KT3 Leerdoelen BLOK C
Casus 1
Angst bij ouders van kinderen
Angst bij kinderen die in het ziekenhuis blijven uit zich vaak in:
- Het niet alleen willen zijn
- Langdurig huilen voor het slapen gaan
- Verzeten tegen het naar bed brengen
- Nachtmerries
- Bedplassen.
Het kind wordt overbezorgd en raakt in paniek.
De ouders voelen zich vaak schuldig wanneer het kind in het ziekenhuis moet blijven. Dit uit zich in
verdriet, angst, machteloosheid en onzekerheid. Als gevolg daarvan kan de ouder het kind gaan
overbeschermen of zich juist emotoneel terugtrekken.
Rooming-in: Ouders kunnen in bijna alle ziekenhuizen bij hun kind blijven slapen. Veelal wordt voor
de nacht een vouwbed naast het bed van het kind gezet. Het blijven slapen kost de ouders niets. Dit
kan zorgen voor rust bij zowel de ouders als het kind.
Verpleegkundige zorg bij het RS virus(RSV)
Respiratoir Syncyteel Virus, kortweg RSV genoemd, is een veel voorkomend virus dat infectes van de
luchtwegen (neus, keel, luchtpijp, longen) veroorzaakt. De infecte komt jaarlijks vooral voor in de
herfst- en wintermaanden (oktober tot en met maart). RSV veroorzaakt bij oudere kinderen en
volwassen alleen een finke verkoudheid. Bij zuigelingen kan het virus tot ernstge
ademhalingsproblemen leiden.
RSV is een zeer besmetelijk virus. RSV wordt vooral overgedragen via handencontact. Het virus kan
enkele uren overleven op voorwerpen, bijvoorbeeld speelgoed, waardoor besmetng kan
plaatsvinden. In mindere mate vindt overdracht plaats via hoesten en niezen. RSV verspreidt zich via
direct contact.
Bij de opname op de kinderafdeling gaat uw kind met een vermoedelijke RSV in isolate. Verder in de
folder kunt u lezen wat dit inhoudt. Vervolgens zal de verpleegkundige een RS-sneltest afnemen. Via
een slijmzuigertje of via een watenstokje wordt er wat slijm uit de neus afgenomen. In het
laboratorium wordt dit slijm onderzocht op aanwezigheid van RSV. De kinderarts zal u de uitslag van
deze sneltest mededelen. Mocht deze uitslag positef zijn dan blijf uw kind in isolate, als de uitslag
negatef is dan wordt gekeken of de isolate opgeheven kan worden.
De behandeling van RSV Tegen RSV bestaat geen medicijn. De behandeling is symptomatsch. Alleen
de verschijnselen die het virus veroorzaakt, kunnen worden behandeld. RSV is een virus, waardoor
het geven van antbiotca niet zinvol is. De infecte geneest in principe vanzelf. De duur van de
opname kan variëren van enkele dagen tot 1-2 weken. Vaak kan worden volstaan met het druppelen
van de neus met fysiologisch zout, dit wordt gedaan om de neus en luchtwegen vrij te houden.
Indien een ziekenhuisopname noodzakelijk is, kan een ondersteunende behandeling gegeven
worden. Deze ondersteuning kan bestaan uit het geven van zuurstof, het toedienen van vocht en
voeding via een sonde of een infuus. Soms helpt een verneveling met luchtwegverwijdende
,medicijnen. Tevens kan het nodig zijn slijm weg te zuigen uit de bovenste luchtwegen. Het kind heef
veel rust nodig. In zeldzame gevallen is observate enn of een volledige beademing noodzakelijk op
een kinder-intensive care.
In het ziekenhuis worden de volgende interventies ondernomen:
druppelen & uitzuigen:
• De neus wordt regelmatg gedruppeld met fysiologisch zout en xylomethazoline.
• De neusslijmvliezen slinken en dit vergemakkelijkt de ademhaling.
• Het kan nodig zijn het slijm weg te zuigen. RSV zorgt voor veel slijmproducte.
voeding & vocht:
• Indien het kind slecht blijf drinken of wanneer het drinken te vermoeiend is krijgt het kind een
sonde. Soms krijgt het kind een infuus om extra vocht te kunnen toedienen.
• Er wordt eventueel een vochtbalans bij gehouden. Hiermee kan nauwkeurig gemeten worden wat
het kind aan vocht binnenkrijgt en verliest.
monitor (indien nodig):
• Indien nodig wordt het kind aan de monitor aangesloten. Het kind ligt dan met enkele elektroden
(draadjes) aan een monitor aangesloten. Daarmee kunnen we de hartslag, ademhaling en het
zuurstofgehalte in het bloed in de gaten houden.
