Week 5
Punitief privaatrecht versus herstellend
strafrecht
Literatuur
W. Van Boom, Iets over handhaving in het privaatrecht, WPNR 2008,
nr. 6772, p. 765-769 te downloaden via digitale tijdschriften van UU
bibliotheek.
F.M. Ruitenbeek & A.J.J.G. Schijns, De schadeclaim van het
slachtofer van strafbare feiten& bruggenbouwer tussen twee
rechtsgebieden?, TVP 2014, nr. 2, p. 38-47, te downloaden via
digitale tijdschriften van UU bibliotheek
T. Hartlief, Straf privaatrecht, in: F.J. Beekhoven van der Boezem,
Groninger Zekerheid, Deventer: Kluwer 2014, p. 89-102 (pdf)
S. Lindenbergh, Herstel bij letsel. Over de juridische fundering van
verplichtingen in herstel, in: G.R. de Groot (red.), Kritiek op recht,
Deventer: Kluwer, p. 239-252 (pdf)
R. Kool. Going public: de revival van de schadevergoedingsstraf,
blog Ucall, http://blog.ucall.nl/index.php/2014/06/going-public-de-
revival-van-de- schadevergoedingsstraf/
Jurisprudentie
HR 11 oktober 2016, NJ 2017/90, m.nt. B.F. Keulen
(Schadevergoedingsmaatregel ter compensatie)
Rb Den Haag 25 september 2017, NJFS 2018/5 (Inbraak, geen
oogmerk op immateriele schade)
A-G Spronken 5 november 2011, ECLI:NL:PHR:2013:2233 (Niet-
ontvankelijkheid in licht van mogelijkheid voorschot, enkel
betreffende tweede iiddel)
Hof Arnhem-Leeuwarden 23 april 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2966
(Voorlopig bevel vervolging)
HR 12 april 2016, AB 2016/219 (Ne bis in idem bij bestrijding
voetbalvandalisme)
Rb. Midden-Nederland 20 september 2017,
ECLI:NL:RBMNE:2017:6050 (Seksueel misbruik door huisvriend)
Leeswijzer
In week 4 is het juridische kader van het civiele schadeverhaal via het
strafproces besproken. De conclusie was dat sprake is van convergentie
tussen het strafrecht en het civiele aansprakelijkheidsrecht en het
schadevergoedingsrecht. Deze convergentie beperkt zich echter niet tot
het besproken civiele schadeverhaal. Integendeel, de efecten verbonden
aan de erkenning van het slachtofer als procesdeelnemer bij de afdoening
, van strafbare feiten is op meerdere fronten voelbaar. Onder andere in de
toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen (contactverbod,
gebiedsverbod) als onderdeel van de eis in een kort geding of een
bodemprocedure of, in strafrechtelijke setting, als bijzondere voorwaarden
in het kader van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf of de
gedragsbeinvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38z
Sr. Hier ligt een verbinding met de leerstof van week 6.
Voorafgaand daaraan wordt deze week besproken tot welke
veranderingen de groeiende roep om bescherming in rechte tegen
schadelijk handelen door derden leidt binnen het privaatrecht en het
strafrecht. Van belang daarvoor is aandacht te besteden aan het binnen
het civiele aansprakelijkheidsrecht gevoerde debat over de grondslag
daarvan: ligt dat in te bieden compensatie in de zin van herstel in de oude
toestand? Of zou moeten worden gestreefd naar vormen van
‘rechtsherstel’ die zijn gericht op het binnen de mogelijkheden van de
nieuwe toestand bewerkstelligen van een zoveel mogelijk autonoom
bestaan van de gelaedeerde? En zou alleen de direct gelaedeerde, het
slachtofer, aanspraak moeten kunnen maken op schadevergoeding of
hebben ook diens nabestaanden en directe relaties een eigen aanspraak
op vergoeding van het leed dat hen is toegebracht door het leed of verlies
van een dierbare? En zou dat laatste mogelijk moeten zijn binnen de
context van de vordering benadeelde partij in het strafproces? Dat zou
betekenen dat de strafrechter wordt geconfronteerd met meer complexe
vorderingen (immateriele schade, smartengeld, afectieschade) en het
belang van vergoeding daarvan moeten afzetten tegen het belang van
een gewaarborgd strafproces.
Buiten de specifeke setting van het civiele schadeverhaal wordt binnen
het aansprakelijkheidsrecht bovendien debat gevoerd over de vraag of de
primaire grondslag daarvan niet ligt in de preventie? In die opvatting
fungeert het privaatrecht, net als het strafrecht, als ‘publiek’
sturingsinstrument, en is het primaire doel burgers te weerhouden van
voor anderen, en dus de samenleving als geheel, schadelijk gedrag. De
toonzetting roept op zijn minst de vraag op waar het privaatrecht en het
strafrecht elkaar als maatschappelijk sturingsmiddel mogelijk raken.
Tegelijkertijd toont het strafrechtelijk discours een omgekeerde beweging,
daar wordt in toenemende mate belang gehecht aan de dienstbaarheid
aan het geindividualiseerde slachtoferbelang en wordt daarmee rekening
gehouden bij de op te leggen strafrechtelijke reactie. Kortom: hebben we
soms te maken met een punitief privaatrecht en een herstellend
strafrecht? Ook hier ligt aanleiding om de convergentie tussen het
strafrecht en het privaatrecht nader te verkennen. Wij grijpen hierbij terug
op de grondslagen, doelen en functies van het materieelstrafrechtelijke
aansprakelijkheidsrecht en het civiele aansprakelijkheidsrecht zoals
besproken in week 1.
Het (week)thema, ‘Punitief privaatrecht, herstellend strafrecht’, wordt
deze week op theoretisch niveau hoofdzakelijk besproken op het