Yasmin Akbarkhan
Samenvatting Encyclopedie der Rechtswetenschap II
Wk 1 De aard van het recht
Lon L. Fuller – The Case of the Speluncean Explorers
Vijf grotonderzoekers, onder wie Roger Whetmore, gaan er op uit om een grot te onderzoeken in
Commonwealth. Door een lawine werd de ingang van de grot bedekt met grote rotsen en waren
de mannen gevangen in de grot. The Speluncean Society raakte geïnformeerd door de
familieleden van de vermiste onderzoekers. The Society ging er meteen op uit om de
onderzoekers te redden, maar zij merkte al gauw dat dit een wekenlange klus ging worden.
Tijdens de werkzaamheden zijn tien werknemers omgekomen. De onderzoekers vreesden dat zij
al omgekomen zouden zijn van de honger en dorst bij de tijd dat zij gered zouden zijn uit de grot.
Op de twintigste dag van hun gevangenschap ontdekten ze dat zij een draadloze
communicatieapparaat met zich mee hadden genomen. Via deze weg vroegen zij de het
reddingsteam hoelang de werkzaamheden nog zouden duren. Ten minste tien dagen werd
geantwoord. De onderzoekers vroegen naar medische expert en vroegen of zij deze tien dagen
zouden kunnen overleven. Er werd geantwoord dat de kans daarvoor klein was. Na acht uur
stilte, wegens een storing in de verbinding, maakten de onderzoekers weer contact met de
medische experts. Whetmore stelde de vraag, namens hen allemaal, of zij deze tien dagen
zouden kunnen overleven als zij één van hen zouden opeten. De medische experts antwoordde
dat dit mogelijk was. Whetmore vroeg of het een idee was om onderling te loten wie er zou
worden geconsumeerd. Geen van de medische experts en niemand van het hele reddingsteam
was bereid hierop te antwoorden. Hierna verbrak de verbinding doordat de batterijen van het
apparaat waren opgeraakt. Toen de onderzoekers uiteindelijk waren bevrijd uit de grot, bleek
dat op de drieëntwintigste dag van gevangenschap, Whetmore was gedood en opgegeten door
de andere vier onderzoekers.
Uit verslag van de vier onderzoekers bleek dat Whetmore degene was die als eerst voorstelde
om één van hen te doden en te consumeren om te overleven. Ook was het Whetmore die
voorstelde om te loten wie gedood zou worden door middel van een paar dobbelstenen die hij
toevallig bij zich had. De andere vier onderzoekers waren het in beginsel niet eens met dit idee,
maar nadat zij van de experts te horen kregen dat zij anders niet zouden kunnen overleven,
stemden zij toch in. Vlak voordat de dobbelstenen gegooid zouden worden, trok Whetmore zich
terug. Hij besloot dat hij nog een week wilde wachten, voordat hij voor zo een wrede en
afschrikkende oplossing zou kiezen. De andere vier onderzoekers spraken hem moed in en zetten
het plan toch door. Toen het Whetmore’s beurt was om te gooien, werd er aan hem gevraagd of
hij er bezwaar tegen had als een ander in zijn plaats zou gooien voor hem. Whetmore gaf aan
hier geen bezwaar tegen te hebben. De gooi was in zijn nadeel en dus werd hij gedood en
opgegeten door de vier onderzoekers.
Nadat de onderzoekers waren gered en nadat zij een week in het ziekenhuis hadden gelegen
voor herstel, werden zij vervolgd voor de moord van Whetmore. De onderzoekers werden
schuldig bevonden en veroordeeld tot de doodstraf. De jury en de rechter wendden zich tot de
Chief Executive met het verzoek de straf te reduceren tot een gevangenisstraf van zes maanden.
Truepenny
Dit was niet alleen een eerlijke en wijze oordeel, maar de ook de enige mogelijke, lettend op de
wet. “Whoever shall willfully take the life of another shall be punished by death.” Deze regel laat
geen ruimte voor uitzonderingen. Toch is dit geen oordeel waar men zich goed bij kan voelen.
