Samenvatting Internationale Betrekkingen
Week 1
Verschil natie en staat
Vóór er staten waren, bestonden andere vormen van politieke organisaties. Van oorsprong leefden mensen in kleine
gemeenschappen van families, stammen en clans, met lokale heersers, zoals stamoudsten.
Door bevolkingsgroei, vorming van legers, verovering, handel en de aanleg van grote irrigatiestelsels werden grotere
bestuurlijke eenheden gevormd, met koningen, keizers en andere vorsten.
Nationale staten
Vooral gegroeid in de zestiende en zeventiende eeuw, toen koningen hun gebieden gingen moderniseren, nationale
talen, rechtsstelsels en culturen gingen bevorderen en een grote mate van cohesie (interne samenhang) nastreefden.
De koning was de soeverein (hoogste macht) en de staat werd geacht onafhankelijk te zijn, dat wil zeggen: geen
hogere, wereldlijke macht boven zich te erkennen.
Natiestaat
Het woord natiestaat suggereert dat staat en volk geheel samenvallen en de staat geen diverse samenstelling heeft –
wat in feite vaak juist wel het geval is. Het is dus het duidelijkst om van staten te spreken.
Uitzondering: de Verenigde Staten zijn één staat die bestaat uit deelstaten zoals Californië en Texas.
Verschil tussen landen, staten en naties
Een ‘land’ was eerst een vage term voor het gebied of de streek waar een volk woont. Met de komst van de ‘staat’
krijgt een land een bestuur met rechtspersoonlijkheid en vaste grenzen. Ten slotte betekent de komst van het begrip
‘natie’, dat een volk met gemeenschappelijke kenmerken betekent, de vorming van een vermeende gemeenschap
binnen de staat of soms over de grenzen heen.
Het begrip valt niet altijd samen met natie, want een staat is een politieke organisatie, die ook meer dan één volk kan
omvatten, zoals Zwitserland.
Absolutisme
De industriële revolutie had de onderdrukkende machtsorde in het land weggevaagd en voorgoed een einde
gemaakt aan het absolutisme van de Franse koning. ‘Absolutisme’ is de opvatting dat de koning, met zijn direct van
God ontvangen soevereiniteit, de onbetwiste machthebber is.
Nationalisme
De opkomst van de natie en het nationalisme
Wat precies als een natie werd gezien, verschilde per land en per denker, maar in hoofdlijnen werd een natie gezien
als een grote groep mensen die bijeen hoort op basis van hun grondgebied, taal en cultuur en die ook een
gemeenschappelijk verleden en toekomst heeft.
Nationalisme is een ideologie die gebaseerd is op het idee dat mensen trouw zijn aan de eigen staat of natie of het
eigen volk. Gedurende de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw was het nationalisme een van de belangrijkste
politieke stromingen in Europa.
• 2e helft van de 18e eeuw drong onderwijs door tot bredere lagen van de (vooral stedelijke) bevolking.
• Scherpomlijnde grondgebieden en bevolkingen door uniforme burgerlijke stand en kadaster dat het
eigendom van grond en gebouwen vastlegde.
• Overal werd weliswaar de monarchie weer hersteld.
• Recht en interne hervormingen (burgerlijke stand en kadaster bijv.), gelijkheid en vrijheid waren belangrijk.
In 1848 werd de macht van koningen ingeperkt door een constitutionele monarchie (ook Nederland). Koning moet
zich aan grondwet en rechtsorde houden. De politieke verantwoordelijkheid wordt door ministers gedragen.
Vrede van Westfalen
, Dertigjarige oorlog en de Tachtigjarige oorlog
Aan de toestand van veelvuldige oorlogvoering tussen staten kwam pas met de twee Vredes van Westfalen (1648)
enige verandering: de Verdragen van Münster en Osnabrück. Deze vredes maakten een einde aan de Dertigjarige
Oorlog in ‘Duitsland’ (1618-1648) en de Tachtigjarige Oorlog tussen Spanje en Nederland (1568-1648).
Voor het eerst werd het idee van een systeem van soevereine staten officieel verankerd en bepaald dat er geen
hogere macht was dan de staat. Staten hadden het recht om zonder toestemming van de kerk verdragen te sluiten.
