Het gezin centraal – Arjan Bolt
Hoofdstuk 2
De methodiek Gezin Centraal is gebouwd op een fundament van twee pijlers: vraaggericht en
gezinsgericht werken. Deze twee pijlers vormen samen de visie die ten grondslag ligt aan de attitude
en de werkwijze van de gezinshulpverlener die we in dit boek presenteren.
- Een hulpverlener wiens houding gekenmerkt wordt door vraaggerichtheid, neemt de behoeften, de
wensen en de krachten van de cliënt als uitgangspunt. De hulpvraag van het gezin staat centraal
in de dialoog tussen de ervaringsdeskundigheid van de cliënt en de professionele deskundigheid
van de gezinshulpverlener. De vraaggerichte attitude en bejegening van de hulpverlener draag
ertoe bij dat de cliënt een grote mate van regie ervaart.
- De cliënten van gezinshulpverleners zijn geen individuen, maar gezinnen. Gezinsgerichtheid is
gebaseerd op het systeemtheoretisch uitgangspunt dat een gezin functioneert als een dynamisch
en sociaal geheel, waarin de leden elkaar voortdurend beïnvloeden.
Vraaggericht (oplossingsgericht werken) organiseren wordt vaak aangeduid als vraagsturing.
Vraagsturing is de facilitering van de vraaggerichte zorgverlening. Het is het mogelijk maken dat
binnen de structuur en financiering van de gezondheidszorg en hulpverlening en de daaraan direct
gerelateerde beleidsterreinen, beter ingespeeld wordt op wat cliënten willen en belangrijk vinden. De
Raad voor de Gezondheidszorg formuleerde in 1998 de volgende definitie: ‘Vraaggerichte zorg is een
gezamenlijke inspanning van patiënt en hulpverleners, die erin resulteert dat de patiënt de hulp
ontvangt, die tegenmoetkomt aan zijn wensen en verwachtingen, die tevens voldoet aan professionele
standaarden.’
In de jeugdzorg zorgde de Wet op de jeugdzorg die in 2005 van kracht werd voor een belangrijke
stimulans voor de verdere ontwikkeling van vraaggericht werken. Een van de centrale punten van
deze wet wat dat de vragen en behoeften van cliënten leidend dienen te zijn voor de uitvoering van de
jeugdhulp (ministerie van VWS & ministerie van Justitie, 2005). De positie van de cliënt werd versterkt
door deze wet, en zorg zou meer toegankelijk moeten worden, sterker nog: cliënten kregen recht op
zorg. Je zou kunnen stellen dat deze wet een belangrijk marketingspunt is in het
democratiseringsproces van cliënten en gezinnen in de jeugdzorg (Metselaar, 2011).
In 2015 werd de Jeugdwet van kracht en was de decentralisatie van de jeugdzorg naar de gemeenten
een feit. De definiëring van vraaggericht werken werd daarna doorontwikkeld. De wensen en
behoeften van cliënten zijn nog steeds belangrijk, maar niet meer allesbepalend. Het recht op
jeugdzorg is geschrapt. Het versterken van de eigen kracht is de centrale doelstelling geworden.
Participatieladder: toont negen participatieniveaus van cliënten die in de context van de jeugdhulp
gestalte kunnen krijgen. Het laagste niveau betreft hulp waarin cliënten totaal geen zeggenschap
hebben, waarin cliënten in de relatie met hun hulpverlener worden gemanipuleerd. Het hoogste niveau
is hulp waarin de cliënt volledige zeggenschap heeft. Het is niet vanzelfsprekend dat de hoogste
vormen van participatie altijd gestalte krijgen in de praktijk van de jeugdhulpverlening. Dunst et al.
(1991) koppelen de mate waarin ouders ruimte van de jeugdhulpverleners krijgen om
verantwoordelijkheid voor de opvoeding van hun kind te nemen aan vier typen van jeugdhulp. Deze
vier klassen van ouderlijke verantwoordelijkheid lopen parallel met de niveaus van participatie in de
participatieladder.
