Filosofie voor Kunstmatige Intelligentie
Hoorcolleges
Week 1
KI, de geest en het lichaam
HC1
Theoretische filosofie richt zich op de vraag wat moet ik geloven/denken? Het behandelt
onderwerpen zoals metafysica, filosofie van de geest en epistemologie. Metafysica gaat over
fundamentele aard en realiteit, filosofie van de geest richt zich op mentale processen en
bewustzijn, terwijl epistemologie zich bezighoudt met kennis en geloof.
De vraag bij AI gaat over of machines kunnen denken. De Turing Test (imitation game) stelt
voor dat als een machine gedrag kan produceren dat niet te onderscheiden is van menselijk
gedrag, het als denken kan worden beschouwd.
Searle introduceert het concept van zwakke AI, waarbij machines gedrag imiteren alsof ze
intelligent zijn, maar betwijfelt of ze daadwerkelijk begrijpen wat ze doen. Hij onderscheidt
ook sterke AI, waarbij machines niet alleen gedrag imiteren maar ook daadwerkelijk denken
en een geest hebben. Hij voert het Chinese Kamer experiment uit om aan te tonen dat
computers, als symbol processors, nooit echt begrip kunnen hebben. Hij maakt onderscheid
tussen original inetntie en deprived intentie, waarbij AI beperkt is tot het laatste en geen
nieuwe originele betekenis creëren.
Franzz Brentano introduceert het concept van intentionaliteit, dat kenmerkend is voor het
mentale en betrekking heeft op de gerichtheid van mentale toestanden. Searle bouwt voort
op dit idee en stelt dat AI voornamelijk deprived intentie kan hebben. Het kan dus geen
nieuwe originele betekenis creëren. Dit werpt volgens hem twijfels op over de mogelijkheid
van sterke AI.
HC2 Ziel vs. Geest/Mind
In de filosofische verkenning van het begrip ziel versus geest/mind, ontstaan er verschillende
perspectieven met betrekking tot de aard van het mentale en het fysieke. De traditionele
notie van de ziel impliceert dat alles wat leeft een ziel heeft, waarbij ziel niet alleen wordt
geassocieerd met denken, maar ook met bewegen en voortplanting – eigenschappen die
inherent zijn aan levende wezens,
Descartes brak echter met de traditionele opvattingen over de ziel door de geest los te
koppelen. Volgens Descartes omvat de geest puur het denken, waarbij de wil en de rede als
onderdelen van het denken worden beschouwd, en de rest wordt toegeschreven aan het
lichaam. Het lichaam-geest probleem werpt de vraag op over de relatie tussen het lichaam
en de geest.
Er zijn toen twee fundamentele benaderingen geïdentificeerd:
1. Monisme.
Dit stelt dat het lichaam en geest één zijn. Dit kan leiden tot materialisme, waarin
alles wordt beschouwd als materie, of idealisme, waarin alles wordt beschouwd als
geest
2. Dualisme
Beweert dat de geest en lichaam verschillend zijn. Substantiedualisme (Descartes),
suggereert dat dat geest en lichaam verschillende substanties zijn – een radicaal
, onderscheid waarbij de geest niet gelijk is aan het lichaam. Epistemisch dualisme,
gebaseerd op de kennisleer, suggereert dat hoewel anderen het lichaam kunnen
waarnemen, de inhoud van de geest privé is en alleen toegankelijk voor de
individuele geest.
Descartes’ argumentatie voor dualisme berust deels op het idee dat hij zichzelf niet los kan
voorstellen van zijn denken. Hij concludeert dat hij een denkend wezen is los van zijn
lichaam. Hij introduceerde de methode van de twijfel. Zou het zo kunnen zijn dat ik nu zit te
dromen? Als er iets overblijft waar we niet aan kunnen twijfelen is dat onbetwijfelbaar.
Cogito Ergo Sum: ik denk dus ik ben. Hij stelde zichzelf boven god hiermee. Ik vind in mijzelf
een idee van God, Gos is perfect, een idee van perfect kan alleen maar komen van iets wat
perfect is, dus God is perfect. Hiermee eindigt hij niet als scepticus, want hij zegt hiermee dat
je wel je zintuigen kan vertrouwen want die komen vanuit God. Hiermee is hij een rationalist
en zegt kennis komt uit denken. Aan de andere kant is hij ook een empirist (tabula rasa),
kennis komt uit ervaring.
Argumenten uit zijn 2e meditatie:
1. Ik kan mij niet los voorstellen van mijn denken
Kritiek: maar anderen kunnen mij dat wel, of bijvoorbeeld droomloze slaap, of je
kunnen voorstellen dat je nu niet hier bent.
2. Wat onvoorstelbaar is, is onmogelijk
Kritiek: wat is onvoorstelbaarheid eigenlijk, vroeger kon je misschien een vliegtuig
niet voorstellen maar nu kunnen we dat wel.
Dus ik ben een denkend wezen/denker.
Problemen voor dualisme omvatten onder andere de vraag hoe schade aan het lichaam leidt
tot geestelijke schade, de evolutie va de geest in biologische ontwikkeling, en de kwestie van
mentale veroorzaking – de wisselwerking tussen geest en lichaam.
De zoektocht naar de aard van de geest roept ook vragen op over wat geest eigenlijk is en
welke substantie het vertegenwoordigt. Het concept van zuivere subjectiviteit en bewustzijn
wordt geopperd, maar blijft vaak vaag en moeilijk te definiëren.
Het substantiedualisme van Descartes wordt bekritiseerd vanwege de vermeende
categoriefout (maken van een fout in de aard van de categorie waartoe een bepaald concept
behoord) van het gebruik van materiële termen om de geest te beschrijven, wat de suggestie
wekt dat de geest ook een soort materie is. Deze benadering kan leiden tot wat Ryle
omschrijft als de “ghost in the machine”, waarbij het verleidelijk is om te ontkennen dat de
‘ghost’ bestaat en alleen “the machine” overblijft. Volgens Ryle is het menselijk gedrag niet
het resultaat van aan afzonderlijke geest die het lichaam bestuurt, maar eerder het product
van complexe processen en activiteiten van het organisme als geheel. Hij stelt voor dat de
geest eerder moet worden begrepen als een verzameling mentale processen en functies die
inherent zijn aan het organisme, zonder een aparte entiteit te zijn die het lichaam beheerst.
Dus in plaats van te geloven in de “ghost in the machine” pleit Ryle voor een holistischer
begrip van menselijk gedrag en mentale processen waarbij de geest niet als een afzonderlijke
entiteit wordt beschouwd, maar als een integrerend onderdeel van het complexe netwerk
van menselijke activiteiten en functies.
Deze opvatting van de “ghost in the machine” kan ook worden toegepast op dieren, zoals
Descartes deed, waarbij wordt gesteld dat ze geen geest hebben.