De erkenning van de soevereiniteit van een staat door andere soevereine staten werd daardoor belangrijk. Door deze
nadruk op de soevereiniteit van de staat raakten de persoonlijke verhoudingen tussen heersers, die tot dan toe
doorslaggevend waren geweest, meer en meer op de achtergrond.
Vanaf 1648 kregen de institutionele en juridische aspecten van de staat de overhand boven het persoonlijke en
willekeurige. Deze ontwikkeling verliep echter niet overal op dezelfde manier. Het zou tot in de twintigste eeuw
duren voordat overal de onpersoonlijke staat als institutie werd gevestigd.
Amerikaanse revolutie (oorzaak en consequenties)
De Amerikaanse revolutie
Op 19 april 1775 begon de Amerikaanse revolutie. Aanleiding was de onvrede over het Britse machtsmisbruik met
betrekking tot belastingheffing. In de Britse koloniën in Noord-Amerika nam de blanke, geïmmigreerde bevolking
geen genoegen meer met bestuur vanuit het Europese moederland. Bewoners van de dertien provincies rond New
York keerden zich tegen de hoge Britse belastingen. Op 4 juli 1776 verklaarden de Verenigde Staten van Amerika zich
onafhankelijk van de Britten.
Amsterdamse bankiers hielpen de jonge Amerikaanse republiek aan leningen om hun strijd voor onafhankelijkheid te
financieren. Vanuit het door Nederland bestuurde West-Indische eiland St. Eustatius leverde Nederland wapens en
munitie aan de Amerikaanse opstand. Daarmee werd Nederland het eerste Europese land dat de jonge Verenigde
Staten officieel erkende.
Op 4 juli vieren de Amerikanen nog altijd ‘Independence Day’. De idealen die ten grondslag lagen aan deze
Amerikaanse Revolutie waren politieke vrijheid, democratie, republicanisme en religieuze vrijheid.
Het groeiende geloof daarin zorgde voor een nieuwe identiteit. De ‘Founding Fathers’, die de constitutie opstelden,
waren de drijvende geesten achter deze revolutie. In 1783 erkende Groot-Brittanni ë̈ de onafhankelijkheid van de
Verenigde Staten van Amerika. De Amerikaanse Grondwet van 1787 is de oudste geschreven nationale grondwet die
nog van kracht is.
Agrarische en industriële revolutie
Een agrarische revolutie
In het midden van de achttiende eeuw vond in Europa een agrarische revolutie plaats, onder meer door toepassing
van wetenschappelijke kennis. Vruchtwisseling, in plaats van het middeleeuwse drieslagstelsel, en gebruik van betere
landbouwwerktuigen en paarden in plaats van ossen voor bewerking van het land maakten dat de productie
omhoogschoot, nog versterkt door ingebruikname van grotere, aaneengesloten landbouwarealen. In de Republiek en
Groot-Brittannië̈ ontstond al spoedig een volledig commerciële landbouw.
Agrarische revolutie (de os kan langer ademen, mensen leven langer, ontstaan van steden).
De Industriële Revolutie
De Industriële Revolutie begon in het Verenigd Koninkrijk in het midden van de achttiende eeuw en leidde tot
revolutionaire veranderingen, eerst in Groot-Brittanni ë̈, maar al snel in heel Europa en uiteindelijk op wereldschaal
en in de wereldorde.
Belangrijk is onderscheid te maken tussen de Industriële Revolutie in ‘engere zin’: de toepassing van technische
uitvindingen, en de Industriële Revolutie ‘in bredere zin’: de ingrijpende maatschappelijke gevolgen van het
grootschalige gebruik van de uitvindingen. De technische uitvindingen op zich waren wellicht niet eens zo
spectaculair, maar bij elkaar opgeteld en op grote schaal toegepast, leidden ze tot een totale transformatie van het
productieproces en de samenleving.
Door gebruik van de nieuwe mogelijkheden uit de natuur – kolen en stoom – maakte de Industriële Revolutie de
samenleving los van vroegere beperkingen. Een veel hoger productieniveau bleek mogelijk en een periode van
, ‘moderne economische groei’ kwam tot stand. Het verschil in rijkdom tussen het Westen en de rest van de wereld
werd enorm.
Industriële revolutie (hoe kun je binnen een uur meerdere schoenen produceren?)