Participatieladder Modellen in verantwoordelijkheid
9 Geheel bepalend Gezinsgecentreerd (family-centered)
8 Sterk bepalend
7 Partnerschap Gezinsgericht (family-focused)
6 Participerend
5 Betrokken
4 Geraadpleegd Gezinsverbonden (family-allied)
3 Volledig geïnformeerd
, 2 Onvolledig geïnformeerd Professional gecentreerd (professional
1 Gemanipuleerd centered)
Kenmerken van vraaggericht werken:
1. De hulpvraag centraal: de behoefte van de cliënt staat centraal in de hulp.
2. Samenwerking en dialoog: de hulpverlener en zijn cliënten werken samen als partner op basis van
gelijkwaardigheid. De hulp komt tot stand in dialoog tussen cliënt en hulpverlener.
3. Twee soorten deskundigheid: de hulpverlener en de cliënt hebben een gedeelde
verantwoordelijkheid voor het hulpproces.
4. De cliënt als regisseur: de cliënt voert zo veel mogelijk zelf regie tijdens de hulpverlening.
5. Vraaggerichte bejegening: vraaggerichtheid is herkenbaar aan de bejegening van cliënten door
een hulpverlener die zich kenmerkt door respect, bescheidenheid, openheid, belangstelling en
gerichtheid op samenwerking.
6. Empowerment en de eigen kracht van de cliënt: de hulpverlener is erop gericht de eigen sterke
kanten en competenties van cliënten en die van hun sociale netwerk op te sporen, te benutten en
te versterken.
Gezinsgericht werken houdt in dat je naar gezinnen en gezinsleden kijkt door de bril van de
systeembenadering. Het gezin wordt opgevat als een systeem, met rollen, posities, coalities en
interactiepatronen. Tegelijk is een gezin onderdeel van een breder systeem. Kort gezegd houdt dat in
dat je oog hebt voor de voortdurende wederzijdse beïnvloeding die plaatsvindt tussen gezinsleden,
maar ook tussen gezinsleden en personen in de omgeving van het gezin.
Tien uitgangspunten voor de basisattitude van een gezinshulpverlener.
1. Sluit aan bij de krachten van het gezin en de richting die het gezin op wil.
2. Geloof in de krachten van het gezin en laat dit ook merken.
3. Vraag net zo lang door totdat je zeker weet dat het jou duidelijk is wat je gesprekspartners
bedoelen. Check telkens of je ze goed begrepen hebt.
4. Zoek samen naar de oplossing die het best bij dit gezin past.
5. Respecteer je cliënten als mensen met wie samenwerken de moeite waar is.
6. Wees open en transparant in je handelen zodat cliënten altijd weten wat je doet en waarom.
7. Respecteer cliënten zoals ze zijn, met hun normen en waarden en de mensen uit hun netwerk die
zij belangrijk vinden. Wees eerlijk over je eigen opvattingen.
8. Ontdek de sterke punten en mogelijkheden van het gezin en die in de omgeving van het gezin.
9. Richt je op (kleine) positieve veranderingen.
10. Wees doelgericht.
Algemeen werkzame factoren (common factors) zijn factoren die in de hulpverlening altijd geacht
worden bij te dragen aan betere resultaten, ongeacht doelgroep, doelstelling of toegepaste methode.
Specifiek werkzame factoren zijn interventies, procedures en methoden die bedoeld zijn om specifieke
interventiedoelen en een specifieke doelgroep te bedienen en die noodzakelijk geacht worden voor de
effectiviteit van de hulp aan de betreffende doelgroep.
Algemeen werkzame factoren de vier common factors die op het lijstje van vrijwel elke auteur staan
lichten we kort toe:
1. Onder cliëntfactoren worden eigenschappen van de cliënt verstaan als veerkracht, bereidheid
om te werken aan problemen, intelligentie, een stabiele gezins- of leefsituatie, contactuele
vaardigeden en planningsvaardigheden.
