De basis van de calculatie
Basis calculaties (BKC)
Uitleg van de theorie inclusief een hele hoop voorbeelden
Auteur: Bryan Cuperus
,Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1, basisberekeningen ............................................................................................................. 4
1.1, hoe ronden we af?........................................................................................................................ 4
1.2, wat is machtsverheffen?............................................................................................................... 4
1.3, in welke volgorde rekenen we? .................................................................................................... 4
1.4, hoe lossen we een vergelijking op? .............................................................................................. 4
Hoofdstuk 2, percentages en promillages ............................................................................................... 5
2.1, wat zijn procenten? ...................................................................................................................... 5
2.2, wat zijn promillages? .................................................................................................................... 6
Hoofstuk 3, vreemde valuta .................................................................................................................... 7
3.1, wat kost vreemd geld of wat levert het op? ................................................................................. 7
3.2, hoe zit dat met provisie die de bank vraagt? ............................................................................... 8
Hoofdstuk 4, de factuur ........................................................................................................................... 9
4.1, welke zaken spelen een rol bij de factuur?................................................................................... 9
4.2, welke kortingen op gewicht zijn er? ........................................................................................... 10
4.3, hoe werkt de btw (belasting toegevoegde waarde)? ................................................................. 10
4.4, wat zijn kortingen op de prijs? ................................................................................................... 11
4.5, wat zijn de leverings- en betalingsvoorwaarden? ...................................................................... 12
Hoofdstuk 5, verzekeringen ................................................................................................................... 13
5.1, waar moet je bij verzekeringen aan denken? ............................................................................. 13
5.2, wat zijn schadeverzekeringen? ................................................................................................... 13
5.3, hoe wordt de uitkering bij schade berekend? ............................................................................ 14
5.4, wat zijn sommenverzekeringen? ................................................................................................ 15
5.5, gezonde waarde van goederen .................................................................................................. 15
Hoofdstuk 6, kosten ............................................................................................................................... 16
6.1, wat zijn kosten? .......................................................................................................................... 16
6.2, hoe wordt de interest uitgerekend? ........................................................................................... 17
6.3, hoe worden de afschrijvingskosten uitgerekend? ...................................................................... 19
6.4, hoe wordt de interest berekend bij duurzame productiemiddelen? ......................................... 21
6.5, hoe stel ik het resultaat bij verkoop van een duurzaam productiemiddel vast? ....................... 21
Hoofdstuk 7, de opslagmethode ........................................................................................................... 23
7.1, wat is een opslagmethode?........................................................................................................ 23
7.2, wat is de primitieve of enkelvoudige opslagmethode? .............................................................. 23
7.3, wat is de verfijnde of meervoudige opslagmethode? ................................................................ 24
7.4, wat is het verschil tussen de fabricagekostprijs en de verkoopprijs?......................................... 24
2
, 7.5, voorbeeldberekening verkoopprijs............................................................................................. 25
Hoofdstuk 8, de integrale kostprijsmethode ......................................................................................... 27
8.1, wat zijn variabele en constante kosten?..................................................................................... 27
8.2, wat is het verschil tussen normale en werkelijke hoeveelheden? ............................................. 27
8.3, hoe berekenen we de integrale kostprijs?.................................................................................. 27
8.4, hoe berekenen we de verkoopprijs? .......................................................................................... 29
8.5, wat zijn bezettingsresultaten? .................................................................................................... 29
8.6, voorbeeld met alle onderdelen van hoofdstuk 8 ....................................................................... 30
Hoofdstuk 9, de theorie van de handel ................................................................................................. 32
9.1, wat is een bedrijfskolom en wat is een bedrijfstak? .................................................................. 32
9.2, wat is het belang van de collecterende en distribuerende handel? .......................................... 32
9.3, wat is een groothandel en wat is een kleinhandel? ................................................................... 32
9.4, welke samenwerkingsvormen zijn van belang? ......................................................................... 32
Hoofstuk 10, diagrammen ..................................................................................................................... 34
10.1, aan welke eisen moet een goed diagram voldoen? ................................................................. 34
10.2, wat is een staafdiagram? .......................................................................................................... 34
10.3, hoe ziet een lijndiagram eruit? ................................................................................................. 34
10.4, hoe ziet een kolommendiagram eruit? .................................................................................... 34
10.5, wat is een cirkeldiagram? ......................................................................................................... 35
Hoofstuk 11, het bedrijfsresultaat ......................................................................................................... 36
11.1, hoe wordt het bedrijfsresultaat berekend? ............................................................................. 36
11.2, wat is de break-evenafzet? ....................................................................................................... 37
11.3, hoe berekenen we een break-evenomzet bij een handelsonderneming? ............................... 38
11.4, hoe is de opbouw van de verkoopprijs bij een handelsonderneming?.................................... 40
3
,Hoofdstuk 1, basisberekeningen
1.1, hoe ronden we af?
