Hoofdstuk 6: Denken en intelligentie
Centrale vraag: Waardoor ontstaat een 'genie' en hoe verschillen mensen die
we 'geniaal' noemen van anderen?
Computermetafoor: het idee van de hersenen als informatieverwerker; suggereert
dat denken niets meer of minder is dan informatieverwerking.
Intelligentie: de mentale capaciteiten om kennis te verwerven, te redeneren en
effectief problemen op te lossen.
Kernvraag 6.1: Wat zijn de bouwstenen van denken?
Denken: het cognitieve proces dat betrokken is bij het vormen van een nieuwe
mentale representatie door beschikbare informatie te manipuleren.
Kernconcept 6.1: Denken heeft te maken met de manipulatie van mentale
representaties zoals concepten, beelden, schema's en scripts.
6.1.1 Concepten
Conceptvorming: het vermogen om ervaringen onder te brengen in vertrouwde
mentale categorieën, om ze op dezelfde manier te verwerken of ze hetzelfde label te
geven.
Concept: mentale representatie van een categorie van items of ideeën, gebaseerd
op ervaring. Concepten helpen ons kennis op een systematische manier te
organiseren. Een concept kan te maken hebben met een type voorwerp, activiteiten,
eigenschappen of onderlinge verhoudingen.
Twee soorten concepten
Natuurlijke concepten: mentale representatie van een voorwerp of gebeurtenis
gebaseerd op onze directe ervaring. Bijvoorbeeld het natuurlijke concept van een
vogel.
Prototype: het ideale of meest typische voorbeeld van een conceptuele categorie.
Om bijvoorbeeld te bepalen of een object wel of geen vogel is, vergelijk je in
gedachten het object dat je waarneemt met jouw prototype van een vogel.
Artificieel concept: concept dat gedefinieerd wordt door regels, zoals de betekenis
van een woord of de inhoud van een wiskundige formule. Een voorbeeld is de
definitie van een driehoek, zoals je deze tijdens je wiskundeles hebt geleerd.
Conceptuele hiërarchieën
Conceptuele hiërarchie: niveaus van concepten, van zeer algemeen tot zeer
specifiek, waarin een concept op een algemeen niveau (zoals het concept voor dier)
specifiekere concepten (zoals het concept voor hond, giraf en vlinder) omvat.
,Cultuur, concepten en gedachten
Het gebruik van concepten verschilt van cultuur tot cultuur. Zo hechten Europeanen
en Noord-Amerikanen veel waarde aan logisch redeneren, terwijl veel andere
culturen dit lang niet zo belangrijk vinden.
6.1.2 Voorstellingsvermogen en cognitieve plattegronden
We kunnen denken in woorden, visuele beelden, ruimtelijke relaties en andere
sensorische beelden. Tijdens het denken in sensorische denkbeelden wordt
informatie die je eerder hebt waargenomen en opgeborgen weer uit het geheugen
tevoorschijn gehaald.
6.1.3 Schema's en scripts
Een groot deel van de kennis waarover je beschikt is in je hersenen opgeborgen in
de vorm van schema's: algemene conceptuele raamwerken die verwachtingen
genereren van thema's, gebeurtenissen, voorwerpen, mensen en situaties in
iemands leven. Zo heb je bijvoorbeeld schema's voor de universiteit en muziek.
Verwachtingen
Schema's vormen de basis van onze verwachtingen over dingen waarmee we
waarschijnlijk geconfronteerd zullen worden als we bijvoorbeeld een vriend
tegenkomen of in een bepaalde situatie terechtkomen.
Schema's kunnen helpen als je snel beslissingen moet nemen, al zijn beslissingen
op basis van schema's niet altijd verstandige oordelen.
Gevolgtrekkingen maken
Nieuwe informatie krijgt meer betekenis als je haar kunt verbinden met bestaande
informatie uit reeds bestaande schema's. Schema's helpen je om conclusies te
trekken over ontbrekende informatie.
Scripts als schema's van gebeurtenissen
We hebben niet alleen schema's over voorwerpen en gebeurtenissen, maar ook over
personen, sociale rollen en over onszelf. Met behulp van deze schema's beslissen
we wat we kunnen verwachten of hoe mensen zich onder bepaalde omstandigheden
zouden moeten gedragen. Een schema dat bij een bepaalde gebeurtenis hoort,
oftewel een script, bestaat uit informatie over reeksen samenhangende, specifieke
gebeurtenissen en handelingen waarvan je verwacht dat ze op een bepaalde manier
in een specifieke setting zullen plaatsvinden. We hebben bijvoorbeeld scripts voor uit
eten gaan en op vakantie gaan.
Culturele invloeden op scripts
De culturele diversiteit van scripts in de wereld is het gevolg van het feit dat elke
cultuur met unieke schema's en waarden naar de wereld kijkt. We voelen ons
, meestal op ons gemak bij mensen die onze scripts delen, omdat we de dingen op
dezelfde manier zien en weten wat we kunnen verwachten.
6.1.4 Denken en de hersenen
Denken is een activiteit waarbij verschillende, over alle delen van de hersenen
verspreide gebieden betrokken zijn. De hersenen bestaan uit een geheel van
hooggespecialiseerde gebieden, waarbij elk gebied een component van het denken
voor zijn rekening neemt.
6.1.5 Intuïtie
Mensen vormen vaak snel een oordeel op basis van gevoel en verstand wanneer ze
een beslissing nemen. Emoties maken altijd onderdeel uit van onze besluitvorming,
vooral in het snelle denkproces dat we intuïtie noemen.
Intuïtie: het vermogen een oordeel te vormen zonder bewust redeneren. Onze
intuïtie is niet altijd juist.
Onze intuïtie lijkt redelijk betrouwbaar in complexe situaties wanneer de tijd beperkt
is: in die situaties schieten onze bewuste verwerkingscapaciteiten simpelweg tekort
om inzicht te krijgen in de complexiteit van het aantal factoren dat snel afgewogen
moet worden. Het is belangrijk dat we beseffen dat we intuïtieve oordelen vormen en
dat we ons realiseren dat deze onjuist kunnen zijn.
Kernvraag 6.2: Over welke vaardigheden beschikken goede denkers?
Kernconcept 6.2: Goede denkers beschikken niet alleen over een repertoire
van effectieve algoritmen en heuristieken, ze weten ook hoe ze
veelvoorkomende hindernissen bij het oplossen van problemen en het nemen
van beslissingen moeten vermijden.
6.2.1 Het oplossen van problemen
De succesvolste probleemoplossers hebben enkele kenmerken met elkaar gemeen.
Ze zijn bedreven in het identificeren van een probleem en het uitkiezen van een
strategie om het probleem te lijf te gaan.
Het probleem identificeren
Een goede probleemoplosser leert alle relevante mogelijkheden te overwegen
zonder overhaaste conclusies te trekken. Hij overweegt alle mogelijkheden voor hij
één bepaalde oplossing kiest. Dit wordt ook wel divergent denken genoemd.
Een strategie kiezen
Daarnaast is voor het succesvol oplossen van problemen nodig dat je een strategie
kiest die past bij het probleem waarvoor je gesteld wordt. Voor het oplossen van zeer