Arrangeren van leersituaties les 1
Doelen:
• Je kent de hoofdindeling van de didactische werkvormen, te weten: interactievormen,
instructievormen, opdrachtvormen, spelvormen en samenwerkingsvormen.
• - Je bent in staat om de diverse werkvormen in je lesmodel in te passen, passend bij het doel
van de les en de leerbehoefte van kinderen.
• - Je bent in staat door de inzet van diverse werkvormen tegemoet te komen aan de
hoofdkenmerken van een krachtige leeromgeving (zie les krachtige leeromgeving).
• - Je bent in staat om bij de diverse werkvormen de juiste organisatievorm te kiezen en toe te
passen.
Didactische werkvormen:
Activiteiten die door leerkracht of leerling worden ondernomen om lesdoelen zo efficiënt mogelijk te
bereiken.
• Leerkracht kiest met het oog op doelen
• Leerkracht kiest o.g.v. beginsituatie
• Vraagt bepaald gedrag van de leerling en de leerkracht
Heeft 2 aspecten:
- opvoeding (sociaal, mondigheid e.d.)
- vorming (kennis, vaardigheden, attitude)
Uitgangspunten kiezen werkvormen
- doelen (pedagogische en onderwijskundige)
- behoefte tot differentiatie/zelfsturing
- relevante situatiekenmerken
- kenmerken m.b.t. de leerlingen
- Kenmerken m.b.t. de leerstof
- kenmerken m.b.t. de leerkracht
- kenmerken m.b.t. randvoorwaarden
Didactische driehoek
Kenmerken m.b.t. de leerling
• kennis
• leerstijl (denker, doener,
beslisser, dromer)
• samenwerkingsvaardigheden
• motivatie
• interesse/belangstelling
• milieu en herkomst
KOLB:
,Kenmerken m.b.t. de leerstof:
• Kennis:
automatiseren, memoriseren, verwerven zinvolle feitenkennis(onderling verband leggen), leren
woordbegrippen(woord bij juiste voorwerp plaatsen), begripsgedrag(patroon van eigenschappen,
relaties kennen), inzicht bevorderend leren, heuristieken en algoritmen.
• Vaardigheden
• Attituden
3 niveau`s cognitieve leerstof
• Kennis:
navertellen, benoemen, opnoemen, opsommen
• Inzicht:
verband aangeven, beargumenteren, uitleggen, verschil verklaren, verklaren, omschrijven,
vergelijken
• Toepassing:
maken, ontwerpen, schrijven, uitvoeren, toepassen in…..
Op welk niveau hebben jullie activiteiten ontworpen? Probeer nu ook op een ander niveau
een activiteit te bedenken.
Kenmerken m.b.t. de randvoorwaarden
• inrichting en materiële voorzieningen
• schoolklimaat
• beschikbare tijd
• moment van de dag
• groepsgrootte
Kenmerken m.b.t. de leerkracht
• Onderwijsstijl/ leerstijl
• interesse en belangstelling
• beschikbare tijd
• visie op mens en maatschappij
• aanwezige (didactische) vaardigheden
Hoe werken deze punten door bij het ontwerpen van jouw lessen?
Indeling werkvormen:
• interactievormen
• instructievormen
• opdrachtvormen
• samenwerkingsvormen
• spelvormen
Interactievormen geschikt voor:
• Informatie uit te wisselen.
• Leren te overleggen.
• Vragen leren stellen.
• Naar anderen te luisteren.
• Mening onder woorden leren te brengen.
Voorbeelden: onderwijsleergesprek, klasgesprek, leergesprek
Type klassikale gesprekken
1. Klassengesprek
2. Kringgesprekken(open/ gesloten)
3. Onderwijsleergeprekken
Onderwijsleergesprek
• Omschrijving:
- Gestructureerd gesprek over een onderwerp. Stapsgewijs naar bepaalde kennis en inzichten.
- In dialoog(vraag –en antwoordspel) naar informatie-overdracht.
, - Kinderen kunnen op elkaar reageren. Wel in vraag en antwoordvorm.
• Rol van de leerkracht:
- Sturend
- Zich niet alwetend opstellen
- Klas activeren
Klassengesprek:
• Wat is het?
- Gesprek tussen leerlingen
- Over persoonlijke ideeën/ ervaringen
- Deelname/ onderwerp staat open
• Doel:
- Zicht krijgen op kennis, inzicht, belangstelling en gedragspatronen van leerling.
• Rol van de leerkracht:
- Toezichthouder. Kijkt procesgericht.
Is moeilijke vorm; vraagt veel van kinderen
Klassengesprek gebruiken voor:
- Peilen beginsituatie
- Bevorderen van creatief denken
- Bevorderen van sociaal en veilig klimaat
- Evalueren
Kringgesprek:
Vormen:
- Open
- Meningsvormend
- Besluitvormend
- Kennisverwervend
- Probleemoplossend
Ad.c.
Fasen: beeldvorming, oordeelvorming, besluitvorming
• Rol van de leerkracht:
- Gesloten: sturend/ productgericht
- Open: meer op de achtergrond/ procesgericht
Vormen:
v.b.
• sneeuwbalgroepen
• alter-egomethode
• inspringkring
• openstoeldiscussie
Type vragen:
• Kennisvragen:
“Wanneer was de tweede wereld oorlog?”
• Begripsvragen: Vragen naar samenhang/ hoofdzaken/ bijzaken onderscheiden.
“Wat is de kern van deze alinea?”
• Toepassingsvragen:
“Je loopt 3 km in het uur. Hoeveel in 3 ½ uur?”
• Denkvragen:
“Hoe kunnen we voorkomen dat ….?”