Samenvatting waar alles in staat van H1 t/m H5 van de lesbrief Monetaire zaken van LWEO. Het boek vind ik nogal onduidelijk en daarom heb ik in deze samenvatting alles heel overzichtelijk gezet. Alle formules zijn heel duidelijk. Anders dan bij de samenvattingen van anderen heb ik informatie uit op...
Monetaire zaken
H1. Geld
We gebruiken geld als makkelijk rekenmiddel, ruilmiddel en spaarmiddel.
1.1 Geld als ruilmiddel
• Chartaal geld: een goed waarover in de wet staat vermeld dat iedereen ermee kan betalen
(munten en bankbiljetten)
• Giraal geld: direct opeisbaar goed bij een bank waarmee kan worden betaald. Giraal tegoed
heet ook wel rekening-courantkrediet.
1.2 Betalen
Er zijn diverse manieren om giraal te betalen:
Schriftelijk: door een betalingsopdracht te geven aan de bank via een acceptgiro of
overschrijvingskaart. De bank schrijft dan het bedrag over naar de rekening van een ander.
Elektronisch: door gebruik te maken van
• Pinpas: Het girale geld wordt omgezet in chartaal geld. De pinbetaling wordt steeds
gebruikelijker en dringt de chartale betaling verder terug.
• Mobiel: Hierbij hoef je geen code te gebruiken waardoor de betaling sneller gaat dan bij
pinpas
• Creditcard: Maakt het mogelijk om op krediet te kopen. De creditcardorganisatie verricht de
betalingen en brengt deze eens per maand in rekening bij de klant. Tot die tijd ontvangt de
kaarthouder krediet.
• Internet (internetbankieren): transacties worden verricht door met een computer contact te
maken met de computer van een bank.
1.3 Sparen
Sparen is het niet besteden van inkomen, je bestedingen uitstellen. Er zijn twee manieren:
• Oppotten: Chartaal geld kan je thuis in een sok stoppen en giraal geld kan je op je
spaarrekening laten staan. Je kunt er meteen bij als je het nodig hebt (liquide) maar het
levert niets op. Als het opgepotte geld naderhand wordt besteedt heet dat ontpotten.
• Beleggen: door een spaarrekening bij een bank of door aandelen te kopen. De belegger doet
tijdelijk afstand van zijn geld zodat iemand anders het kan gebruiken. Voor dat afstand doen
ontvangt de belegger een beloning in de vorm van rente of winst. Bij aandelen kan daar
koerswinst bij komen. Iemand kan ook beleggen in onroerend goed, de beloning is dan huur,
pacht of waardestijging van het onroerend goed.
1.4 lenen
Vrager van vermogen: de persoon die een lening afsluit. Daarmee opereer je aan de vraagkant van
de vermogensmarkt.
Investeren: het aanschaffen van kapitaalgoederen door bedrijven. Bij een belegging wordt dit geld
omgezet in financiële of materiële activa.
, H2. Het ontstaan van geld
Dit zijn ff een paar lange verhalen maar ik kon er niets anders van maken xx
Vroeger was geen sprake van ruil. Men ontdekte al snel dat je kunt profiteren van elkaars
bekwaamheden. Mensen gaan zich toeleggen op de productie van die dingen waar zij het beste in
zijn of het meest mee kunnen verdienen. Door arbeidsdeling kan de ambachtsman gereedschap
maken, de boer voedsel verbouwen, de smid de paarden voorzien van hoefijzers en de jager op wild
jagen. Door zich toe te leggen op een enkele taak stijgt de productiviteit.
De ambachtsman produceert meer gereedschap nodig is voor zijn gezin. Ook de jager heeft
overschotten. In zo'n situatie ligt ruil voor de hand. In dit geval directe ruil, omdat goederen
rechtstreeks tegen elkaar worden geruild. Het is duidelijk dat het veel tijd en energie vergt om steeds
iemand te vinden met wie geruild kan worden om een ruil tot stand te brengen, de transactiekosten,
zijn bij directe ruil erg hoog.
De transactiekosten nemen af door het gebruik van een ruilmiddel. In de loop van de tijd hebben
allerlei dingen dienst gedaan als ruilmiddel: schelpen, zout, brokken edelmetaal, enzovoort. Met het
ruilmiddel als tussenschakel werd bijvoorbeeld een ploeg geruild tegen 120 schelpen en 1 kilo vlees
tegen 30 schelpen. In deze situatie fungeert de schelp als geld. De ruil is indirect, want de schelp is
een middel om te ruilen (betalen).
à Een samenleving die wil profiteren van arbeidsdeling kan niet zonder geld als ruilmiddel.
2.1 Munten
Wie beschikte over stukken edelmetaal kon uit dat metaal munten laten slaan. Dat gebeurde al vroeg
in de geschiedenis. Koning en andere heersers eigenden zich het recht toe munten te slaan en deze
in omloop te brengen. Zij monopoliseerden het aanbod van muntgeld.
• Intrinsieke waarde (materiaalwaarde) van deze munten was aanvankelijk even hoog als de
• Extrinsieke waarde (nominale waarde): de waarde die op de munt staat vermeld.
Een verschil tussen de intrinsieke en de extrinsieke waarde kan leiden tot het omsmelten van
munten door het publiek.
De Wet van Gresham
Regelmatig gebeurde het dat een vorst, bijvoorbeeld omdat hij kostbare oorlogen had gevoerd, in
het krijt stond bij zijn onderdanen. Het was voor hem dan verleidelijk om het metaalgehalte in de
munten te verlagen en de nominale waarde gelijk te houden. Op die manier bespaarde hij kostbaar
goud of zilver.
De Engelse bankier Thomas Gresham schreef hierover in de 16e eeuw. Hij constateerde dat het
zilvergehalte van het geld gemaakt onder Henry VII veel hoger was dan van de munten die zijn
opvolgers in omloop brachten. De nominale waarde bleef al die tijd gelijk. Er circuleerden munten die
nominaal evenveel waard waren, maar een verschillend metaalgehalte hadden. Het viel Gresham op
dat de mensen elkaar vooral betaalden met munten van het lage zilvergehalte (bad money), terwijl
ze de munten met het hoge gehalte (good money) liever thuis bewaarden. Ondanks de garanties van
de koning, wantrouwde het publiek de munten met de lage intrinsieke waarde en werden deze
steeds als eerste uitgegeven. De bevinding van Gresham staat bekend als de Wet van Gresham en
wordt geformuleerd als 'bad money drives out good money'
Het verschil tussen de intrinsieke en de nominale waarde wordt in de loop van de tijd groter. De
band tussen geld en edelmetalen wordt steeds losser. Hiermee neemt de geldhoeveelheid enorm
toe.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper isabelvanm. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,48. Je zit daarna nergens aan vast.