Sociale psychologie
College 1: inleiding
3 motieven
1. Epistemologisch: wat gebeurt hier? Hoe moet ik dit duiden?
2. Existentieel: ben ik veilig en geborgen in deze wereld?
3. Identi catie: ik wil me goed voelen over mezelf en de groepen waar ik bij hoor.
Veel mensen willen ergens bij horen. Je wilt je daar geaccepteerd en jn voelen over jezelf
en door anderen.
Het boek social psychology wordt helemaal gebruikt voor het tentamen, behalve h2.
H2 gaat over hoe je onderzoek moet doen dus kan wel interessant zijn.
REVEL is een online leeromgeving van Pearson en het boek.
Sociale psychologie:
• Fascinatie voor invloed van sociale situaties en individuele verschillen op menselijke
gedachten, gevoelens en gedragingen
• Brede en precieze discipline
• Eigenstandige discipline plus unieke combinatie van diverse wetenschappelijke
disciplines. Ook processen uit ontwikkelingen, persoonlijkheidspsychologie. Functieleer.
Toepassing in organisatie, gezondheid en klinische psychologie, etc. Ook raakvlakken
met sociologie, rechten, economie etc.
Axioma’s sociale psychologie:
- Mensen denken, doen en voelen. f(persoons x situatie).
- Verschillende mensen reageren verschillend op dezelfde situatie.
- ‘If people de ne situations as real, they are real in their consequences.’
- Mens construeert eigen realiteit
- Het denken, doen en voelen van mensen wordt sterk beïnvloed door de situatie, of
liever, door hun interpretatie van de situatie.
Omgeving beïnvloed de keuzes. Vooral de invloed van de fysieke omgeving is groot.
Situatie -> perceptie -> cognitie, motivatie, gedrag.
Omgeving beïnvloed mensen hun gedachten, gevoelens en gedragingen.
fi fi fi
, Vragen in sociale psychologie
• Sociale psychologie gaat over datgene wat je s‘avonds laat bediscussieert met vrienden
etc.:
- Hoe zit het leven in elkaar?
- Waarom is mijn relatie uitgegaan?
• Sociale psychologie gaat ook over oplossen belangrijke sociale en maatschappelijke
problemen
- Hoe houden we de samenleving bij elkaar?
- Hoe zetten we mensen aan tot beter, bv, milieuvriendelijker gedrag?
- Verkiezingen
- Waarom doen mensen mee aan Idols, boer zoekt vrouw etc.?
De mens construeert eigen sociale realiteit (social construals), vaak in termen van
persoonseigenschappen.
Invloed van fysieke omgeving:
Welke cirkel in het midden is groter? Weet je dat zeker?
Heider en Simmel: de mens construeert vaak sociale realiteit (social construals), vaak in
termen van persoonseigenschappen. Bv wie is mooi?
Invloed van sociale omgeving:
- Fundamentele attributiefout
Oorzaken gedrag toeschrijven aan persoonlijkheidseigenschappen gebeurt vaak. (Lee
Ross)
- Self-ful lling prophecy
(On)geloof in een persoon veroorzaakt dat (on)geloof in de persoon realiteit wordt.
Pygmalion-e ect (ovidius)
Mensen geven niet graag toe dat ze zich vergissen.
Ze zoeken meteen de bevestiging van hun eerste indruk.
Van alle info die binnenkomt, blijft vooral de ‘zie je wel-indruk’ hangen.
Peer pressure speelt ook een belangrijke rol in de sociale psychologie.
Cold-hot empathy gap (Loewenstein 1996)
Als hij het koud heeft kan hij zich niet verplaatsen in de gevoelens van anderen.
fi ff
, Het basisprincipe van de sociale psychologie:
Twee manieren van info verwerken:
• Gecontroleerd - automatisch
- Systematisch - heuristisch (Chaiken)
- Centraal - perifeer (Petty)
- Rationalistisch - experientieel (Epstein)
• Wanneer wat?
- Willen, gemotiveerd, belangrijk, duur, zelf-gerelateerd.
- Kunnen, genoeg cognitieve capaciteit, voldoende informatie.
- Schema’s en heuristiek als je niet anders wilt, niet anders kunt.
Reden geven mbv het woord ‘want’ werkt zo goed dat het niet eens uitmaakt wat je
erachter zet, omdat mensen informatie oppervlakkig verwerken, heuristische info
verwerking.
Shooter bias
‘Zwart’
Witte Amerikaanse proefpersonen reageren sneller op lui, vijandig, muzikaal en atletisch.
En zien ook ambigue stimuli sneller aan voor vuurwapen.
De rst-person shooter task is de eerste waar dit gevonden is.
Kennisclip voor WG1; Theorie & Empirie
Empirie is kennis die is verkregen door waarnemingen, observaties etc.
Theorie is een samenhangend begrip van informatie die is verzameld. Een theorie bevat
aannames die niet speci ek zijn. Theorie is breder en zal van toepassing moeten zijn in de
werkelijkheid.
Empirie zijn alle losse puzzelstukjes en de theorie is het plaatje dat je ziet als je alle
puzzelstukjes in elkaar heb gezet.
Empirie kan niet zonder theorie omdat het dan allemaal losse stukjes zijn zonder rode
draad.
Theorie kan ook niet zonder empirie want dan wordt het een loso e.
fi fi fi fi
, Psychologie is een empirische wetenschap
- Er zijn feitelijke beweringen, wat er gebeurd
- Er zijn theoretische beweringen, waarom iets gebeurt
Theorie meer op de voorgrond in tekstboeken en review artikelen.
Empirie meer op de voorgrond in onderzoeksverslagen.
College 2: vooroordelen, stereotypen en discriminatie
Er is een onderzoek gedaan naar een Nederlandse naam en Mohammed. Ze hebben
beide met de zelfde cv gesolliciteerd, maar de Nederlandse naam werd veel vaker op
gesprek gevraagd.
Sekse-categorisatie; roze vrouw, blauw man.
Kandinsky vs Klee
Groepsdynamiek omdat ze zich meer in de een dan de ander kunnen vinden. Minimale
groepen gaan ook een rol spelen.
Sociale categorisatieprocessen:
Indelen in 2 groepen. Dan ontstaat er een andere dynamiek tussen de 2. Als je bv A en B
groepen opeens indeelt in een groep die goed met ze alle waren wordt het vervelend. Ze
gaan gek genoeg ineens bij elkaar aan tafel zitten met de ene groep en de andere groep
terwijl niemand ze daartoe verplicht hebben.
E ecten worden beïnvloed door stereotypen over groepen.
Sociale categorisatie;
Individuen als groepsleden zien omdat ze kenmerken hebben die typerend zijn voor deze
groep.
- Categoriseren is essentieel voor het proberen te begrijpen van de wereld om ons heen,
verschaft ons snel bruikbare info, helpt nutteloze info te negeren
- Categorisatie heeft echter ook negatieve e ecten, outgroup derogation (denk je
negatiever over), outgroup homogeniteit (het idee dat iedereen het zelfde is, dat zijn
allemaal nerdjes).
Ingroup - outgroup verschillen
In centrale tendentie;
- Wij zijn aardiger, beter; ingroup favoritism, goed denken over eigen groep.
- Zij zijn onaardig/vijandig/dom/onbekwaam; outgroup derogation. Negatief denken over
de andere groep.
In variatie
- zij lijken allemaal op elkaar, outgroup homogeniteit, ingroup heterogeniteit
ff
ff