- Paracetamol of NSAID’s (voor de pijn)
- Vaak werken corticosteroïden intra-articulair ook goed tegen de pijn
- Onbelaste oefeningen
- Osteotomie -
- Total-hip bij coxartrose
- Total-knee bij gonartrose
- Artrodese (stijfzetten van gewricht
15.4.3 Jicht
Jicht berust op een verstoorde stofwisseling van uraat en urinezuur, afbraakproducten van purine uit DNA. Een
te hoge concentratie uraat of urinezuur leidt tot de vorming van kristalletjes in gewrichten, onderhuids
bindweefsel en urinewegen. Zo ontstaan artritis, tophi, en nierstenen.
Oorzaken
- Vertraagde urine uitscheiding
- Overgewicht (risicofactor)
Symptomen
- Begint meestal met ontsteking van eerste metatarsophalangeale gewricht: patient wordt wakker met
rode, warme, pijnlijke gezwollen teen
- Kenmerken tophi: afzetting van uraat onderhuids bij gewrichten, peesscheen of op oorschelp
- Nierstenen kunnen leiden tot urineweginfecties, hematurie, koliekpijn
Behandeling
- NSAID’s of colchicine
- Corticosteroïden intra-articulair
- Allopurinol
- Benzbromaron (bevordert uitscheiding urinezuur)
- Rasburicase (zorgt voor omzetting van urinezuur in allantoïne)
15.4.4 Ziekte van Bechterew (spondylitis ankylopoëtica)
De ziekte van Bechterew is een chronische ontsteking van de verbindingen tussen de wervellichamen
(spondylitis) en de sacro-iliacaal gewrichten (si-gewrichten).
Oorzaken
De oorzaak van het ontstaan is niet bekend, maar erfelijke factoren spelen een rol. Er is een relatie tussen
spondylitis ankylopoëtica en andere aandoeningen (oogontstekingen, psoriasis, ziekte van Crohn, ziekt van
Reiter).
Symptomen
- Lage rugklachten
- Ochtendstijfheid
- Bandgevoel om borst
Behandeling
Actieve oefentherapie kan verstijving in een voorovergebogen houding voorkomen. Een stevig bed met een
hard matras en af en toe liggen op de buik helpt om de verkromming te beperken. Fenylbutazon en
indomethacine werken vaak goed bij spondylitis ankylopoëtica.
, Farmacologie week 47
3.1 De reis van een geneesmiddel door het lichaam
Metaboliseren = het veranderen door een biochemische reactie (vindt plaats in lever)
Wat het lichaam doet met geneesmiddelen in 4 fasen:
1. Het lichaam neemt het geneesmiddel op (absorptie of resorptie)
2. Het lichaam verdeelt het geneesmiddel over de weefsels van het lichaam (distributie)
3. Het lichaam zet het geneesmiddel om (metabolisme)
4. Het lichaam scheidt het geneesmiddel uit (eliminatie of excretie)
3.1.1 Absorptie
Toedieningswegen in 3 categorieën:
1. Lokale toediening (= oogdruppels, zalven of crèmes) – vb.: hydrocortison, diclofenac-gel
2. Enterale toediening (= orale inname, wordt vanuit het maag-darmkanaal opgenomen in bloedbaan.
Ook rectale toediening en via sonde!)
3. Parenterale toediening (= geneesmiddel wordt rechtstreeks in het lichaam gebracht d.m.v. injecties) –
vb.: lidocaïne, insuline, morfine, nitroglycerine, oestrogeen
3.1.2 De verdeling van geneesmiddelen over de weefsels van het lichaam
Geneesmiddelen worden via de bloedsomloop over het lichaam verspreid, al oefenen de meeste
geneesmiddelen hun wreking niet uit in het bloed zelf. Hoe makkelijk en snel een geneesmiddel zich verplaatst
van het bloed naar de weefsels hangt af van:
- Affiniteit voor plasma-eiwitten
- Grootte, oplosbaarheid of polariteit van het geneesmiddel
- Zuurgraad van het geneesmiddel in oplossing
- Bloedvoorziening in de weefsels
Veel geneesmiddelen circuleren niet als vrije, opgeloste moleculen in het bloed, maar zijn gebonden aan
plasma-eiwitten, in het bijzonder albumine.
3.1.3 Metabolisme
Als een geneesmiddel de passage door de maag heeft overleefd en in het duodenum en jejunum terechtkomt,
begint de resorptie. Via het poortaderstelsel komt het geneesmiddel in de lever.
Het spijsverteringskanaal krijgt zijn O2-rijke bloed via een slagader, maar het bloed wordt vervolgens via een
stelsel van kleine aderen afgevoerd naar de lever. Geneesmiddelen in de algemene circulatie krijgen elke eker
dat ze de lever passeren te maken met het levermetabolisme. Niet alle geneesmiddelen worden door de lever
geïnactiveerd: sommige moeten juist door de lever worden gemetaboliseerd om actief te worden (= prodrugs).
Prodrugs worden meestal veel beter opgenomen dan de werkzame metaboliet.
3.1.4 Eliminatie
Metabolieten = wat er van een geneesmiddel overblijft nadat de lever het heeft gemetaboliseerd
- Bij metabolisatie voegt lever vaak suikermolecuul toe aan geneesmiddel (conjugatie), zodat de
metaboliet beter wateroplosbaar wordt, waardoor nieren stof makkelijk uit lichaam kunnen
verwijderen
Gal = mengsel van cholesterol, zuren en kleurstoffen dat een belangrijke rol speelt bij vertering van vetten
Geneesmiddelen die in de gal worden uitgescheiden, komen via de galgang in de darmen terecht, waarna ze
opnieuw worden opgenomen of met de ontlasting worden uitgescheiden (= enterohepatische kringloop).
3.2 Hoe geneesmiddelen bijwerkingen kunnen veroorzaken
Bijwerkingen worden in 2 categorieën ingedeeld: Type A en Type B. bij type A behoren feitelijk die bijwerkingen
die voorspelbaar zijn, gegeven onze kennis over het werkingsmechanisme van het geneesmiddel. Bijwerkingen
van type B zijn onvoorspelbare, individuele reacties op een bepaald geneesmiddel terwijl dit in de juiste
therapeutische dosering wordt toegediend. De manier waarop het lichaam geneesmiddelen opneemt,
metaboliseert en uitscheidt, verschilt tussen individuen.
Nausea = misselijkheid