Samenvatting ‘Wereldgeschiedenis een inleiding’ – Eric VanHaute
Hoofdstuk 1 - Wereldgeschiedenis: een geschiedenis van de wereld?
Belangrijkste reden om hedendaags de wereldgeschiedenis te bestuderen is om toegang te
krijgen tot de historische achtergrond van onze hedendaagse geglobaliseerde wereld. Zoals
elke historiografie geeft wereldgeschiedenis betekenis, maar dan met de focus op
vergelijking en interactie op globaal niveau.
Om hier achter te komen staan er een aantal vragen centraal:
- Welk perspectief hanteert de wereldgeschiedenis, zowel op het gebied van kijken
(kennen) als van denken (kunnen).
- Daaruit voort komt de vraag naar de identiteit en het waarom van de
wereldgeschiedenis.
- Een overzicht van de eigen historische achtergrond licht de opvallende vernieuwing
in de wereldgeschiedenis tijdens de voorbije decennia toe.
1. Wereldgeschiedenis is een andere manier van kijken
Wereldgeschiedenis is groot en kan daardoor onoverzichtelijk bevonden worden, maar dit
kan voorkomen worden. Veralgemeningen, vergelijkingen, verbindingen en veranderingen
dwingen de onderzoekers, de schrijvers en de lezers tot gestructureerde verhalen waarin
divergentie en convergentie, verandering en continuïteit, samenwerking en conflict als
sturende krachten herkenbaar worden.
Algemene definitie wereldgeschiedenis/globale geschiedenis: wereldgeschiedenis bestudeert het
ontstaan, de groei en de veranderingen van de menselijke gemeenschappen in een vergelijkend
perspectief en in hun onderlinge samenhang. Kernwoorden zijn Communities (gemeenschappen),
Comparisons (vergelijkingen), Connections (verbanden) en Systems (systemen).
centraal staat niet de wereld op zich, maar de menselijke gemeenschappen die de wereld
door de tijd heen hebben vormgegeven. Wereldgeschiedenis bestuurt die gemeenschappen
door:
A. Vergelijkend perspectief met het oog op vaststellen van patronen, gelijkenissen en
verschillen.
B. De interacties tussen gemeenschappen via contacten, connecties en beïnvloeding.
Wereldgeschiedenis is dus eerst en vooral een perspectief, een manier van kijken die
grondig verschilt van andere manieren van sociaal onderzoek.
2. Wereldgeschiedenis is een andere manier van denken
Wereldgeschiedenis bestrijkt alle grote domeinen van het menselijk handelen:
- Mensen en hun natuurlijke omgeving
- De ontwikkeling en interactie van culturele systemen (religies, kunsten,
wetenschappen)
- Staatsvorming en conflict
- De vorming van economische systemen (landbouwsystemen, handel, industrialisatie)
- De ontwikkeling van sociale structuren (inclusief gender, familie, ras, klasse)
Antwoorden op deze vragen herdefiniëren de drie dimensies die elke sociale en
menswetenschap verweven zitten: de ruimtelijke dimensie (wereld), de tijdsdimensie en de
thematische dimensie.
3. Welke wereldgeschiedenis
Wereldgeschiedenis bestudeert het ontstaan, de groei en de veranderingen van menselijke
gemeenschappen in een vergelijkend perspectief en in hun onderlinge samenhang. De
,aandacht gaat niet naar individuele gemeenschappen, maar naar verschillen en
gelijkenissen in de ontwikkeling van de onderscheiden gemeenschappen en naar de
connecties tussen die gemeenschappen. Binnen de wereldgeschiedenis zijn er een aantal
basisvragen:
- Hoe proberen bevolkingsgroepen in verschillende contexten van tijd en plaats
soortgelijke doelstellingen met andere middelen te halen.
- Op welke wijze bouwen bevolkingsgroepen hun samenleving uit en wijzigen die
maatschappelijke systemen ten gevolge van contact, interactie of conflict met andere
samenlevingen.
Wereldgeschiedenis staat dus niet voor ‘aarde’ maar voor de menselijke samenleving met al
haar keuzes. Daarnaast is het niet een politieke of een demografisch verhaal, maar allerlei
verhalen die samenvloeien.
Geen Master Narrative: het is een verhaal van verhalen, met een wijde blik, maar met
antwoorden die nooit definitief zijn.
4. Waarom wereldgeschiedenis?
Wereldgeschiedenis is belangrijk, niet zozeer voor een globale kennis, maar wel voor het
leren hanteren van een globale blik. Dit inzicht leidt tot doelstellingen van
wereldgeschiedenis. De auteur deel dit op in kennen (passief inzicht) en kunnen (actief
toepassen). De belangrijkste zijn:
Kennen:
- Inzicht in het waarom, hoe en het en het wat van wereldgeschiedenis. De drie
dimensies tijd, ruimte en thematische invulling staan hierin in hun onderlinge
samenhang centraal.
- Begrijpen dat vraagstukken in de humane wetenschappen binnen een mondiale
context niet alleen vaak andere antwoorden krijgen, maar dat die antwoorden even
vaak niet eenduidig zijn. Het gehanteerde perspectief (tijd, plaats, thema) is bepalend
voor de antwoorden die gegeven worden.
Kunnen
- Formuleren hoe het mondiale perspectief zich verhoudt tot andere schalen in tijd en
ruimte.
- Uitleggen op welke wijze processen van interactie en diffusie de mondiale
samenleving vorm geven.