Vaak wordt er gevraagd om een afronding van 2 getalen achter de komma. Het derde getal achter de
komma is hiervoor belangrijk. Is dat getal lager dan een 5 (1,2,3 of 4 dus), dan wordt er naar beneden
afgerond en blijft het tweede getal achter de komma dus hetzelfde. Is het derde getal achter de
komma hoger dan een 4 (5,6,7,8 of 9 dus), dan wordt er naar boven afgerond en wordt het tweede
cijfer achter de komma 1 hoger.
1.2, wat is machtsverheffen?
Machtsverheffen gaat om hoeveel keer een getal met zichzelf vermenigvuldigd wordt. Zo is 3 tot de
macht 2 bijvoorbeeld 3x3 = 9 en 3 tot de macht 3 3x3x3 = 27.
Een macht ziet er als volgt uit: 3 tot de macht 2 = 32, het antwoord hiervan is dus 3x3 = 9.
1.3, in welke volgorde rekenen we?
Bij een lange berekening is het van belang om te weten welke delen van de som eerst moeten
worden berekend. De volgorde hiervoor is:
1. Het deel van de som dat tussen haakjes staat
2. Machtsverheffen
3. Vermenigvuldigen en delen
4. Optellen en aftrekken
1.4, hoe lossen we een vergelijking op?
In een vergelijking is vaak 1 onbekende. Er wordt dan naar deze onbekende gevraagd, normaliter
staat deze onbekende achter het is-teken (=). Maar in een vergelijking kan de onbekende ook verder
in de formule/som staan. Zo kan je bijvoorbeeld een som hebben als 200 = 20 + 50 + ?. Dan moet er
dus berekend worden wat er op het vraagteken hoort te staan. Het vraagteken moet aan de andere
kant van het =-teken staan. Dan krijg je dus: 200 - ? = 20 + 50. Vervolgens wordt dit vervolgd tot: 200 -
? = 70. Dit gaat dan naar -? = 70 – 200 wat uitkomt op -? = -130. De min-tekens kunnen tegen elkaar
weggestreept worden en dan is de uitkomst dus ? = 130.
200 = 20 + 50 + ?
200 - ? = 20 + 50
200 - ? = 70
-? = 70-200
-? = -130
? = 130
200 = 20 + 50 + 130
Soms wordt er ook een verhaaltje gegeven met een formule, uit dit verhaaltje moeten dan de cijfers
op de goede plek van de formule worden gezet om zo een kloppende som te maken. Deze som kan je
dan vervolgens uitrekenen. Hieronder een voorbeeld:
Eindvoorraad = beginvoorraad + inkopen – verkopen
Anne heeft een bedrijf in sieraden, zij werkt met een voorraad. Ze eindigde het jaar 2022 met een
voorraad van 800 stuks. In januari 2023 besloot zij om nog 200 stuks in te kopen om een gezonde
voorraad te hebben. In die maand verkocht zij 600 sieraden. Wat is de eindvoorraad na januari 2023?
