Overzicht leerdoelen en literatuur AFPF in blok 2B:
Kwaliteit van zorg
Casus 1 (week 2)
Anne: Borderline, Acute cholecystitis
Uitleggen wat het doel is van preoperatief onderzoek en waaruit dit bestaat
Het preoperatief onderzoek heeft als doel het optimaal en veilig mogelijk laten verlopen van
de anesthesie bij de voorgenomen ingreep. Het wordt verricht om de conditie van de patiënt
en anesthesierisico vast te stellen. Het preoperatief onderzoek bestaat uit een anamnese en
het lichamelijk onderzoek. Aanvullend onderzoek wordt alleen op indicatie verricht.
De aandachtspunten van de anamnese bij het preoperatieve onderzoek benoemen
Er dient gevraagd te worden naar bestaande ziekten en aangeboren afwijkingen. Hierbij
wordt vooral aandacht besteed aan het hart- en vaatstelsel, de longen, de luchtwegen en
stollingsproblemen. Met het oog op geneesmiddeleninteracties wordt ook gevraagd naar
roken, medicijngebruik, alcohol en drugs. Ook wordt gevraagd naar de reactie op eerdere
anesthesie, op vreemde reacties op anesthesie in de familie en de inspanningstoleratie.
Benoemen welke classificatie wordt gebruikt bij de risico-inschatting
Uitleggen welke groepen patiënten er aanvullend laboratoriumonderzoek krijgen bij
het preoperatieve onderzoek
Er wordt stollingsonderzoek gedaan bij patiënten met stollingsstoornissen of gebruik van
antistollingsmiddelen. Wanneer de kans bestaat dat de patiënt een bloedtransfusie moet
krijgen, wordt de bloedgroep en de resusfactor bepaald. Een thoraxfoto wordt alleen
gemaakt als uit de anamnese of het lichamelijk onderzoek verdenking bestaat op een
longziekte, decompensatie cordis of als de operatie in de borstholte plaatsvind. Bij patiënten
1
,boven de zestig jaar wordt meestal standaard een ecg gemaakt. Verder wordt een ecg
alleen verricht bij patiënten met bijvoorbeeld hypertensie, diabetes mellitus, kortademigheid,
oedeem aan de benen.
De voorbereiding op de operatie samenvatten
Voor de operatie moet de patiënt zich douchen of wassen. Make-up, nagellak, piercings,
sieraden, gebitsprothesen en bril moeten verwijderd worden. Ook is het van belang dat de
patiënt goed uit geplast heeft. één tot twee uur van te voren krijgt de patiënt zijn
premedicatie waarna de operatiekleding aan wordt gedaan. Als de patiënt op de
operatiekamer is, worden de gegevens van de patiënt en de ingreep gecontroleerd. Hierna
wordt de patiënt aangesloten aan de standaardbewaking: ecg, pulsoximeter en
bloeddrukmeter, dit is om de uitgangswaarden worden vastgelegd. Het gebied waar de
operatie plaats gaat vinden, wordt gedesinfecteerd, derest van het lichaam van de patiënt
wordt met steriele doeken afgedekt.
De aandachtspunten op de recovery benoemen bij algehele en regionale anesthesie
Bij algehele anesthesie moet er goed worden gelet op de ventilatie, omdat de patiënt
meestal net uit de narcose is uitgeleid. Na aankomst op de recovery wordt meteen zuurstof
toegediend en wordt hij aangesloten op de monitor met controle van ecg bloeddruk,
ademhalingsfrequentie en zuurstofsaturatie. Er wordt speciaal gelet op de ademfrequentie,
omdat bij gebruik van opiaten ademdepressie kan optreden.
Bij regionale anesthesie wordt erop gelet of het gevoel in de benen terugkomt. Ook wordt er
gekeken naar de ligging van de benen zodat tijdig begonnen kan worden met pijnbestrijding
als het gevoel terug komt.
Bij minder complexe operaties gaat de patiënt naar de recovery totdat pijn en bewustzijn
goed onder controle zijn en de wond er goed uitziet. Na een ingrijpende operatie gaat de
patiënt (afhankelijk van het zkh) naar de ic, medium care of 24h-recovery.
De belangrijkste redenen uitleggen om premedicatie te geven
- Benzodiazepinen: wordt de patiënt rustig van
- Opiaten: pijnstilling
- Anticholinergica: werken tegen slijmvorming
- Medicijnen tegen aspiratie: maagzuurremming
Inname 30-90 minuten voor operatie
De effecten van benzodiazepinen samenvatten
De effecten van benzodiazepinen zijn:
- angstreductie (onder andere door remming van het limbisch systeem);
- kalmerende werking (sedatie);
- amnesie: de herinnering aan de (onaangename) ingreep gaat verloren;
- anti-epileptische eigenschappen;
- enige spierverslapping.
Bij oude mensen en patiënten met een gestoorde leverfunctie kan de sedatie enkele dagen
aanhouden. Benzodiazepinen hebben geen pijnstillende eigenschappen en kunnen bij
ouderen en kinderen die pijn hebben tegenovergestelde effecten veroorzaken.
