Samenvatting jeugdliteratuur
Hoofdstuk 1
Literatuuronderwijs in basisonderwijs: verschillende boeken aanbieden om lln kennis te laten maken
met verschillende genres en niveaus. Zowel verhalende boeken (fictie) als informatieve boeken (non-
fictie).
Kinderboeken zijn echt voor basisschool lln. Voor de overstap naar volwassen boeken heb je
jeugdboeken (voor lln die van basisschool af zijn) en vervolgens adolescentenromans (cross-overs).
Kenmerken van kinderboeken:
- Woordkeuze: begint makkelijk met eenletterige woorden (maan, ik, zon). Niet altijd een veilig,
makkelijk boek kiezen, kies boek met onbekende woorden dan leer je langzaam steeds meer
woorden kennen door te lezen in welke context ze worden gebruikt.
- Zinsopbouw: woorden bouwen zinnen, inhoudswoord (heeft betekenis) en functiewoord
(maken de zin af en kloppend grammaticaal, voorzetsel/lidwoord/telwoord enz).
- Vertelperspectief: Vanuit wie het verhaal word verteld, standpunt waar vanuit verteld wordt.
Zoals ik-verteller, hij-verteller (derdepersoonverteller of personale vertelsituatie). In
kinderboeken is vaak een auctoriale/auctoriele perspectief. Het verhaal wordt dan verteld door
een alwetende verteller, die weet alles al wat er gebeurd is en wat er nog aan zit te komen. Het is
nooit helemaal alwetend, sommige delen worden vertelt in een ander perspectief. Vaak is het
vertelperspectief een kind, dier of ding, geen volwassene, zo kunnen kinderen zich identificeren.
- Tijd: Je kan anticiperen (vooruitlopen in tijd), flashbacks (teruggaan naar gebeurtenissen). Voor
kinderen is dat lastig, dus is er vaak een duidelijke chronologie. Bij kleuters is van de vertelde tijd
(tijdsverloop verhaal) gelijk aan verteltijd (de voorleestijd). Bij LES en Leeslat is dit criteria.
- Thematiek en onderwerp: Thema is abstract, wordt niet perse benoemd, maar is algemene
grondgedachte in het boek. (zoals wat iemand meemaakt, of zorgzaamheid of pesten).
- Illustraties: vormt met tekst het verhaal van een kinderboek, want verduidelijkt.
Literaire smaak: Door verschillende literaire genres aan te bieden, ontwikkelen ze eigen voorkeur voor
genre/onderwerpen/schrijvers. Door het goede kinderboek te promoten lezen ze boeken die ze zelf minder
snel kiezen. Door ontwikkeling geletterdheid nemen leerlingen kritischer en beter deel aan culturele leven.
Leesplezier versterken: Ontstaat alleen in stimulerende leesomgeving. Creatief schrijven versterkt
lees/schrijfplezier.
Soorten leesdoelen:
- informeren (info over een onderwerp) - overtuigen (lezer wordt tot mening overgehaald)
- amuseren (beleeft bepaalde emotie) - instrueren (lezer word aangespoord tot handeling)
Soorten indelingen literaire genres:
- Op thema’s (van Collie): sprookjes, griezel, dieren, fantasie, oorlogsverhalen, hier-en-nu enz.
- Op woord en beeld: prentenboeken, stripverhalen, informatieve teksten en poëzie.
- Op doelstelling: verhalende teksten (fictie) en informatieve teksten (non-fictie).
- Op vorm: proza, drama en poëzie. (verder ingedeeld in fictie/non-fictie)
Soorten indelingen van Niveaubepaling teksten:
- A, B, C (op leeftijdsopbouw), en J voor informatie kinderboek. Gebruikt in bibliotheek.
- AVI-niveau, (op technisch lezen) AVI-start tot AVI-plus. Woordfrequentie en woordlengte
bepalende factor technische leesmoeilijkheid. BAVI-lezen, zelfde alleen leesplezier staat voorop.
Kwaliteit verschilt erg van AVI, want auteur heeft beperkingen doordat ze aan moeilijkheidsgraad
moeten houden. Taalgebruik word zo vaak houterig en het verhaal moeilijk te volgen.
- CLIB, (op begrijpelijkheid), leesindex van cito.
- De meeste toetsen voor begrijpelijk lezen worden getoetst op CLIB, ook steeds vaker + AVI. Zo
kan een kind uit G3 dat technisch goed leest een laag CLIB hebben, maar een hoog AVI niveau.
