HC 6: Het toepassen van CGT op kinderen en adolescenten (H3)
Paul Stallard
Cognitieve gedragstherapie
CGT is een algemene term om therapeutische interventies te beschrijven die gebaseerd zijn op
cognitieve, gedragsmatige en probleemoplossende benaderingen. Betreft de gedragstechnieken
gaat het om de betekenis en interpretaties die gemaakt worden over bepaalde gebeurtenissen.
Aangenomen wordt dat dit belangrijk is voor disfunctionele cognities en verwerking
geassocieerd met psychologische problemen. Er wordt om deze reden gekeken naar het
identificeren van gebiasede of selectieve cognities en verwerking. Deze worden onderworpen
aan objectieve evaluatie, wat leidt tot een meer functioneel en gebalanceerde manier van
denken, assumpties en overtuigingen. Gedrags- en cognitieve vaardigheden worden ontwikkelt
door probleem-oplossende benaderingen waar vaardigheden en raamwerken voor coping
worden aangeleerd. Dit gebeurt binnen een systematisch raamwerk waarbij de rol van de
familie en andere systemische factoren die kunnen bijdragen aan de onset en in stand houden
van de moeilijkheden van het kind herkent en aangepakt kunnen worden. CGT helpt op die
manier kinderen en hun familie om meer functionele vaardigheden te ontwikkelen en om
alternatieve cognities te identificeren, uit te dagen en te ontwikkelen, om de cognitieve
beperkingen en verstoringen te vervangen waarvan aangenomen wordt dat deze ten grondslag
liggen aan emotionele en gedragsproblemen.
Technieken
Het gaat niet om een eenzijdige benadering, maar om een collectie van verschillende
benaderingen die in verschillende combinaties gebruikt kunnen worden, afhankelijk van de
behoeften van het individu. Elk CGT programma start met psychoeducatie over het probleem,
het cognitieve model en het proces van de therapie. De samenwerkende en actieve basis van CGT
wordt uitgelegd en de open en empirische benadering wordt benadrukt.
In termen van cognities is deze eerste stap op de mate en inhoud van de disfunctionele cognities
te beoordelen door middel van het monitoren van gedachten. De inhoud van cognities bij
depressie zijn vaak gefocust op falen, bij angst op gevaar en bij OCS over persoonlijke
verantwoordelijkheid. De disfunctionele manier van verwerking kan bijvoorbeeld plaats vinden
door selectieve abstractie, catastroferen of personaliseren. Door middel van het socratisch
dialoog of gedragsexperimenten worden assumpties en overtuigingen systematisch getest. Dit
leidt tot de evaluatie van nieuwe informatie wat alternatieve verklaringen en betekenissen
levert. Dit leidt tot de laatste fase van de cognitieve herstructurering, waarbij nieuwe informatie
geassimileerd wordt en er alternatieve, meer gebalanceerde functionele congities ontwikkelen.
Het versterken en ontwikkelen van vaardigheiden gebeurt op zowel emotionele als
gedragsmatige domeinen. Emotionele educatie en bewustzijn-training worden gebruikt voor de
ontwikkeling van een emotioneel vocabulair en bewustzijn van specifieke signalen die
geassocieerd zijn met verschillende emotionele staten. Emotioneel monitoren kan gebruikt
worden om de frequentie en sterkte van verschillende emoties en de situaties waarin deze het
meest intens zijn, te identificeren. Dit leidt tot emotionele management training waarbij
vaardigheden en technieken zoals relaxatie training gebruikt worden om de intensiteit van
ongewilde emoties te verlagen. Betreft gedragstechnieken kan er gebruik gemaakt worden van
angsthiërarchieën, respons preventie en exposure, de ontwikkeling van probleem-oplos
vaardigheden, rollensprellen en contingentie management. Het is gericht op het verbeteren van
vaardigheden en deze succesvol toe kunnen passen in het eigen leven.
Bij depressie wordt er vaak eerst gewerkt aan gedragsactivatie, bij angst stoornissen wordt er
gestart in het emotionele domein en bij PTSS wordt er gefocust op het cognitieve domein.