• Vaak moet er extra zuurstof gegeven worden ter ondersteuning van de ademhaling. Het kind krijgt
dan een slangetje vlak onder zijn neus. Dit wordt een zuurstofrilletje genoemd. Bij een ernstg
beloop krijgt uw kind een mond-neusmasker; soms zijn kinderen zo benauwd en uitgeput dat de
ademhaling volledig moet worden overgenomen door kunstmatge beademing. Dit gebeurt op de
intensive care voor kinderen. En het is belangrijk dat het kind zoveel mogelijk rust heef.
Isolatieverpleging
Het RS-virus is een zeer besmetelijk virus. Het wordt verspreid via de lucht. De overdracht vindt
vooral plaats via contact met de handen en met voorwerpen. Het virus kan enkele uren overleven
buiten het lichaam. Om verdere verspreiding te voorkomen vragen wij ouders de materialen, knufels
en speelgoed bij het bed van het kind te houden. Oudersnverzorgers en bezoek dienen voor het
betreden en bij het verlaten van de afdeling de handen te wassen met water en zeep. De
verpleegkundige zal tjdens de verzorging van het kind handschoenen, een neusmondmasker en een
blauw schort dragen, dit om besmetng naar andere kinderen op de afdeling te voorkomen.
Diagnose en behoefe gestuurde visies
Middle-range-theorieën Verzameling van verschijnselen als onderzoeksonderwerp. Deze
theorieën zijn als totaal niet op alle cliënten van toepassing. De theorieën en uitvloeiende modellen
en classifcates kunnen worden onderscheiden in 2 hoofdrichtngen:
Diagnosegestuurde zorg Reductonistsch geredeneerd (de neiging de mens en het menselijk
gedrag op te splitsen delen om deze te onderzoeken) waarbij de medische of verpleegkundige
diagnostek een belangrijke basis is.
Behoefegestuurde zorg Holistsch geredeneerd, waarbij de behoefe van de cliënt vooral het
uitgangspunt is voor verpleegkundige zorg.
Diagnosegestuurde zorg Behoefegestuurde zorg
Systematsch verpleegkundig handelen Vraaggerichte zorg, vraaggestuurde zorg
Classifcates zoals NANDA, NIC en NOC Shared decision making
Classifcates zoals ICF Belevingsgerichte zorg
Geïntegreerde belevingsgerichte zorg
, Familiezorg
Presentetheorie
Diagnostsche gestuurde zorg
2 hulpmiddelen:
- Patëntentoewijzing Alternatef voor de taakgerichtheid waarmee verpleegkundigen hun beroep
uitoefenden en gaf de professionalisering van de beroepsgroep en enorme boost. Bij
patëntentoewijzing krijgen verpleegkundigen geen taken maar patënten toegewezen. Voordeel: Het
is voor de patënt duidelijk wie er verantwoordelijk is, waardoor een grotere betrokkenheid en
vertrouwensrelate ontstaat.
- Systematsch verpleegkundig handelen (SVH) Onderscheidt het verpleegkundig proces in
verschillende fasen: anamnese, diagnose, doel, intervente, uitvoering, evaluate. Vanuit het SVH is
de verpleegkundige zich altjd bewust van waar de cliënt vandaan komt en waar hij naartoe gaat. Het
gaat erom sturing te geven aan dit proces, ook in situates waar de verantwoordelijke
verpleegkundige niet aanwezig is.
- De fasen van het verpleegkundig proces zijn onlangs aangevuld met twee fasen: Risico-inschatng
en vroegsignalering.
Behoefegestuurde zorg
Vraaggerichte theorie Ontwikkeld door verpleegkundigen en andere wetenschapdisciplines.
- Waar voorheen vooral de zorgaanbieder bepaalde wat goed is voor de cliënt, werd dit steeds meer
overgelaten aan de zorgvrager zelf.
Vraaggestuurde zorg Waarbij de cliënt de regie in handen volledig heef.
Vraaggerichte zorg Waarbij er sprake is van een onderhandelingssituate tussen de zorgaanbieder
en de cliënt Shared decision making. Pas in dialoog met de cliënt kan duidelijk worden welke
intervente het best past bij de cliënt. Voorwaarde voor vraaggerichte, gestuurde zorg en shared
decision making is dat de cliënt in staat is zijn mening te geven en gelijkwaardig op te treden.
Belevingsgerichte zorgngeïntegreerde belevingsgerichte zorg
- Specifek gericht op cliënten met een chronische ziekte.
3 belangrijke aspecten binnen deze theorie zijn:
1. Levensloop De chronische ziekte wordt beschouwd als een belangrijke levensgebeurtenis. De
ervaringen van de cliënt en de wijze waarop hij hieraan betekenis geef, zijn het uitgangspunt van
een verpleegkundige relate.