Eindvoorraad = 800 + 200 – 600
Eindvoorraad = 1.000 – 600
Eindvoorraad = 400
4
,Hoofdstuk 2, percentages en promillages
2.1, wat zijn procenten?
Procent wil zeggen een verhouding uitgedrukt in per honderd. Wanneer iemand bijvoorbeeld zegt dat
het 10% van het afgelopen uur heeft geregend, dan houdt dit in dat het 6 minuten heeft geregend. 10
procent van 60 (aantal minuten in een uur) is namelijk 6. Dit bereken je door 60/100x10 te doen. De
formule die hierbij hoort is: getal waarvan het percentage wordt berekend/100 x het percentage.
Brutowinst en nettowinst
Brutowinst = verkoopprijs – inkoopprijs
Nettowinst = brutowinst – kosten
Bij de brutowinst wordt alleen rekening gehouden met de inkoopprijs van de verkochte goederen. Bij
de nettowinst worden ook kosten als loon- en energiekosten meegerekend. De nettowinst geeft een
duidelijkere en meer kloppende weergave van hoeveel winst een bedrijf daadwerkelijk maakt.
Winstpercentages
Vaak willen bedrijven weten wat bijvoorbeeld het brutowinstpercentage van de inkopen is. Hieronder
een voorbeeld om het te verduidelijken:
Inkopen: 20.000
Brutowinst: 15.000
Verkopen: 35.000
Hoeveel is het brutowinstpercentage van/over de inkopen?
De inkopen worden hier als de 100% beschouwd, omdat in de vraag gevraagd wordt naar het
percentage VAN/OVER de inkopen.
Het winstpercentage is dan 15.000/20.000 = 75%.
Het verkooppercentage van de inkopen zou bijvoorbeeld het volgende zijn: 35.000/20.000 = 175%.
Het verkooppercentage van de brutowinst is bijvoorbeeld 35.000/15.000 = 233%.
Extra voorbeeld brutowinst en percentages
Ivy heeft een handel in Taylor Swift artikelen. Haar inkopen over 2022 waren 1.000 euro, ze heeft een
brutowinstpercentage van 25% over de verkopen. Hoeveel brutowinst heeft Ivy in 2022?
Inkopen = 1.000 = 75%
Brutowinst = ? = 25%
Verkopen = ? = 100%
1.000 = 75%
1% = 1. = 13,33
De brutowinst = 25 x 13,3333 = 333,3325
Het brutowinstpercentage over de inkopen = 333,.000 = 33,33%
Het is ook als volgt te berekenen: 25/75 = 33,33%. Hierbij reken je met de percentages die gegeven
worden in plaats van de getalen die je door middel van de percentages hebt achterhaald.
Extra voorbeeld brutowinst en percentages
Lotta heeft voor €400.000 aan artikelen verkocht. De brutowinst is 15% van de inkopen. Hoeveel
brutowinst heeft Lotta?
Inkopen = ? = 100%
Brutowinst = ? = 15%
Verkopen = 4.000 = 115%
4. = 1% = €34,7826….
5
,Dan is de brutowinst van 15% dus 15 x 34,7826…. = €521,74
Dan zijn de inkopen dus 100% dus 100 x 34,7826… = €3.478,26
Waar de brutowinst over berekend wordt is altijd 100%, daarnaast is verkopen gelijk aan inkopen +
brutowinst. Met deze kennis kan je een opgave als dit oplossen. Verkopen wordt soms ook wel als
‘omzet’ geformuleerd in een vraag.