,Proces van CGT
De therapeutische relatie is belangrijk: een warme en flexibele kind-therapeut relatie werkt
bemoedigend en zal de engagement van het kind voor therapeutische taken faciliteren. Door de
sessies meer actief en interessant te maken (door verschillende formatten te gebruiken) wordt
de motivatie ook vergroot. Het acroniem PRECISE beschrijft de belangrijke aspecten van de
therapeutische relatie: de therapeutische relatie betrekt het kind en de familie alsof ze in een
partnership zitten (P), de therapeut moet de interventie op de ‘right’ ontwikkelingsniveau
pitchen (R) om er zeker van te zijn dat het overeenkomt met de vermogens van het kind, de
therapeut creëert een warme, respectvolle en empathische (E) relatie en komt creatief (C) en
flexibel met de concepten van CGT op een manier dat interessant en begrijpelijk is. Verder wordt
er gebruik gemaakt van geleide ontdekking of investigation (I). Self-efficacy (S) wordt
gepromoot doordat de therapeut het kind helpt de sterke punten, vaardigheden en ideeën te
ontwikkelen en verterken. Tot slot moeten de therapie sessies enjoyable (E) zijn, waarbij het
kind gemotiveerd blijft.
CGT met jonge kinderen (onder de 7)
Er wordt gesteld dat kinderen onder de 7 nog niet goed genoeg ontwikkelt zijn om te kunnen
voldoen aan de cognitieve en verbale eisen van CGT. Echter laat onderzoek zien dat erg jonge
kinderen een begrip hebben van de mind, dat wil zeggen, ze begrijpen dat mensen interne
mentale staten hebben. Driejarigen kunnen gedachten van acties onderscheiden, erkennen dat
verschillende mensen anderen meningen kunnen hebben over dezelfde gebeurtenissen en dat
gedachten, een gebeurtenissen kunnen misinterpreteren. Flavell (2001) stelt dat innerlijke
spraak verworven wordt tijdens het eerste jaar op school en dat kinderen op vijfjarige leeftijd in
staat zijn hun congities en begrip van self-talk uit te spreken.
Onderzoek naar vijfjarigen met OCS laat zien van 69% klinische remissie bereikte met CGT,
vergeleken met 20% bij de vergelijkende relaxatie conditie. Een ander onderzoek met kinderen
van 4-7 met angststoornissen laten significatne post-treatment verlaging in angststoornissen
zien bij CGT vergeleken met een wachtlijst. Hiermee overeenkomend, laat een onderzoek naar
PTSS bij drie- tot zesjarigen zien dat de post-treatmen en 6 maanden follow-up effect size voor
de vermindering van PTSS symptomen groot was. Ook blijkt uit onderzoek dat het goed is om de
ouder bij de behandeling te betrekken.
Het toepassen van CGT voor jonge kinderen (onder de 7)
Kinderen lijken het moeilijk te vinden om rating-schalen te begrijpen em om gradaties van
emotionele staten te herkennen. Echter, worden bijna alle taken succesvol uitgevoerd door
driejarigen, waarbij degene die een verbaal begrip of expressie vereisen, het lastigst worden
gevonden. Het gebruik van visuele stimuli verbeterd significant het begrip.
Het gebruik van verhaaltjes is een extreem handige manier om aan jonge kinderen uit te leggen
hoe problemen zich ontwikkelen en om uit te leggen op welke manier een verandering kan
worden bewerkstelligd. Spel is ook belangrijk bij jonge kinderen. Poppen en speeltjes kunnen
gebruikt worden om potentieel belangrijke cognities te beoordelen en om coping vaardigheden
te ontwikkelen. Probleemsituaties kunnen uitgespeeld worden met poppen. Kinderen kunnan
aangemoedigd worden om te bedenken wat de poppen kunnen denken, om op die manier
belangrijke cognities te kunnen identificeren. Soms wordt er ook gebruik gemaakt van games om
de concepten van CGT uit te leggen. Exposure oefeningen kunnen bijvoorbeeld ook omgedraaid
worden in leuke games.
Het proces van CGT met jonge kinderen (onder de 7)
Er moet goed op gelet worden of de CGT op het juiste ontwikkelingsniveau gegeven wordt.
Verbale verklaringen moet zo min mogelijk aan bod komen en moeten gegeven worden als
concreet voorbeelden vanuit het dagelijks leven van het kind. Rating-schalen moeten gebruikt
worden met visuele beelden in plaats van getallen. Ook moet er een grotere nadruk zijn op non-
verbaal materiaal zoals tekeken en cartoons en het gebruik van gampes, poppen en verhalen.