2. Gelijkwaardigheid De zorgrelate tussen de cliënt en de verpleegkundige is gebaseerd op
gelijkwaardigheid en autonomie. Dit betekend dat de verpleegkundige soms moet kunnen afwijken
van wat hijzelf als beste intervente acht, als de cliënt vanuit zijn ervaringsdeskundigheid een andere
mening heef.
3. Autonomie De zorg is gericht op autonomiebevordering. Soms is het nodig dat de
verpleegkundige de cliënt ondersteunt in het nemen van autonomie, wanneer de cliënt niet gewend
is deze te nemen of door zijn ziekte hierin wordt belemmerd.
Presentetheorie
Bij veel interventes is er sprake van probleemoplossing met een gericht doel. Bij sommige populates
is het probleem echter niet op te lossen. Het hoogst haalbare kan de acceptate ervan zijn
voorkomen van erger. Soms is dat doel onhaalbaar. Wat moet je dan als hulpverlener?
Presentetheorie zegt dat present zijn een belangrijke intervente is om deze cliënten te bieden wat
zij het meest nodig hebben.
, Nanda
NANDA I= is een organisate die zich bezighoudt met de ontwikkeling van een classifcate van
verpleegkundige diagnoses. Hiermee kunnen verpleegkundigen een klinisch oordeel vormen over de
actuele of potentële reactes van het individu, het (gezins)systeem of de samenleving op
gezondheidsproblemen of levensprocessen.
NANDA-I maakt onderscheid tussen;
1. Actuele diagnose Beschrijf menselijke reactes op gezondheidscondites of levensprocessen, die
aanwezig zijn bij de cliënt. Ook wel probleemdiagnose genoemd. Voor opname in de taxonomie dient
de diagnose voorzien te zijn van bepalende kenmerken die optreden in clusters en zo een patroon
vormen van samenhangende constateringen.
2. Diagnose voor gezondheidsbevordering Beschrijf een klinisch oordeel over de motvate en de
wens van de cliënt om het welzijn te vergroten en het menselijk gezondheidspotenteel te realiseren.
Voor opname in de taxonomie dient de diagnose voorzien te zijn van bepalende kenmerken.
3. Risicodiagnose Een klinisch oordeel over menselijke ervaringennreactes op
gezondheidscondites of levensprocessen die zich zeer waarschijnlijk kunnen ontwikkelen bij een
kwetsbare cliënt. Voor opname in de taxonomie dient de diagnose te zijn ondersteund door
risicofactoren die bijdragen aan de verhoogde kwetsbaarheid.
4. Syndroomdiagnose Een klinisch oordeel dat een specifek cluster van verpleegkundige
diagnoses beschrijf die samengaan en het beste ook gezamenlijk en met soortgelijke interventes
kunnen worden aangepakt. Voor opname in de taxonomie dienen twee of meer verpleegkundige
diagnoses als bepalend kenmerk te zijn opgenomen.
De 7 assen in de NANDA-1-taxonomie II;
1. Diagnostsche focus Beschrijf de menselijke reacte
2. Onderwerp van de diagnose Persoon of personen voor wie de diagnose is vastgesteld
3. Oordeel Kwaliteitsbeschrijving die de betekenis van de diagnostsche focus verder beperkt of
nader specifceert
4. Locate Beschrijf delen of regionen van het lichaam ennof bijbehorende functes
5. Leefijd Leefijd van de persoon die onderwerp is van de diagnose
6. Tijd Duur van het diagnostsche concept
7. Status van de diagnose Beschrijf of het probleem of syndroom actueelnpotenteel of
gezondheid bevorderend is.
NIC, NOC & ICF
NIC (Nursing Interventons Classifcaton)= is een classifcate van verpleegkundige interventes. De
NIC is een uitvoerige en gestandaardiseerde lijst termen, waarmee verpleegkundige de door hen
uitgevoerde handelingen kunnen beschrijven. De NIC heef 7 domeinen:
1. Elementaire fysiologische functes Gericht op de ondersteuning van de functoneel
gezondheidstoestand. (vb; bevorderen van actviteiten en lichaamsbeweging, zorg bij uitscheiding)
2. Complexe fysiologische functes Gericht op de ondersteuning van homeostatsche en
regulerende processen. (zorg bij geneesmiddelengebruik, zorg bij elektrolytenbalans)
3. Gedrag Gericht op de ondersteuning van het psychosociaal functoneren en van veranderingen
in de leefstjl. (gedragstherapie, cogniteve therapie, bevorderen van de communicate)
4. Veiligheid Gericht op de ondersteuning van de bescherming tegen letsel en schade. (omgaan
met crisissituates)
5. Gezin en familie Gericht op de ondersteuning van gezin en familie. (zorg rondom de geboorte
/opvoeding)
6. Gezondheidszorgstelsel Gericht op de ondersteuning van een optmaal gebruik van