- Beoordelen hoe via een vergelijkende analyse processen van verandering versus
continuïteit kunnen worden beoordeeld.
- Begrijpen hoe connecties en systemen menselijke samenlevingen voortdurende
veranderen.
- Kritisch evalueren van universele pretenties en veralgemeende uitspraken over mens
en zijn samenleven.
5. Wereldgeschiedenis als traditie en vernieuwing
Geschiedenis is tot heden sterk een ‘nationale’ geschiedenis: vooral een geschiedenis van
een volk, een culturele ruimte, een groep mensen die bezig is met de opbouw van een eigen
samenleving. De diverse vormen van geschiedschrijving die mogelijk zijn ontstaan als reactie
op een welbepaalde nood aan kennis en verantwoording.
Hoofdstuk 2 – Een menselijke wereld: mens en mensheid.
1. Altijd meer mensen: bevolkingsgroei
De verspreiding van de menselijke soort over de aardbodem gebeurde in diverse stappen
waarbij de groei van de bevolking niet een continu proces is. Er zijn 4 fase te onderscheiden:
1. De menselijke geschiedenis begint tussen 9 en 5 miljoen geleden wanneer de
Afrikaanse mensapen zich opsplitsen in vier soorten: gorilla, chimpansee, bonobo en
de ‘protomens’. De Homo Erectus verschijnt tussen de 1.7 en 1 miljoen jaar terug. De
bevolking groei tot 1, maximaal 1.5 miljoen, maar valt daarna stil vanwege technische
beperkingen op het gebied van voeding en bescherming.
, 2. De voorvader van de moderne mens, Homo Sapiens, verschijnen tussen 250.000 en
200.000 jaar terug. Vanuit Afrika verspreiden ze zich in diverse fases over de rest van
de wereld.
3. Vestiging van landbouwsamenlevingen vanaf 10.000 v.Chr. Tot 1800 groei de
bevolking aan tot 1 miljard.
4. Vanaf 1800 versnelt de bevolkingsgroei als gevolg van het industrialisatieproces.
De impact van de groei is hedendaags groter dan het in het verleden was. De snelheid
van de bevolkingsgroei neemt af en men denkt dat rond 2050 een stabilisatie zal optreden.
2. Demografische transities
De diverse fases in de bevolkingsgroei veronderstellen meerdere ‘demografische transities’;
periodes waarin het demografische gedrag, de manier waarop mensen met hun
vruchtbaarheid omgaan, fundamenteel verandert. Deze veranderingen krijgen voor door de
interactie tussen externe beperkingen en interne keuzes. Beperkingen kunnen klimaat,
ziektepatronen, energie en voedsel en nederzettingspatronen vallen. De keuzes worden
afgeschermd op de externe beperkingen zoals migraties, geboorten en gezinsvorming.
Wanneer verhouding tussen externe beperkingen en interne keuzes veranderd spreek je
van een demografische transitie.
de hedendaagse demografische transitie werd ingezet in het 18de -eeuwse Europa waarbij
eerst de moraliteit (Toename van de levensverwachting), gevolgd door een afname van de
fertiliteit (minder overlevende kinderen per vrouw). Tussen deze twee bewegingen ontstaat
een versnelde groei van de bevolking als gevolg.
3. Demografische groei als rem of als moter
De toenemende bevolkingsgroei kan leiden tot een remmende factor door de schaarste van
middelen. De bekendste theorie hierover is van Thomas Malthus die sprak van Postive
Checks en Preventive Checks. De positive checks zorgden voor een inkrimping van de
bevolking door middel van hongersnoden als gevolg van bevolkingsgroei. Preventive checks
was het tegengaan van de extreme bevolkingsgroei waardoor deze remmende factor op de
groei niet tot stand hoefde te komen.
Voor Malthus was het idee dat bevolkingsgroei dé voorwaarde was voor economische
ontwikkeling. Door de toename van de bevolking groeit de vraag naar voedingsmiddelen
stimulans landbouwsector investering nieuwe landbouwtechnieken hogere
productiviteit + vraag naar meer arbeidskrachten.
4. Familie, gender en vruchtbaarheid
De familie is een centrale organisatievorm die universeel is, een gezin of huishouden verwijst
naar de plaats van verblijf (samenwonen). Per groep verschilt het wie samenleven van de
familie en wie extern wonen. Zo leven in de periode van jagers en verzamelaars de mensen
in kleine groepen en pas door de landbouwrevoluties veranderen de levenswijze van de
mensen ingrijpend. In de nieuwe beschavingen worden kleinere familiebanden belangrijker:
ze worden meer en meer geformaliseerd via wetgeving (huwelijk/ seksualiteit) en
gelegitimeerd via ideologie en religie. In alle beschavingen wordt de familie een centraal
en formeel georganiseerde schakel in de samenleving.
5. Ziekte en dood
Sterfterisico’s zijn voor 1800 heel vergelijkbaar: de grootste risico’s vormen de eerste
kinderjaren. Daarbij komen sterftepieken door ziektes en ontbering. In Europa verdwijnt
vanaf de 18e eeuw de pieken in de moraliteit en krijgt het verloop van de sterfte een meer
vlak patroon. Dit komt door de geringere impact van de bestaanscrisissen.
Toch zijn er ook schoksgewijze verlopen die invloed hebben op de verloop van sterfte
zoals honger, ziekte, rampen en oorlog. Daarnaast kent de 20e eeuw ook aanzienlijke
hoeveelheid genocides. De grootste doder in de menselijke geschiedenis, ten minste in de