Les 1 Introductie oncologie
Epidemiologie kanker
Het incidentiecijfer van kanker stijgt met de jaren. Komt meer voor bij mannen dan bij vrouwen.
Gemiddeld 1 op de 3 mensen krijgt kanker, het is de nummer 1 doodsoorzaak. Kanker is in Nederland
in 31 procent van de gevallen de doodsoorzaak, daarmee staat ons land op de tweede plek in de EU.
Top 10 meest voorkomende soorten:
- Huidkanker
- Borstkanker (staat bij vrouw op nummer 1)
- Prostaatkanker (staat bij man op nummer 1)
- Longkanker
- Darmkanker
- Non-hodginkimlynfoom
- Blaaskanker
- Alvleesklierkanker
- Nierkanker
- Slokdarmkanker
Etiologie
Hoe ontstaat kanker eigenlijk?
Kanker is het ongecontroleerd delen van cellen door mutaties in genen, zoals:
- (proto)-oncogenen
- Tumor-suppressor genen
Deze mutaties ontstaan door diverse oorzaken
Kanker ontstaat door een combinatie van erfelijke, leefstijl- en omgevingsfactoren, bijvoorbeeld:
- Roken (nummer 1 factor)
- Voeding
- Beweging
- Alcohol
- Zonnen
- Overgewicht
- Isolerende straling
- Beroepsblootstelling
- Medicijnen
- Infecties
- Milieu
- Hormonaal
- Genetisch
- Chronische irritatie bij ontstekingen
Ook is het zeker een kwestie van pech. Twee derde van de kankers wordt veroorzaakt door botte
pech en kan niet worden voorkomen.
Nieuwvormingen (neoplasie/neoplasmata)
,Een tumor kan goed of kwaadaardig zijn:
Goedaardig (benigne): Kwaadaardig (maligne):
Groeit langzaam Groeit sneller
Goed ingekapseld Algemene symptomen
Binnen anatomische grenzen Buiten anatomische grenzen
Goed gedifferentieerd Slecht gedifferentieerd
Geen metastasen Metastasen
Meestal niet dodelijk Onbehandeld: leidend tot dood
Aan de naam van de tumor kun je afleiden of het goed of kwaadaardig is. Als de naam eindigt op ‘-
oom’, is het goedaardig. Kwaadaardige tumoren noem je: carcinomen, sarcomen en hematologische
maligniteiten.
Carcinoom:
- Epitheelcellen
- Bijv. mammacarcinoom, colon-, long-, huid-
- Vnl. plaveiselcel- en adenocarcinoom
Sarcomen:
- Steun- en bindweefsel, zoals bot, kraakbeen, vet
- Bijv. osteosarcoom, lipo-, chondro-
Hematologische maligniteiten:
- Bloed bereidende organen en lymfeklieren
- Bijv. leukemie, maligne lymfoom, myeloom
Metastasering (uitzaaiing)
Lymfogeen:
- Via de lymfebanen
- Primair (schildwachtklier)
- Secundair
Hematogeen:
- Via de bloedbaan
- Vena porta (loopt van de darmen naar de lever)
- Vena cava (gaat terug naar het hart, veneuze bloed, zuurstof arm)
- Vena pulmonalis (longader)
Onderzoek
,Onderzoek is nodig voor een complete diagnose en stadiering.
Diagnose:
- Aangevuld met maligniteitsgraad
Stadiering:
- Welk stadium
TNM
TNM staat voor Tumor, (lymf)Node, Metastases. Het is een internationale classificatie en het is nodig
om het stadium te bepalen. Per tumor wordt dit vastgelegd.
T= Tumor grote:
- T0: geen aantoonbare primaire tumor
- Tx: carcinoma in situ
- T1-4: T1 is kleine tumor, T4 is grote tumor met lokale uitbreiding
N= Nodus (uitzaaiingen via de lymfeklieren):
- N0: geen regionale lymfeklieren
- N1: metastase eerste lymfeklier
- N2: metastase verder gelegen lymfeklieren
- N3: bijv. metastase lymfeklieren contralateraal
M= Metastasen (uitzaaiingen via het bloed):
- M0= geen metastasen
- M1: metastasen op afstand
T/N/M X= niet te beoordelen/vast te stellen
Het ontstaan van een kankercel
In de celkern zit DNA, het DNA bepaalt alles wat er in het lijf gebeurt, zoals celdeling. De aansturing
van DNA is ook de oorsprong van een kankercel. Een kankercel dringt een DNA cel binnen, hierdoor
kan deze cel zich niet meer goed functioneren. Doordat deze cellen zich wel blijven kopiëren, komen
er meer kankercellen in het lichaam.
Regulatie van celdeling gebeurt door tumorsuppressorgenen en proto-oncogenen.
Tumorsuppressorgenen:
- Onderdrukken celdeling (rem)
Proto-oncogenen:
- Bevorderen celdeling (gas)
Therapie bij kanker
Therapie kan in opzet curatief (genezing) zijn of in opzet palliatief (pij verlichtend):
- Chirurgie
- Radiotherapie
, - Chemotherapie
- Anti-hormonale therapie
- Immuno-/targeted therapie
Welke factoren kunnen helpen bij het overleven van kanker:
- Oorsprong tumor
- Histologie/cytologie
- Stadiering
- Mogelijkheid tot metastasen
Welke vormen van preventie onderscheiden wij?
Primaire preventie:
- Voorkomen
- Voorlichting over de risicofactoren
- Niet roken
- Vaccinatie
Secundaire preventie:
- Vroege opsporing in een vroeg stadium
- Screening, bijv. onderzoeken
- Belangrijk probleem, eenvoudige diagnostiek
- Behandeling is mogelijk, effectief, kosten-effectief
Tertiaire preventie:
- Herhaling vorkomen
- Periodieke controle
- Ziekte is bekend
Les 2 Bevolkingsonderzoek en diagnostiek
Diagnostiek
Vier voorbeelden voor de afname van cytologie zijn: carcinoom, sarcoom, hematologische
maligniteiten en blastomen (duiden alle vier op kwaadaardigheid). Een cytologisch onderzoek is een
microscopisch onderzoek van losse cellen door middel van pleuravocht, uitstrijkje, beenmergpunctie.
Carcinoom:
- Uitgaande van de bedekkende weefsels, zoals huid en slijmvliezen
Sarcoom:
- Uitgaande van tussenweefsel, zoals bindweefsel, kraakbeen, botten en vetweefsel
Hematologische maligniteiten
- Uitgaande van de bloedvormende organen en de lymfklieren
- Leukemie (uitgaande van bloedvormende cellen in het beenmerg gewoonlijk, diverse
vormen)
ALL, AML
CLL, CML