PSYCHOLOGIE:
(Hoofdstukken: 1, 2, 3, 5, 6 , 8)
LES 1:
Psychologie heeft de 3G’s: Gedrag, Gevoelens, Gedachten
Bij behandelen (bij cognitieve gedragstherapie) nog 2 G’s: Gebeurtenis -> gedachte -> gevoel ->
gedrag -> gevolg (5G schema, in een cirkel)
Theorieën zijn referentiekaders van waaruit psychologen te werk gaan
Functies van een theorie
1. Iets systematisch weergeven: ordenen, zodat iets sneller duidelijk is
en het herhaalbaar en controleerbaar is
2. Zodat je kunt verklaren en voorspellen
3. Heuristisch: een heuristiek is een eenvoudige beslisregel, zodat je iets
snel kunt begrijpen en erover kunt beslissen. Je doet dan een nieuwe
voorspellingen in een andere situatie
Milgram experiment, wat is de clou van het Milgram experiment?
- Autoriteit zal het wel weten
- Gehoorzaamheid aan een autoriteit
- Mensen gedragen zich zo onder invloed van de omgeving
- Gedeelde verantwoordelijkheid (ipv individueel)
Indeling theoretische stromingen, twee indelingen:
1. 3 mensbeelden: mechanisch, organismisch, personalistisch
2. BioPyschoSociale (BPS) model -> 3 niveaus
Eerste theoretische stroming: Mensbeelden
drie mensbeelden:
1. Mechanistisch mensbeeld:
Hierbij wordt de mens gezien als een machine, een robot, als een apparaat dat bestaat uit
losse onderdelen
Onthoud hierbij:
- De mens is samengesteld uit afzonderlijke delen
- Delen van de mens kunnen zelfstandig bestudeerd worden
- De mens kan bestudeerd worden los van de sociale materiële omgeving
2. Organistisch mensbeeld:
Hierbij wordt de mens gezien als één geheel, als een levend organisme waarvan de
onderdelen elkaar beïnvloeden en als een organisme dat de omgeving beïnvloedt, maar ook
beïnvloed wordt door de omgeving zelf?
Onthoud hierbij:
- De mens is één geheel, een levend groeisel
- De mens staat in een wisselwerking met zijn omgeving: wederzijdse beïnvloeding (circulair
causaal: A > B > A)
- De mens is meer dan de som der delen
- De mens is niet los van zijn omgeving te bestuderen ( -> wederzijdse beïnvloeding )
3. Personalistisch mensbeeld:
Hierbij wordt de mens als een zelfbepalend wezen met een voortdurende drang naar zinvol
leven, toekomstgericht, gefocust op groei en ontwikkeling?
Onthoud hierbij:
- Uniek karakter van de mens
- Wordt beïnvloed door cultuur én schept cultuur
- Het doelgericht handelen staat centraal: gemotiveerd om iets in de toekomst te bereiken
(zingeving)
- Mens en dier zijn verschillend
- Onderwerpen zoals geloof, spiritualiteit, taal, muziek en creativiteit
Het biopsychosociale model = BPS-model
Afkomstig uit de algemene systeemtheorie (AST) (H6)
, Het BPS model is een metatheorie
Metatheorie = theorie over theorieën
Het model bevat drie niveaus
-> guur 1.2 op bladzijde 42
LES 2:
Het stanford Prison experiment: het lucifer e ect = de transformatie van het menselijk karakter
Ontmenselijking is onvermijdelijk
De psychologische processen binnen het lucifer-e ect:
- Overeenstemming met de groep
- Gehoorzaamheid richting autoriteit
- Morele ontkoppeling
- Omgevingsomstandigheden
H2 Psychoanalyse;
-Sigmund Freud (1856-1939)
Uitgangspunten psychoanalyse:
- De subjectieve ervaringen: focus op het onderscheid tussen mensen
- Het onbewuste; gedrag is ook zeker onbewust
- Con ictmodel wens vs. verbod
- De eerste vijf levensjaren zijn belangrijk
- Gedrag heeft altijd een betekenis
-> freudiaanse verspreking
Theorieontwikkeling:
Eerst natuurwetenschappelijke benadering: biologische benadering stond centraal. Psychische
processen verklaren d.m.v. fysiologie
-> hierbij past het mechanistisch mensbeeld
Later volgde de romantische benadering. Het gedrag van mensen kwam voor uit irreële wil.