Het percentage brutowinst van de inkopen is in dit voorbeeld: 521,.478,26 x 100% = 15%
Percentage onder het honderd
Als er wordt gevraagd om het percentage onder het honderd bij brutowinstpercentage als percentage
van de verkopen, reken je met het brutowinstpercentage gedeeld door 100 – het
brutowinstpercentage. Als het brutowinstpercentage 40% van de verkopen is, is het percentage onder
de honderd dus: 40 / (100-40) x 100% = 66,67%
Als het brutowinstpercentage als percentage van de inkopen wordt gerekend, dan is het:
brutowinstpercentage gedeeld door 100 + brutowinstpercentage. Als het brutowinstpercentage 40%
van de inkopen is, is het percentage onder de honderd dus: 40 / (100+40) x 100% = 28,57%
Het antwoord is makkelijk te controleren op juistheid. Als je dit antwoord vermenigvuldigt met de
inkopen (als het brutowinstpercentage over de verkopen wordt berekend) hoor je de totale
brutowinst te krijgen.
Als je dit antwoord met de verkopen vermenigvuldigt (als het brutowinstpercentage over de inkopen
wordt berekend) hoor je de totale brutowinst te krijgen.
2.2, wat zijn promillages?
Percentages gaan zoals je ondertussen weet over 100, 1 procent = 1/100e. Procent = %.
Promillages gaan over 1.000, 1 promille = 1/1000e. Promille = ‰.
Anne heeft bij het maken van haar sieraden een foutpromillage van 2 promille. Als zij 800 sieraden
maakt zijn er dus gemiddeld 800/1.000x2 = 1,6 sieraden die mislukken als zij 800 sieraden maakt.
Er mislukken dus 2 sieraden per 1.000 sieraden die zij maakt.
6
,Hoofstuk 3, vreemde valuta
3.1, wat kost vreemd geld of wat levert het op?
Een valuta is een officieel betaalmiddel in een land. In Nederland is dit bijvoorbeeld de euro en in
Amerika de dollar. Voor ons is de dollar vreemd valuta, omdat het niet uit ons eigen land komt. Alle
valuta’s die niet uit ons eigen land komen, en dus niet de euro zijn, zien wij als vreemd valuta.
Functies van geld
Geld heeft de volgende functies:
1. Rekeneenheid: geld is een middel om mee te rekenen, bijvoorbeeld om meerdere
boodschappen bij elkaar op te tellen tot een bepaalde waarde.
2. Ruilmiddel: geld wordt gebruikt om te ruilen tegen goederen.
3. Spaarmiddel: geld kan makkelijker gespaard worden dan goederen en zo kan men dus
tegenwoordig sparen. Het sparen van brood is bijvoorbeeld niet te doen.
Vreemde valuta
De koers is de waarde van de eigen valuta ten opzichte van de vreemde valuta. Deze koersen worden
dagelijks vastgesteld op basis van vraag en aanbod.
In een koerslijst wordt aangegeven hoeveel vreemde valuta je krijg voor 1 euro. In de koerslijst zie je
twee koersen. Enerzijds zie je de aankoopkoers, deze wordt gebruikt wanneer je euro’s wilt
omwisselen in vreemde valuta. Anderzijds zie je de verkoopkoers, deze wordt gebruikt wanneer je
vreemde valuta wilt omwisselen in euro’s.
Verkopen van vreemde valuta aan de bank voor euro’s
Omdat je vreemde valuta verkoopt, heb je te maken met de verkoopkoers. De formule hiervoor is:
Het bedrag in vreemde valuta dat je verkoopt/verkoopkoers vreemde valuta = het bedrag dat je in
euro’s terugkrijgt.
Als je bijvoorbeeld 30 dollar wil verkopen voor euro’s met een verkoopkoers van 1,1 dan is dit de
berekening:
30/1,1 = €27,27
Je krijgt dan dus €27,27 voor de verkochte 30 dollar.