Gevolgen van de revoluties in Europa
De revolutie had de onderdrukkende machtsorde in het land weggevaagd en voorgoed een einde
gemaakt aan het absolutisme van de Franse koning. ‘Absolutisme’ is de opvatting dat de koning, met zijn direct van
God ontvangen soevereiniteit, de onbetwiste machthebber is. De revolutie leidde tot een door de grondwet
ingeperkte monarchie met een sterke positie van burgers in het parlement en een onafhankelijke rechterlijke macht.
Ook in Nederland werd de macht van de vorst gebaseerd op de grondwet en ontstond de constitutionele monarchie
(constitutie = grondwet). Vanaf 1848 bepaalt de Nederlandse Grondwet dat niet de koning, maar de ministers
verantwoordelijk zijn tegenover het parlement. Er kwam kiesrecht voor mannen vanaf een bepaalde inkomensgrens.
In 1917 werd in Nederland kiesrecht voor alle mannen ingevoerd en in 1919 algemeen kiesrecht.
Congres van Wenen
Het Congres van Wenen (1814-1815) is een bekende politieke gebeurtenis uit de vroege negentiende eeuw.
Het congres had als doel om in Europa een politieke machtsbalans te creëren – een 'balance of power' – om te
voorkomen dat er na Napoleon Bonaparte weer iemand zou opstaan die Europa kon veroveren.
Tijdens het congres van Wenen in 1815 werden de Belgische en de Nederlandse provincies in één staat verenigd.
Centraal op het Congres van Wenen stond het creëren van een duurzaam Europees machtsevenwicht
• Om nieuwe oorlogen en revoltes af te wenden werd door de onderhandelaars van Engeland, Rusland,
Pruisen en andere staten gestreefd naar duurzame grenzen.
• Daarvoor moesten er een aantal middelgrote staten worden gecreëerd die weerstand konden bieden aan
Franse en Oost-Europese expansie.
Concert van Europa
Het Concert van Europa of congresstelsel of congressysteem is de post-napoleontistische balans van machten in
Europa. Het regelde een machtsevenwicht tussen de verschillende staten in Europa om te voorkomen dat Frankrijk of
een ander Europees land de kans zou krijgen om het hele continent te veroveren.
De Duitse Bond was bovendien geen eenheidsstaat: ‘De vorstenhuizen van de verschillende Duitse staten werden
zorgvuldig in stand gehouden en de twee grootste staten, Oostenrijk en Pruisen, hielden elkaar in evenwicht.’ Door
historici is dat treffend omschreven als het ‘System der Status-quo-Sicherung’. Het ‘Concert van Europa’ zoals de
samenwerking tussen de verschillende landen werd genoemd, was zeer conservatief van aard; orde en rust werden
hoger aangeslagen dan gelijkheid en gerechtigheid.
• 1850 eerste scheurtjes zichtbaar in ‘het Concert’
• Tussen 1853 en 1856 vochten de Fransen en de Engelsen met Rusland op het schiereiland de Krim. Deze
oorlog maakte echter bovenal de internationale verhoudingen instabieler: twee van de grote Europese
staten, Rusland en het Habsburgse Rijk, bleken veel zwakker dan gedacht.
Neergang
De Krimoorlog (1853-1854) was de eerste grote klap voor het congressysteem. Dit was namelijk de eerste grote
oorlog waar Europese grootmachten sinds het Congres van Wenen weer direct met elkaar in oorlog waren. Na de
Frans-Duitse Oorlog van 1870-71 raakte het Concert van Europa nog meer aan het wankelen, maar in essentie bleef
het bestaan. Europa ging weer een vreedzame periode tegemoet waarin diplomatieke contacten hoogtij vierden. De
Eerste Wereldoorlog maakte definitief een eind van het congresstelsel van het Concert van Europa.
Eerste en Tweede Wereldoorlog
, De aanloop naar de Eerst Wereldoorlog
Het imperialisme verergerde ten dele de economische spanningen en de rivaliteiten die in Europa al langer
bestonden.
Imperialisme is het proces waarbij landen hun macht in andere delen van de wereld uit willen breiden door gebieden
te veroveren en te beheersen.
Hoe ontstond de Eerst Wereldoorlog?
1. Ten eerste waren alle Europese grootmachten bang hun status als grootmacht te verliezen.
2. Het breed gedeelde gevoel van onveiligheid leidde tot het vormen van allianties, wat uiteindelijk een lokaal
conflict op de Balkan tot een Europese oorlog zou doen escaleren.