1
, - De Leeslat (op leeservaring) is een aanvullend indelingssysteem, v Uitgeverij Zwijssen. Leeservaring
(LES) waardeert op: inhoud, personages, perspectief, tijd, plaats, taalgebruik, beeldtaal enz. Verdeeld in
schalen van A (makkelijk) tot H (moeilijk). Leeslat houd rekening met thema, interesse en leeservaring.
- Zoeklicht (leesproblemen) v kinderen waarbij CLIB (leesniveau) lager ligt. Boeken zijn hier leesbaarder.
- Bolleboos (hoog niveau) v kinderen die boven CLIB niveau (dat bij hun leeftijd hoort) hebben, maar nog
niet hogere thema’s (zoals puber/wereldproblemen) willen lezen.
Narratologie (narratieve teksten): zijn fictionele teksten, dus zijn verzonnen. Voldoen deze teksten aan
verhaalelementen, is het een literaire tekst. De verhaalelementen zijn:
- Thema (waar gaat het over) - personages - handeling (wat doen personages)
- ruimte (waar?) - tijd -opbouw
- doelstelling (wat wil schrijver bereiken). - taalgebruik
- Evt ook: beweegreden (waarom doet personage dat), perspectief en motief.
Hoofdstuk 2
Mondeling is belangrijk bij strategisch taalonderwijs. Doe denkprocessen hardop, soorten:
- Modelen: vorm v instructie waarbij de leerkracht hardop voordoet, wat kinderen later zelf moeten doen.
- Scaffolden: ze weten al wat t is, ligt net boven het niveau van de leerling, tilt ze zo naar hoger niveau.
Kind begeleiden bij tekstkeuze versterkt leesmotivatie, Begeleidingsactiviteiten zijn:
- samen boek zoeken - na deel lezen bespreken hoe t bevalt
- leerling een stuk laten lezen om te kijken of niveau aansluit
- Door verschillende genres aan te bieden (fictie, non-fictie, informatief) verbreed je horizon kind. (kind
zou namelijk niet snel een bepaald genre kiezen anders). Belangrijk is dat je hiervoor goed informeert over
recent aanbod boeken door recensies te lezen.
Soorten voorlees/vertel technieken:
- Articulatie: woorden duidelijk uitspreken. - Tempo: niet te snel/langzaam praten.
- Intonatie: klemtoon goed gebruiken bij woorden. - Pauzes: v ademhalen, spanning opvoeren
- Stemkleur: stem vervormen per typetje. - Lichaamstaal: oogcontact, gebaren, mimiek.
- Volume: gebruik stemvolume om aandacht vast te houden
- Voorlezen is belangrijkste vorm van boekpromotie, stimuleert zelf te lezen. Blijft alle jaren noodzakelijk.
De vaardigheden om literaire competitief (vermogen te lezen, begrijpen, waarderen) te zijn:
- Aanbodgerichte vaardigheid: weten waar literatuur gevonden wordt. (bibliotheek, boekhandel enz)
- Tekstgerichte vaardigheid: kennis van genre, fictie/non-fictie, tekstanalyse (tijd, ruimte, personage enz)
- Lezersgerichte vaardigheid: een boek kunnen waarderen, oordeel beargumenteren en boek kiezen.
- Lezer vormt tijdens het lezen voorstelling personages, omgeving en tijd. En vormt oordeel. Leerkracht
ondersteunt hierbij door leerling zelf te laten lezen en te praten en vragen te stellen:
- Leesbelevingsvragen: Wat vond je leuk, mooi, goed aan t boek? Herkende je jezelf erin?
- Tekstanalyse vragen: Hoe lang duurt het verhaal? Waar speelt het zich af? Wie vertelt het?
Inrichting van lokaal stimuleert tot zelf lezen, maak wisselende leeshoek/boekententoonstelling.
Activiteiten die bijdragen aan waarderen van boeken: kennismaken werk van schrijvers, ervaring
opdoen verschillende boeken/genres, kennismaken met klassiekers en ontmoeting schrijvers.
Vrij lezen: is zelfstandig, individueel lezen van een zelfgekozen boek zonder verplichtingen. Beste is elke
dag een vast tijdstip voor vrij lezen te pakken, kwartier tot halfuur. Zelf ook lezen, zo laat je zien dat lezen
leuk is. Heb kennis van jeugdboeken zodat je ze kan aanraden.
Boekpromotie: boeken onder de aandacht brengen en lln enthousiast maken over lezen. Praten over
leeservaring is belangrijk. Niet de tekst en analyse staat centraal, maar de lezer en beleving. Leerlingen
delen enthousiasme over een boek door uit te wisselen wat ze mooi, moeilijk of lelijk vonden of wat ze
juist ontdekte. Zo ontdekken ze samen literaire patronen. Via een leeslogboek krijgt leerkracht inzicht op
2