Vreemde valuta kopen van de bank met euro’s
Omdat je vreemde valuta aankoopt, heb je te maken met de aankoopkoers. De formule hiervoor is:
Het bedrag in vreemde valuta dat je wilt kopen/de aankoopkoers van de vreemde valuta = het bedrag
in euro’s dat je moet betalen
Als je bijvoorbeeld 50 pond wil kopen tegen een aankoopkoers van 0,85 is dit de berekening:
50/0,85 = €58,82
Je moet dus €58,82 meenemen naar de bank om je gewilde 50 pond te ontvangen.
Hoeveel van een vreemd valuta kan ik kopen met mijn euro’s?
Je wilt eigenlijk vreemde valuta kopen, je hebt dus te maken met de aankoopkoers. De formule
hiervoor is:
Het bedrag in euro’s x de aankoopkoers = het ontvangen bedrag in vreemde valuta
Als je bijvoorbeeld €500 wil omwisselen voor dollars tegen een aankoopkoers van 1,1445 is dit de
berekening:
€500 x 1,1445 = 572,25 dollar
Je krijgt van de bank dus 572,25 dollar voor de €500 euro die jij aan de bank verkoopt.
7
,Transacties met vreemde valuta’s
De bank geeft minder euro’s voor vreemde valuta dan dat ze voor gevraagde vreemde valuta betalen.
De aankoopkoers is dus altijd lager dan de verkoopkoers. Met dit verschil behaalt de bank winst op
vreemde valuta. Als je dus naar een bank gaat om je euro’s om te wisselen voor dollars en ze direct
weer om zou wisselen voor euro’s tegen dezelfde koersen verlies je een deel van je euro’s, dit is winst
voor de bank.
3.2, hoe zit dat met provisie die de bank vraagt?
Naast de winst die de bank haalt uit het verschil tussen de aankoopkoers en de verkoopkoers die in
de vorige paragraaf is aangehaald heeft de bank nog een manier om geld te verdienen aan het
omwisselen van vreemde valuta. Dit doet de bank door een provisie te vragen bij het omwisselen van
de valuta’s. Een provisie is een vergoeding voor het uitvoeren van financiële transacties. De provisie is
vaak een percentage van het bedrag dat wordt omgewisseld. Vaak zit er ook een maximum
verbonden aan de hoogte van de provisie. De bank vraagt dan niet meer provisie per transactie dan
dit maximale bedrag.
Provisie bij het kopen van vreemde valuta bij een bank
De koper moet euro’s betalen voor de aankoop van vreemde valuta. Naast dit bedrag moeten dan dus
ook de provisiekosten worden betaald. Deze bedragen worden bij elkaar opgeteld tot een
totaalbedrag wat de koper moet betalen aan de bank voor deze transactie.
Provisie bij het verkopen van vreemde valuta bij een bank
De verkoper krijgt euro’s voor de verkoop van vreemde valuta. De provisiekosten die voor deze
transactiekosten worden gedaan, worden afgetrokken van het bedrag dat de verkoper zou ontvangen
voor zijn vreemde valuta.
8
,Hoofdstuk 4, de factuur
4.1, welke zaken spelen een rol bij de factuur?
Een overeenkomst bestaat uit twee onderdelen:
1. Een levering van een product of dienst
2. Een betaling voor het product of de dienst
In zo’n overeenkomst is een factuur een belangrijk onderdeel. De factuur wordt gemaakt en
verzonden door de verkoper. Een aantal zaken zijn verplicht om te noteren op een factuur:
• De volledige naam en adressen van de leverancier en de klant
• Het btw-nummer van de verkoper
• Het nummer van de Kamer van Koophandel (KvK) van de verkoper
• De omschrijving van de goederen of diensten die zijn geleverd
• Het aantal geleverde goederen of diensten
• De factureringsdatum
• Het bedrag dat de verkoper aan de koper in rekening brengt exclusief btw
• Het btw-tarief
• Het btw-bedrag
• Het totaalbedrag dat de verkoper in rekening brengt inclusief btw
Btw van leveranciers voor ingekochte producten dat doorberekend wordt naar iemand is btw dat
teruggevorderd kan worden van de belastingdienst. Btw dat door klanten betaald wordt over
verkochte goederen en het bedrijf dus binnenkrijgt moet afgestaan worden aan de belastingdienst.