Truepenny sluit zich daarom aan bij het verzoek van de jury en de rechter. Er is genoeg reden om
te geloven dat het verzoek zal worden ingewilligd, omdat het verzoek komt van hen die de zaak
drie maanden lang grondig hebben bestudeerd (jury en rechter). Het is erg onwaarschijnlijk dat
de CE het verzoek dan zal afwijzen, tenzij hij de zaak zelf op z’n minst net zo grondig zal
bestuderen. Het als het ware opnieuw afdoen van de zaak pas niet in de taakomschrijving van de
1
,CE. We kunnen er daarom van uitgaan dat enige vorm van clementie wel zal worden toegewezen
aan de onderzoekers.
Truepenny wilt dus wel veroordelen, omdat hij vindt dat de wet gevolgd dient te worden (≈
rechtspositivistisch = letterlijke interpretatie wettekst), maar dan wilt hij wel weer het
gratieverzoek steunen. Hij slaagt er dus niet in recht en moraal volledig van elkaar te
scheiden, waardoor hij niet helemaal een rechtspositivist te noemen is.
Foster
‘I believe something more is on trial in this case than the fate of thes unfortunate explorers; that
is the law of our Commonwealth. If this Courts declares that under our law these men have
committed a crime, then our law is itself convicted in the tribunal of common sense, no matter
what happens to the individuals involved in this petition of error.”
Foster noemt dat er een hogere norm is dan de wet en dat is het gezonde verstand. De wet
dient getoetst te worden aan deze hogere norm. Dit duidt op het rechtvaardigheidsbeginsel.
Hij noemt vervolgens twee van elkaar onafhankelijke gronden waarop de onderzoekers juist
onschuldig bevonden zouden moeten worden.
1. Hij meent dat het recht van Newgarth of welk positief recht dan ook niet van toepassing is op
deze zaak, maar in plaats daarvan ‘de wet van de natuur’/de natuurtoestand hierop van
toepassing is. Dit omdat het positief recht is gebaseerd op de mogelijkheid voor mensen
met/naast elkaar samen te leven. Wanneer een situatie ontstaat dat het voor mensen niet
meer mogelijk is naast elkaar te leven, dan houdt dat recht op te gelden.
Hij geeft het voorbeeld van jurisdictie. Wanneer de zaak buiten de grenzen van een bepaald
gebied plaats had gevonden, zou de wet die daar geldt van toepassing zijn op de zaak. Zo valt
de zaak van de onderzoekers ook niet meer onder de jurisdictie van
Commonwealth/Newgarth nu zij opgesloten zaten en verwijderd waren van de bevolking en
het bewoonbare gebied. “They were nog in a state of civil society but in a state of nature.”
Het geldend recht van het gebied was dus niet op hun van toepassing, maar die wet die uit
de situatie mocht worden afgeleid.
Het was voor de onderzoekers dus noodzakelijk om een ‘new charter of government’, nieuw
geldend recht te creëren die toepasselijk was voor hun situatie. “It has from antiquity been
recognized that the most basic principle of law or government is to be found in the notion of
contract or agreement.” Tijdens de werkzaamheden om de onderzoekers te bevrijden waren
tien werknemers omgekomen. Het was overduidelijk dat de werkzaamheden levensgevaarlijk
konden zijn. Waarom is het wel in orde dat de overheid en de directie van de
werkzaamheden deze tien levens offeren om vijf onderzoekers hun levens te redden, maar is
het niet in orde dat de onderzoekers één leven hebben geofferd om vier van hunzelf te
redden?
Foster meent dus dat dit nieuw gecreëerde contract tussen de onderzoekers boven het
geldend positief recht komt te staan.
2. Nu meent Foster dat het positief recht wel van toepassing is, maar dat het recht moet
worden geïnterpreteerd naar het doel van de wet (≈ constructivisme = Dworkin). De wet kan
niet in alle gevallen slechts grammaticaal letterlijk worden toegepast. Denk aan
strafuitsluitingsgronden zoals zelfverdediging. In zo een geval is de letterlijke interpretatie
van de wet wel van toepassing, maar hier gehoor aan geven zal in strijd zijn met het doel van
de wet.
Het doel van de wet hier is afschrikking (en bestraffing wanneer dat gerechtvaardigd is).
Wanneer vijf mensen zitten opgesloten in een grot en de enige optie om te overleven is het
overtreden van de wet, dan schrikt die wet hen niet meer af. Wanneer de rechter de wet dus
op de juiste manier naar haar doel interpreteert, dan kan hij niet anders concluderen dan dat
de onderzoekers onschuldig zijn.
