Onderzoek in de gezondheidszorg
Hoofdstuk 3 De onderzoeksopzet
3.1 Indelingen van onderzoek
Indeling op basis van het doel dat je met het onderzoek wilt bereiken
- Definiërend onderzoek, waarbij je bepaalde kenmerken van het onderwerp aangeeft.
- Beschrijvend onderzoek, waarin je de eigenschappen van het onderwerp in kaart brengt.
- Vergelijkend onderzoek, waarin je verschillen tussen twee of meerdere groepen, situaties of
instrumenten onderzoekt.
- Verklarend onderzoek, dat zich richt op oorzaken van gevonden verschillen of verbanden.
- Voorspellend onderzoek, waarmee je de gevolgen van het onderwerp bekijkt.
- Evaluerend onderzoek, dat het effect van een bepaalde interventie of maatregel evalueert.
- Voorschrijvend onderzoek, dat bedoeld is om maatregelen of richtlijnen op te stellen.
- Explorerend onderzoek, waarbij je op zoek gaat naar verbanden of verklaringen.
- Toetsend onderzoek, waarbij je een theorie of verwachtingen wilt toeten of het effect van
een bepaalde interventie of maatregel onderzoekt.
Indeling op basis van het soort gegevens dat je verzamelt
- Kwalitatief onderzoek, hierbij gaat het om gegevens over de beleving, ervaringen of
verwachtingen van de proefpersonen.
- Kwantitatief onderzoek, hierbij zijn de uitkomsten makkelijk in cijfers uit te drukken.
Indelingen op basis van het soort gegevens dat je verzamelt
- Dwarsdoorsnede onderzoek, er is slechts één meetmoment in het onderzoek (ook wel
transversaal of cross-sectioneel onderzoek).
- Longitudinaal onderzoek, bevat meerdere meetmoment in de periode van dataverzameling.
- Prospectief onderzoek, de uitkomst is bij de start van het onderzoek nog onbekend.
- Retrospectief onderzoek, de uitkomst is al bekend, je onderzoekt welke variabalen
hierop van invloed waren.
Indeling op basis van het onderzoeksdesign
- Experimenteel onderzoek, de onderzoeker verandert bewust iets in de onderzoeksgroep.
- Observationeel onderzoek, de onderzoeken beperkt zich tot het verrichten van
waarnemingen en metingen.
3.2 Experimentele onderzoeksdesigns
- Experiment: de proefpersonen worden door randomisatie ingedeeld in twee groepen; de
experimentele groep en de controle groep. Je vergelijkt de uitkomsten van beide groepen.
Wordt ook wel (double blind) randomized controle trials genoemd.
- Quasi-experiment: hierbij ga je uit van bestaande groepen. Er is een grotere kans op
vertekening omdat randomisatie ontbreekt.
- Pre-experiment, of voor-en-na-vergelijking: hierbij bestaat er geen controle groep.
3.3 Observationele onderzoeksdesigns
- Cohortonderzoek: binnen een onderzoek volg je een bepaalde periode een vaststaande
groep mensen. Zowel observationeel als experimenteel onderzoek zijn mogelijk, maar het is
meestal observationeel.
- Patiënt-controle onderzoek (case-control study): hierbij stel je de onderzoeksgroepen
samen op basis van de uitkomst. Patiënt-controle onderzoek is effectiever dan
cohortonderzoek.
, - Dwarsdoorsnede onderzoek (transversaal, cross-sectioneel onderzoek): onafhankelijke en
afhankelijke variabele worden op hetzelfde moment gemeten doormiddel van vragenlijsten
of metingen.
- Patiëntenseries: een vast patroon in kenkerken van een ziekte ontdekken.
- Ecologisch onderzoek: je bestudeert geen individuele proefpersonen, maar je vergelijkt
groepen met elkaar. Je maakt daarbij gebruik van geaggregeerde gegevens.
3.4 Betrouwbaarheid en validiteit
Bij betrouwbaarheid staat de vraag ventraal of het resultaat van het onderzoek hetzelfde zou
zijn als je het onderzoek zou herhalen. Het gaat om de afwezigheid van toevallige fouten. Bij
interne validiteit draait het om de vraag of je hebt gemeten wat je wilde weten. Het gaat om
de afwezigheid van systematische fouten. De richting van de afwijking is dat steeds
hetzelfde, waardoor de resultaten vertekend worden bias. Bij externe validiteit gaat het om
de generaliseerbaarheid van een onderzoek. Het gaat om de vraag in hoeverre de resultaten
van een onderzoek toepasbaar zijn op de personen die niet bij het onderzoek betrokken zijn.
Vertekening van een onderzoek kan onder andere optreden door:
- selectiebias, vertekening door fouten bij de samenstelling van de groepen;
- informatiebias, systematische fouten bij de verzameling van de gegevens;
- confounding, het verwarren van twee effecten;
- effectmodificatie, een derde variabele beïnvloedt het verband tussen de afhankelijke en
onafhankelijke variabele;
- regerssie naar het gemiddelde: het statistische fenomeen waarbij extreme scores bij
herhaalde metingen minder extreem zullen zijn.
Naast deze vormen van vertekening kan vertekening ook optreden door: een tussentijds
extern voorval, rijping, testeffect, placebo-effect, hawthorne-effect (het gemeten effect is een
gevolg van de aandacht die een proefpersoon krijgt), novelty-effect (elke vernieuwing geeft
een kortstondige verbetering, die wegebt zodra deze gewoon is geworden).
Representativiteit is een voorwaarde voor onderzoek dat plaats- en tijdgebonden is. Het gaat
dan om heel specifieke vragen, vaak bedoeld om beleid op te baseren.
3.5 Maatregelen tegen vertekening
Je kunt de betrouwbaarheid van je onderzoek vooral bevorderen door het vergroten van de
steekproef. Een andere maatregel is het verrichten van meer metingen per proefpersoon.
Maatregelen tegen bias en confounding zijn: randomiseren, matchen, restrictie, stratificeren,
blinderen, statistische correcte voor confounding.