,CGT met jonge kinderen is ook altijd voor de ouders. In sommige programma’s zijn de kinderen
niet bij elke sessie, maar worden de ouders in plaats daarvan getraind en worden CGT
technieken aangeleerd om hun kinderen te helpen. Interventies betreffen meestal
psychoeduactie voor de ouders, het trainingen van positieve ouderschapsvaardigheden en
contingentie management technieken die fungeren als aanmoediging voor de ontwikkeling van
coping vaardigheden van het kind. Ook wordt de ouders aangeleerd gebruik te maken van
graduele exposure of respons preventie, zodat ze zelf met hun kind kunnen oefenen.
Door de ouders te betrekken, kan ook problematisch gedrag van de ouder aan de orde komen
wat de klachten van het kind in stand houdt. Ouders kunnen bijvoorbeeld geholpen worden hun
eigen angsten in de hand te houden, om op die manier als model te fungeren die goed om kan
gaan met beangstigende situaties. Ook worden disfunctionele cognities van de ouders
aangepakt.
CGT met kinderen (7-11)
CGT bij kinderen van deze leeftijd lijkt effectief te zijn. CGT kan complexe cognitieve taken
omvatten, maar de cognitieve eisen zijn vaak maar beperkt. Veel cognitieve taken vereisen een
vermogen om effectief te redeneren over bepaalde zaken, of focussen zich op de ontwikkeling
van specifieke cognitieve technieken zoals coping. Om die reden zijn methoden en technieken
die zijn aangepast om er zeker van te zijn dat ze congruent zijn met de ontwikkelingsvermogens,
bruikbaar voor kinderen van deze leeftijd.
Het toepassen van CGT voor kinderen (7-11)
CGT bij kinderen van deze leeftijd moet op een interessante manier gebracht worden en vereist
een mix van verbale en non-verbale technieken. Er wordt van veel materialen gebruik gemaakt
om dingen visueel te maken, zoals zwart/wit borden, flip cards, teken materiaal, etc.
Het is niet ongebruikelijk dat kinderen van deze leeftijd niet in staat zijn hun gedachten
spontaan uit te brengen in woorden. Wanneer het kind echter begeleid wordt door situaties of
gebeurtenissen in detail, helpt dit vaak bij het identificeren van hun cognities. Soms hebben
kinderen ook moeite met het verbaliseren van hun eigen cognities, maar kunnen ze dit wel door
te vertellen wat een ander kind in een vergelijkbare situaties zou denken.
Voor kinderen die verbaal nog niet zo goed zijn, wordt meer gebruik gemaakt van visuele
activiteiten zoals cartoons. Werkvellen waarbij gedachtenbubbels van karakters bij het hoofd
wordt getekend, kan helpen om te begrijpen dat een gedachtenbubbel gebruikt wordt om te
laten zien wat een persoon denkt. Door verschillende gedachtenbubbels te laten zien, ontwikkelt
het kind een kern concept van CGT, namelijk dat van alternatief denken. Onafgemaakte zinnen
kunnen gebruikt worden om gedachtes te identificeren die gerelateerd zijn aan specifieke
situaties/gevoelens. Ook kan het gebruik van concepten van rood en groen helpen om het kind
te laten zien welke gedachten bruikbaar zijn (groen) en welke voor problemen zorgt (rood).
Het proces van cognitieve resturcutering kan voor uitdagingen zorgen. Het kan echter
vermakkelijkt worden door het gebruik van specifieke en meer concrete cognitieve strategieën
zoals coping self-talk. Cognitieve verandering kan gefaciliteerd worden door het aanmoedigen
van kinderen om hun ‘rode’ gedachtes te vang en om ze te vervangen met meer bruikbare
‘groene’ gedachtes. Een specifiek drie-staps proces zoals ‘vang het, check het, verander het’, kan
helpen het kind te begeleiden door het proces van gedachte idenficatie, evaluatie en
herwaardering. Dit soort processen kunnen leuker gemaakt worden door het gebruik van
metaforen, waarbij het kind gezien wordt als privé detective.
Metaforen worden veel gebruikt om complexe en abstracte concepten in meer concrete en
begrijpelijke manieren te tonen. Het gebruik van de metafoor van een ‘woede vulkaan’, kan
handig zijn om kinderen meer inzicht te krijgen in hoe gedachten rond blijven spelen in het
hoofd. De metafoor kan gebruikt worden om kinderen aan te moedigen te ontdekken hoe ze de
, vulkaan kunnen stoppen. Het gebruik van spelletjes kan helpen voor het uitleggen van de kern
concepten van CGT.