2
, Tatting J.
Kritieke op het eerste argument van Foster: Waarom bevinden de onderzoekers zich niet in
‘a state of civil society’, maar in ‘a state of nature’? Komt dit door de dikte van de rotsen
waardoor zij opgesloten zaten, of omdat zij uitgehongerd waren, of omdat zij een nieuwe
wet/overeenkomst hadden opgesteld? En op welk moment zijn zij overgegaan van het
positief recht naar een natuurtoestand? Was dat wanneer de ingang van de grot dichtviel of
wanneer het gevaar van uithongering een zekere intensiteit bereikte of toen zij besloten een
overeenkomst gebaseerd op dobbelstenen op te stellen? En als de onderzoekers zich
werkelijk in een natuurtoestand bevonden en dus gerechtvaardigd hebben gehandeld, wie
zijn wij dan om over deze zaak te beslissen en die natuurwet toe te passen? Wij bevinden ons
namelijk niet in een natuurtoestand. Daarnaast maakt Foster geen enkele opmerking over
het feit dat Whetmore zich terugtrok van de overeenkomst. Blijkbaar is er in een
natuurtoestand geen plaats voor terugtrekken.
Kritiek op het tweede argument van Foster: “No statute, whatever its language, should be
applied in a way that contradicts its purpose” – Foster. Foster meent dat de handeling van de
vier onderzoekers in de grot vergelijkbaar is met zelfverdediging als strafuitsluitingsgrond.
Het is waar dat een wet/regel moet worden geïnterpreteerd naar haar doel en dat een van
de doelen van het strafrecht afschrikking is. Maar het strafrecht kent meerdere doelen! Wat
doen we als twee doelen tegenover elkaar komen te staan?
Het verschil met de zelfverdediging is dat in die situatie er niet wordt voldaan aan het
element ‘opzet’ (willfully). In deze situatie van de onderzoekers is er geen sprake van
zelfverdediging of iets soortgelijks, integendeel, behalve vrijwillig en opzettelijk hebben zij de
daad ook met voorbedachten rade gepleegd!
“If hunger cannot justify the theft of wholesome and natural food, how can it justify the
killing and eating of a man?” Dit komt voort uit een eerdere rechtszaak. Wat weegt dan
zwaarder? Officiële jurisprudentie of de opinies van geleerde juristen (Foster o.a.)?
Tatting meent verder dat als de onderzoekers hadden geweten dat als zij vrijkwamen zij
zouden worden bestempeld als moordenaars en daarvoor gestraft zouden worden, zij wel
nog wat dagen gewacht zouden hebben voordat zij deze plan hadden uitgevoerd. De wet had
volgens hem in de grot derhalve nog steeds een afschrikkende werking, alhoewel in mindere
mate.
Als laatste kritiek op Foster vraagt Tatting zich nog af waar het rechtvaardigen van zo’n daad
ophoudt? Nu besloten alle vijf onderzoekers vrijwillig het plan uit te voeren, maar wat als
één niet mee wilde doen? Wat als er sprake was van een conspiratie van vier tegen één?
Tatting werpt vooral veel vragen op om Fosters argumenten onderuit te halen, omdat hij
deze niet waterdicht vindt, maar hij heeft zelf geen antwoorden. Hij geeft aan het niet met
Foster eens te kunnen zijn, maar de gedachte dat deze vier onderzoekers de doodstraf
moeten krijgen, nadat er tien levens zijn geofferd om hem te redden zit hem ook niet lekker.
Hij besluit zichzelf terug te trekken van het beslissen over deze zaak.
Keen J. = Rechtspositivist -> rechtszekerheid
- De vraag of het gratieverzoek ingewilligd moet worden is niet voor ons om over te
oordelen, maar voor de uitvoerende macht, de CE ( Trias Politica, machtenscheiding).
- Het is niet nodig de vraag te beantwoorden of wat deze onderzoekers hebben gedaan
goed of slecht was. Als een rechter dien je recht en moraal van elkaar gescheiden te
houden. Eigen meningen van ‘goed’ en ‘slecht’ zijn dus irrelevant.
- De enige vraag waar wij ons over moeten buigen is of deze onderzoekers in de zin van de
wet ‘willfully’ het leven van Whetmore hebben genomen.
3