Hieronder een voorbeeld van hoe een factuur er in het dagelijks leven ongeveer uit ziet
9
, 4.2, welke kortingen op gewicht zijn er?
Op de factuur moet het aantal geleverde goederen komen te staan. In de goederenhandel worden
diverse kortingen op gewicht gebruikt. De koper krijgt dan een korting als hij/zij boven een bepaalde
hoeveelheid aan gewicht bestelt. Voor het berekenen van deze korting zijn het brutogewicht en het
nettogewicht van belang.
Brutogewicht en nettogewicht
Het brutogewicht is het gewicht van goederen zoals het wordt aangeleverd. Het gaat dus om: de
goederen die zijn gekocht, het gewicht van de verpakking en eventueel beschadigde producten.
Het nettogewicht is het brutogewicht minus het gewicht van de verpakking en eventueel beschadigde
producten. Het gaat dus alleen om het gewicht van de aangekochte producten bij elkaar opgeteld. Dit
nettogewicht komt normaliter op de factuur te staan.
De verpakking wordt ook wel tarra of emballage genoemd. Rafactie betreft de beschadigde of
bedorven producten of als de geleverde kwaliteit onderdoet voor de afgesproken kwaliteit.
Brutogewicht – tarra – rafactie = nettogewicht
Het kan zo zijn dat de verkoper het brutogewicht hanteert in plaats van het nettogewicht. Dan staat
het volgende op de factuur of in het contract: ‘bruto voor netto’. Om de te betalen prijs te berekenen
moet er dan uitgegaan worden van het brutogewicht in plaats van het nettogewicht.
Eerst wordt de tarra van het brutogewicht afgehaald. Op het bedrag dat hier uitkomt wordt de
rafactie berekend. Er hoeft geen rekening met de tarra gehouden te worden als het bijvoorbeeld om
de prijs per liters gaat. Dan is het namelijk onbelangrijk hoe zwaar de verpakking is, het gaat om de
inhoud van de verpakking in liters.
Voor vrachtkosten moet het brutogewicht gebruikt worden aangezien de emballage en verpakking
ook mee vervoerd worden.
Hieronder volgt een voorbeeld:
Een partij met 1.000 vinyls van Taylor Swift heeft een brutogewicht van 400 kilogram. De tarra is 7%
en de rafactie is 1%.
Het nettogewicht = brutogewicht – tarra – rafactie
Nettogewicht = 400 – 28 – 3,72 = 368,28 kilogram.
4.3, hoe werkt de btw (belasting toegevoegde waarde)?
Een ondernemer die een factuur verzendt, brengt een percentage extra in rekening voor btw, dit
wordt berekend over de verkoopprijs. Dit bedrag moet de ondernemer aan de fiscus afstaan. Als er
tussen ondernemers wordt verkocht, verdient de fiscus hier niks aan. De ondernemer die het product
inkoopt mag het betaalde btw bedrag namelijk terugvorderen van de fiscus. Wanneer consumenten
iets kopen maakt de Belastingdienst wel winst. De eindconsumenten krijgen namelijk geen geld terug
dat zij aan belasting hebben moeten betalen. Er zijn 3 verschillende btw percentages:
• 21%, het meest gebruikte percentage.
• 9%, wordt gebruikt voor levensmiddelen en geneesmiddelen.
• 0%, wordt gebruikt voor ondernemers die aan het buitenland leveren.
Als een ondernemer 0% btw mag hanteren, hoeft er dus niks afgedragen te worden door de
eindconsument. Ondernemers die geen btw doorbereken aan de klant mogen ook geen
omzetbelasting terugvragen van de gedane inkoop, zij worden dan namelijk als eindconsument
beschouwd.
10