Samenvatting Kennistoets OWE 3
Toetsmatrijs OWE 3
Onderwerp Aantal vragen Lessen
Praktische vaardigheden 8 1.7, 2.3, 2.8, 5.5, 6.4, 7.5,
7.9, 8.4
Communicatie 5 1.6, 4.7, 4.8, 5.11, 6.6, 6.8,
7.4, 7.10
Verward gedrag 4 4.3, 8.6, 8.7
EBP 5 1.9, 3.4, 5.9, 7.2
Afweer en infectie 10 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.8
Maagdarmkanaal 10 2.1, 2.2, 2.4, 2.5, 2.6, 2.7,
Endocrinologie 10 3.1, 3.2, 3.3, 3.6, 3.7
Water en zouthuishouding 10 4.1, 4.2, 4.4, 4.5, 4.6,
Veroudering 2 3.8
Geslachtsorganen 6 5.1, 5.2, 5.4, 5.7
Oncologie 3 5.3,
Bevruchting en zwangerschap 10 5.6, 5.8, 5.10, 6.1, 6.2, 6.3,
6.5, 7.8
Bevalling en kraambed 8 7.1, 7.3, 7.6,
Aangeboren afwijkingen 3 6.7, 8.3
Farmacologie 8 1.11, 2.9, 3.5
Totaal 102
1
, Praktische Vaardigheden
Injecteren
Spuiten en Naalden
Een injectienaald bestaat uit een cilinder met een maatverdeling en een stamper, ook wel zuiger
genoemd. De cilinder vormt één geheel met de conus. De conus is de tip van de spuit waarop een
injectienaald bevestigd kan worden. Om ze te koppelen zijn spuit en naald voorzien van een
zogenaamde Luer-aansluiting.
- Indien het medicijn kant-en-klaar in de flacon of ampul zit, wordt de voorgeschreven
hoeveelheid medicijnen opgezogen in de spuit.
- Indien het medicijn moet worden opgelost, wordt het oplosmiddel gespoten in de flacon met
medicijn.
Ontluchten
De injectiespuit moet altijd ontlucht worden na het opzuigen van de vloeistof, ontlucht de
opzuignaald tot er een druppelvloeistof aan de punt van de opzuignaald zichtbaar wordt, wordt er
geen opzuignaald gebruikt, wordt de naald niet ontlucht. Kant-en-klare spuiten mogen niet ontlucht
worden, de luchtbel vult na toediening de overgebleven dode ruimte van de naald.
Uitvoering
Subcutaan injecteren
Bij subcutaan injecteren wordt het medicijn in het onderhuids bindweefsel geïnjecteerd. Geschikte
plaatsen hiervoor zijn:
- De boven/buitenkant van het bovenbeen (handbreedte boven de knie
vrijlaten)
- Het gebied naast en onder de navel (houd minimaal 2 cm afstand van de
navel)
- Billen (bovenste buitenste deel)
- De boven/buitenkant van de bovenarm
Loodrechttechniek:
- Wordt het vaakst toegepast en heeft de voorkeur, want is eenvoudig
- Breng de naald loodrecht door het huidoppervlak (door de opperhuid en de lederhuid)
Huidplooitechniek:
- Alleen toegepast als dit wordt geadviseerd
- Huidplooi wordt opgenomen met twee of drie vingers, de helft is het onderhuids bindweefsel
- De naald wordt onder een hoek van 45 à 60 graden halverwege tussen het hoogste en
laagste punt van de huidplooi ingebracht
Toedienen antistollingsmiddelen:
Het medicijn zit in een voorgevulde spuit, ontlucht deze niet. Er wordt niet gecontroleerd of er een
bloedvat is aangeprikt, dit om onderhuidse bloedingen te voorkomen. Zo wordt ook het wrijven op
de injectieplaats afgeraden.
- Het gebied naast en onder de navel
- Boven-/buitenkant van het bovenbeen
- Billen
- Bovenarm
2
, Intramusculair injecteren
Bij intramusculair injecteren wordt er geïnjecteerd in het spierweefsel. De injectie wordt bij voorkeur
in een dikke spier gegeven en op een plaats waar grote bloedvaten en zenuwbundels niet makkelijk
kunnen worden geraakt:
- Zijkant van de bovenarm (musculus deltoïdeus), vanaf de schouder vier
vingers breed naar beneden, in de mediale lijn in het midden van de
spier.
- Bilspier, bovenste buitenzijde van de bil (musculus glutaeus maximus).
Bij het prikken in de bil moet goed gelet worden op het ontwijken van
de nervus ischiadicus.
- De bovenbuitenkant van het bovenbeen, brede zijspier (musculus
vastus lateralis) of rechte dijbeenspier (musculus rectus femoris).
De plaats hangt met name af van de toe te dienen hoeveelheid en de soort vloeistof. Grote
hoeveelheden worden bij voorkeur in het bovenbeen geïnjecteerd.
Loodrechttechniek:
- Stretchtechniek: de spier wordt tussen duim en wijsvinger genomen en de huid wordt
strakgetrokken. Vervolgens wordt de naald loodrecht door de strakgetrokken huid in de spier
gebracht.
- Rangeertechniek: voorkomt terugvloeien en irritatie van geïnjecteerde vloeistof. Door de
huid eerst zijwaarts te verschuiven, dan te injecteren en daarna de huid weer los te laten,
blijft de vloeistof geblokkeerd in de spier. Dit wordt vaak bij olieachtige vloeistoffen gedaan
die langere tijd moeten doorwerken. Het is de meest veilige intramusculaire injectietechniek.
Aandachtspunten:
- Desinfecteren: meestal niet nodig bij iemand met een normale weerstand.
- Terugtrekken (aspireren): wordt gedaan om te kijken of de naald per ongeluk in een bloedvat
zit, dit kan zinvol zijn bij i.m. injecteren in de bil.
- Zorg dat de zorgvrager zoveel mogelijk ontspannen is.
Veiligheid
Ongeschikte injectieplaatsen:
- Wonden of littekenweefsel
- Ontstoken of pijnlijke plaatsen
- Verlamde ledematen
- Ledematen met trombose of oedeem
- Hematoom
- Geopereerd of te opereren gebied
- Arm of been met infuus of shunt
- Arm of been waar lymfeklieren verwijderd zijn
- In de buurt van grote bloedvaten
- Plekken waar een externe fixatuur zit.
Controleer:
- Soort medicijn en dosering
- Toedieningsvorm
- Tijdstip van toediening
- Vervaldatum
- Naam zorgvrager en juiste medicijn
3