Het proces van CGT voor kinderen (7-11)
CGT is bij kinderen vaak minder didactisch of gebalanceerd dan bij volwassenen. De therapeut
neemt vaak een meer actieve en op sommige momenten directieve rol aan. Bij kinderen die het
moeilijk vinden om gedachten te identificeren of om alternatieve verklaringen te bedenken, kan
de therapeut het kind verschillende alternatieven voorleggen om te kijken of dat voor het kind
geldt. De therapeut moet gebruik maken van hardop denken als het kind nauwelijks ergens mee
komt. Ook wordt er veel gebruik gemaakt van vragen stellen. Tot slot moet de therapeut de
snelheid van de therapie in het oog houden en de lengte van de behandelsessie aanpassen aan de
aandachstsspan van het kind. De rol van de ouders in de interventie verdient aandacht. Ook al
zijn er sommige uitzonderingen, vele studies hebben niet kunnen vinden dat betrokkenheid van
de ouders resulteert in betere resultaten dan wanneer het kind alleen CGT krijgt. Dit is vooral
onderzocht bij angststoornissen, dus voor andere stoornissen is het nog onbekend.
Ook al zijn er op het gebied van bewijs wat beperkingen, laat huidig onderzoek geen
ondersteuning zien voor de routine betrokkenheid van de ouder bij kinderen met CGT. Met of
zonder ouder, er wordt een even grote verbetering gezien. Echter moeten sommige potentieel
belangrijke familiale en systemische invloeden wel altijd beoordeeld worden. Er moet
bijvoorbeeld gekeken worden naar de mentale gezondheid van de ouder of deficiënties in de
ouderschapsstijl, die geassocieerd kunnen zijn met de onset of in stand houding van de
problemen van het kind. Als hier geen sprake van is, dan moet de rol van de ouder beperkt zijn.
Er wordt dan alleen psycho-educatie gegeven om het kind aan te moedigen gebruik te maken
van de nieuwe vaardigheden. Als het kind meer ondersteuning nodig heeft of moeite heeft met
CGT, dan is er vaak meer input van de ouders nodig, waarbij ze fungeren als co-therapeut. Als de
problemen van de ouders van invloed zijn om de problemen van het kind, moeten deze ook
direct worden aangepakt.
Adolescenten
De meeste onderzoeken zijn hierbij gedaan naar kinderen tussen 12 en 17. Er is steeds meer
aandacht voor de verschillende ontwikkelings issues en hoe CGT aangepast kan worden voor
adolescenten. Clinci moeten zeker stellen dat CGT toegepast wordt op de vermogens van de
adolescent, niet op de fysieke verschijning, en ze moeten zich beuwst zijn dat niet alle
adolescenten alle cognitieve technieken kunnen uitvoeren. Er moet een balans zijn tussen
cognitieve en gedrasmatige technieken. Voor sommigen moeten cognitieve technieken meer
concreet gemaakt worden: in plaats van abstracte concepten als catastroferen of selectieve
abstractie, juist termen gebruiken als rampmatig denken of een negatieve bril. Automatische
gedachten kunnen geconceptualiseerd worden als computer spam of ‘pop-ups’ en daarbij de
metafoor van het ontwikkelen van de robuste ‘firewall’. Tot slot kunnen gedragsmatige
experimenten gebruikt worden voor degene die moeite hebben met de cognitieve taken.
Non-verbaal materiaal is ook bruikbaar voor adolescrenten. Diagrammen die casus
formuleringen samenvatten kunnen krachtig zijn. Handouts kunnen aanvullingen zijn op de
sessies. Het gebruik maken van een taartdiagram kan handig zijn om een verhoogd
verantwoordlijkheidsgevoel in beeld te brengen. Visuele rating-schalen kunnen gebruikt worden
om dichtoom denken uit te dagen.
Er wordt nu ook veel aandacht gegeven aan de huidige technieken en het geven van CGT. Een
aantal gecomputerisserde CGT programma’s zijn ontwikkeld voor kinderen met verschillende
emotionele stoornissen. Deze zijn interactief, maken gebruik van geluid en visuele presentaties,
cartoon karakters en psycho-educationele materialen. Sommigen zijn ontwikkeld als
computergame. Er is nog weinig onderzoek naar gedaan, maar het lijkt veelbelovend te zijn.