3. Een derde belangrijke factor was het sterk gevoelde nationalisme in alle Europese landen, nog versterkt door
het opgekomen sociaal-darwinisme: een ‘survival of the fittest’ tussen de verschillende staten.
4. Het grote oorlogsenthousiasme in de verschillende landen. Oorlog werd in de aanloop naar het conflict door
velen gezien als de ware bestemming van de natie; daarin zou het zich van zijn beste kant kunnen laten zien.
De Eerste Wereldoorlog was daadwerkelijk een wereldoorlog, omdat de Entente ook soldaten uit de koloniën inzette:
Engeland wierp honderdduizenden soldaten uit Australië, Nieuw-Zeeland, Canada, Zuid-Afrika en India in de strijd.
Frankrijk zette eveneens koloniale soldaten in uit Algerije, Tunesië, Marokko, Indochina en West- en Centraal-Afrika.
Het interbellum
• De gevolgen van de Eerste Wereldoorlog waren enorm. Om te beginnen waren er naar schatting acht miljoen
soldaten gesneuveld en waren er nog eens vijftien miljoen zwaargewond geraakt, zowel lichamelijk als
geestelijk. De materiële schade van de Eerste Wereldoorlog was, zeker in vergelijking met de Tweede
Wereldoorlog, beperkt. De gehele oorlog overziend, was er niet op grote schaal sprake van bewuste
uithongering, onteigening en slachtpartijen.
• De culturele gevolgen waren wel enorm. Het vertrouwen in de rationele, liberale beschaving van de
Verlichting was weg, evenals het vooruitgangsgeloof dat zo sterk had geheerst aan de vooravond van de
Eerste Wereld- oorlog.
• De Eerste Wereldoorlog betekende het einde van Europa’s zelf veronderstelde morele superioriteit, wat op
termijn zou leiden tot opstanden in de koloniën en een langdurig dekolonisatieproces.
Het verdrag van Versailles
• Kwam 28 juni 1919 tot stand. Duitsland kreeg als enige de schuld voor het uitbreken van de oorlog. Dat gaf
het Verdrag van Versailles een eenzijdige politieke basis en ‘legitimeerde’ de enorme herstelbetalingen die
Duitsland kreeg opgelegd: 269 miljard Reichsmark, te betalen in 42 jaartermijnen.
• Hoewel Duitsland niet werd opgedeeld, verloor het een groot deel van zijn grondgebied, ongeveer 27.000
vierkante kilometer, inclusief zesenhalf à zeven miljoen inwoners.
• Duitsland moest bovendien afstand doen van zijn koloniën, overzeese investeringen en het grootste deel van
zijn koopvaardijvloot.
• De Duitse marine mocht slechts verouderde oorlogsschepen behouden. De Reichswehr mocht slechts
100.000 man sterk zijn en geen tanks, zwaar geschut of vliegtuigen bezitten.
Het belangrijkste doel van rechts tot links was in de naoorlogse jaren de bepalingen van het Verdrag van Versailles
ongedaan te maken. Dit sterke ressentiment vormde een van de aanleidingen tot de Tweede Wereldoorlog. Zo
ontstond na het Verdrag van Versailles de paradoxale situatie dat Duitsland in potentie de sterkste staat op het
continent was.
De Grote Depressie en de doorbraak van Hitler
Op 29 oktober 1929 stortte de beurs van Wall Street in als gevolg van speculatie, oververhitting van de economie en
overproductie. In 1933 zat dertig procent van de Amerikanen zonder werk, en kon eenzelfde percentage alleen
parttime werk vinden. Miljoenen mensen trokken van stad naar stad, op zoek naar werk of bestaansmogelijkheden.
De economische crisis raakte ook en misschien wel vooral Duitsland (en in diens kielzog Nederland). Amerikaanse
banken hadden leningen verstrekt aan speculanten. De banken beperkten nu deze leningen, maar ook die aan het
buitenland, waardoor Duitsland geen krediet meer kreeg. De gevolgen waren desastreus. In 1929 telde Duitsland 1,9
miljoen werklozen, in 1930 3,7 miljoen, in 1931 5,1 miljoen, in 1933 6 miljoen. Vooral werknemers onder de dertig in
de zware industrie liepen een groot risico werkloos te worden. In Berlijn was in januari 1933 63 procent van de
jongeren onder de 25 werkloos.