2. Hulpverleningsfactoren zijn bijvoorbeeld ervaring, geloof in eigen kunnen, vertrouwen in de
aanpak of methode die de hulpverlener toepast, betrouwbaarheid, openheid, betrokkenheid
en een niet-veroordelende houding.
3. Alliantiefactoren hebben betrekken op de werkrelatie tussen cliënt en hulpverlener. Deze
factoren zijn onder te verdelen in een persoonlijke alliantie en een taakalliantie. Een
persoonlijke alliantie betreft de emotionele band tussen hulpverlener en cliënt die gestalte
krijgt in onderling vertrouwen, een ‘goede klik’ en een positief, plezierig verlopend contact.
Een taakalliantie krijgt gestalte door overeenstemming tussen cliënt en hulpverlener over de te
behalen doelen en aanpak. De relatie krijgt dan het karakter van samenwerking.
, 4. De vierde factor wordt ook wel omschreven als placebo-effect. De hoop en verwachtingen van
cliënten puur vanwege het feit dat zij hulp ontvangen, dragen bij aan het uiteindelijke
resultaten van de hulp.
Over hoe specifiek werkzame factoren gedefinieerd moeten worden bestaat geen eenduidigheid. Vaak
worden theoretisch onderbouwde en geprotocolleerde programma’s of interventies beschouwd als de
voornaamste specifiek werkzame factoren. Een programma of interventie is het geheel van
ingrediënten – zoals procedures, methoden, technieken, middelen, rapportages en systemen van
evalueren en monitoren – dat vastgelegd is in een handleiding.
Een hulpverlener is effectief als hij beschikt over interpersoonlijke vaardigheden om een positieve en
constructieve werkrelatie met zijn cliënten op te bouwen.
Excellent: je prestaties verbeteren door ‘deliberate practice’, doelgericht oefenen je effectiviteit als
hulpverlener blijven ontwikkelen – en het belang te weten wat je moet ‘oefenen’ en waar je aandacht
aan moet besteden om betere resultaten te behalen. Hiervoor is de uit drie stappen bestaande
reflectie- of feedbackcyclus van belang.
1. Think: maak een verbeterplan op basis van kennis. Wat zijn mijn sterke punten? Hoe
onderhoud ik ze? Hoe kan ik ze beter, efficiënter benutten? Wat kan ik als professional nog
verbeteren?
2. Act: deze stap betreft het doelgericht oefenen van de vaardigheden en elementen in je
werkwijze en je vak. Het gaat dan niet alleen om het leren van nieuwe zaken, maar meestal
om het onderhouden of opfrissen van reeds opgedane kennis en vaardigheden waarover je
beschikt.
3. Reflect: op basis van feedback reflecteer je op je professionele handelen. Is het gelukt om de
elementen of vaardigheden die ik heb geoefend daadwerkelijk te verbeteren? Hebben ze
bijgedragen aan de effectiviteit van de hulp die ik bied?
Duurzame gedragsverbetering in een gezin manifesteert zich door:
- Versterking van de opvoedvaardigheden van de ouders;
- Afname van de gedragsproblemen van het kind of de jongere;
- Afname van de door de ouders ervaren opvoedingsbelasting;
- Verbetering van de samenwerking tussen de ouders, ook als ze ex-partners zijn;
- Toename van het vermogen van het gezin om daar waar nodig zijn sociale netwerk in te
schakelen en te benutten.
Kenmerken van vraaggericht ten gezinsgericht handelen:
- De hulpvraag staat centraal;
- Samenwerking en dialoog;
- Twee soorten deskundigheid;
- De cliënt als regisseur;
- Bejegening;
- Empowerment;
- Gezinsgerichtheid;
Werkzame kernelementen van Gezin Centraal:
- Gefaseerd en gestructureerd werken;
- Planmatig en doelgericht werken;
- Benutten van krachten en capaciteiten;
- Leren van geslaagde interacties in het gezin;
- Trainen en oefenen van vaardigheden;
- Versterken van en samenwerken met het netwerk.