Gedrag bleek doelgericht te zijn. Psychoanalyse werd uitlegkunde
-> hierbij past het personalistisch mensbeeld
Mensbeeld psychoanalyse:
- Het leven wordt mede bepaald door onbewuste krachten
- De seksualiteitsdrift en de agressiedrift
- Product van zijn geschiedenis, de eerste vijf levensjaren
- Geen duidelijk onderscheid tussen normaal en abnormaal gedrag
- Bewustwording van de problematiek
- Verschuiving van mechanistisch naar personalistisch mensbeeld (dualistische theorie)
- Link met biopsychosociale model: psychische niveau van bps-model centraal
!!! Vijf hoofdkenmerken psychoanalyse:
1. (Onbewust) mentale processen
- Bewust, voorbewust en onderbewust
- Primair en secundair proces
-> primair proces = onderbewust, bewust en voorbewust = secundair proces
- Drifttheorie: agressiedrift en seksualiteitsdrift
2. De psychische structuur
- Id, ego en superego
3. De ontwikkelingsfasen
- Orale, anale, fallische, oedipale, latentie-, genitale fase
4. Verdedigingsmechanismen
- Neurotisch, volwassen en primitief
5. Overdracht en tegenoverdracht
fi fl ff ff
, Vedere uitwerkingen hoofdkenmerken:
1.(Onbewust) mentale processen
2. De psychische structuur:
- Het Id:
-> bevat de driften
-> bevrediging van de behoeften
-> georiënteerd op een staat van lust
-> con ict bij een baby: drift van honger & eis van de omgeving om nog even te wachten
- Het Ego:
-> rede, gezond verstand
-> komt tot ontwikkeling in het eerste levensjaar (komt goed tot uiting tijdens de anale fase)
-> ego moet dominant worden over het Id
(= afstemming realiteitsprincipe en lustprincipe)
- Het Superego:
-> geweten
-> schuldgevoelens zitten hier ook
-> ik-ideaal
-> ontwikkeling tijdens het 4e/5e levensjaar
-> er bestaan zwakke en sterke superego’s
LES 3:
Vervolg van de 5 hoofdkenmerken psychoanalyse:
3. De ontwikkelingsfasen
(psychoseksuele stadia - Erikson)
- Orale fase 0-12 maanden; zuigelingen fase, mond, Id
vertrouwen/veiligheid versus wantrouwen
- Anale fase 1-3 jaar; peuterfase, anus, ontwikkeling Ego
autonomie versus schaamte/twijfel
- Fallische fase 3-4 jaar; kleuterfase, geslachtsdeel
initiatief versus schuld
- Oedipale fase 4-5/6 jaar; basisschool, ontwikkeling Superego
rivaliteitscon ict, vlijt versus minderwaardigheid
- Latentie fase 6-11 jaar; basisschool, emotionele rust
sublimatie, vlijt versus minderwaardigheid
- Genitale fase 11-… jaar; adolescentie, ontwikkeling intieme relaties
identiteit versus identiteitsverwarring
4. Verdedigingsmechanismen (pag. 83-86)
Wat zijn verdedigingsmechanismen?
Verschillende de nities:
= defensie -/ afweermechanismen
= emotionele zelfbescherming
= muur van afweer
= weerstand
= (!) een mechanisme dat verhindert dat onbewuste wensen, impulsen en trauma’s herinnerd
worden
fl fl fi