2
,De operaties en aandoeningen met een verhoogde kans op diepveneuze trombose
benoemen
Er is een verhoogde kans op een diepveneuze trombose bij de volgende operaties en
aandoeningen;
- orthopedische operaties; - kraambed;
- hoge leeftijd; - trauma;
- obesitas; - hartinfarct, decompensatio cordis;
- varicosis; - bypassoperaties/kleppoperaties.
- maligne tumor;
De tromboseprofylaxe benoemen
Voor een onmiddellijke tromboseprofylaxe wordt gebruik gemaakt van een laag moleculair
gewicht heparine (LMWH) zoals nadroparine (fraxiparine), daltepatine (fragmin), tinzaparine
(innohep), enocaparine (clexane). Voor een korte periode van profylaxie zijn orale
antistollingsmiddelen niet geschikt omdat zij pas na enkele dagen effect hebben.
Bij een matig tromboserisico kijgt de patiënt één tot twee uur voor de ingreep subcutaat
LMWH toegediend, gevolgd door ’s ochtends gedurende vijf tot zeven dagen na de operatie
of totdat mobilisatie is bereikt. Bij een hoor risico op trombose (orthopedische operaties)
krijgt de patiënt de avond voor de operatie LMWh toegediend daarna ’s avonds gedurende
vijf tot zeven dagen of tot volledige mobilisatie.
Als complicaties van LMWH kunnen bloedingen in het operatiegebied of op de injectieplaats
voorkomen.
De verschillende vormen van anesthesie benoemen en de effecten op het lichaam
Algehele anesthesie: het hele lichaam is verdoofd, de patiënt is in diepe slaap zodat hij van
de ingreep niets merkt daarna kan hij zich van de operatie niets herinneren.
Plaatselijke anesthesie: een gedeelte van het lichaam wordt gevoelloos gemaakt, de patiënt
blijft wakker. Plaatselijke anesthesie kan worden opgedeeld in twee groepen:
- regionale anesthesie (ruggenprik of zenuwblokkade);
- lokale anesthesie (alleen de operatie plek wordt verdoofd).
Het onderdrukken van pijnprikkels, ontspannen van de spieren, verminderd bewustzijn en
het beheersen van bewuste en onbewuste reflexen zijn de effecten van anesthesie op het
lichaam.
Uitleggen waarom patiënten nuchter moeten zijn
De patiënten moeten nuchter blijven als voorzorgsmaatregel. Tijdens de ok kan het zijn dat
de patiënt over moet geven, waardoor zure maagsappen in zijn longen terecht komen en er
een aspiratiepneumonie kan ontstaan
Uitleggen wat het nadeel is van inhalatieanesthesie
Inhalatieanesthesie is minder goed te sturen en is in het kader van milieus en veilige
werkomgeving minder goed.
Het verschil uitleggen tussen epidurale en spinale anesthesie
Epidurale anesthesie: motorische functie wordt niet helemaal platgelegd (voornamelijk
pijnstilling). De epiduraal kan je een paar dagen laten zitten voor pijnstilling. Kan je omhoog
schuiven doormiddel van de katheter, waardoor je moeilijk het ruggenmerg raakt.
Spinale anesthesie: ook verdoving van je motorische stelsel. Spinaal prik je waar de
uitlopers van het ruggenmerg lopen.
3
, De complicaties van epidurale en spinale anesthesie benoemen
Complicaties epidurale anesthesie:
- perforeren van het harde hersenvlies. Hierdoor treedt lekkage van liquor op met als gevolg
hoofdpijn. De patiënt heeft geen klachten blij platliggen, maar krijgt zeer ernstige hoofdpijn
als hij probeert overeind te komen. Treedt ongeveer twaalf tot vierentwintig uur na de
durapunctie op;
- totaal spinaal blok. Een hoeveelheid lokaal anestheticum komt in de liquor terecht. Dit leidt
tot een snelle totale uitval van het centrale zenuwstelsel. De patiënt krijgt een lage
bloeddruk, een langzame pols, een ademhalingsstilstand en raakt bewusteloos;
- massale uitbreiding van de verdoving. Waarschijnlijk gaat het anestheticum door het harde
hersenvlies. Het gevolg is een hoog epiduraal blok. Symptomen van het langzaamstijgende
blok zijn tintelende vingers, ademhalingsmoeilijkheden, spraak- en slikmoeilijkheden, gapen
(shock), langzame pols, eventueel circulatiestilstand;
- ritmestoornissen, epileptische trekkingen en shock. Kan voorkomen bij injectie van het
lokale anestheticum in een epidurale vene;
- bloeding in de epidurale ruimte. Met eventueel een dwarslaesie tot gevolg;
- optreden van infectie;
- verplaatsen van de katheter buiten de epidurale ruimte, afbreken, knikken van de katheter;
- urineretentie in de postoperatieve fase (patiënt voelt geen aandrang + blaasspier trekt niet
meer samen)
Complicaties spinale anesthesie:
- te hoog spinaal blok;
- neurologische post-spinale hoofdpijn. Lekkage van liquor;
- urineretentie/urine-incontinentie;
- motorische blokkade;
- vaatverwijding door sterk sympatisch component..
4