Gezondheidsrecht
Voorgeschreven literatuur en jurisprudentie
Radboud Universiteit
februari – juni 2018
© Rianne Bockhoven
,Week 1 | Inleiding
Hoofdstuk 1 (p. 29-94)
___________________________________________________________________________
§ Hoofdstuk 1: Plaatsbepaling en uitgangspunten van het gezondheidsrecht
Het gezondheidsrecht heeft zich ontwikkeld als een horizontaal specialisme (omdat het doorwerkt in
verschillende hoofdgebieden van het recht) dat wordt bestudeerd vanuit het burgerlijk-, straf-, bestuurs- en
internationaalrechtelijk perspectief. In 1967 ontstond de Vereniging voor Gezondheidsrecht. Bij de
ontwikkeling van het gezondheidsrecht speelde na de Tweede Wereldoorlog ook de uitwerking van de rechten
van de mens een rol, zowel in het kader van de bescherming van de patiënt als in het kader van het kunnen
delen in de mogelijkheden van de gezondheidszorg. Een andere factor die een rol speelt in het ontwikkelen van
het gezondheidsrecht is de toepassing van methoden uit de geneeskunde die buiten de gezondheidszorg
vallen. Dat heeft te maken met bijvoorbeeld keuringen voor aanstellingen of voor het sluiten van een
verzekeringsovereenkomst.
Gezondheidsrecht kan worden omgeschreven als het geheel van rechtsregels dat betrekking heeft op de zorg
voor de gezondheid en de toepassing van overig burgerlijk, bestuurs- en strafrecht in dat verband. Het gaat
daarbij niet alleen om wettelijk recht, maar ook om jurisprudentie. De rechter heeft aan de ontwikkeling van
het gezondheidsrecht een belangrijke bijdrage geleverd, bijvoorbeeld in het kader van euthanasie. Het eigen
object van het gezondheidsrecht is het geheel van rechtsregels dat op de gezondheid is gericht. Het kan daarbij
gaan om preventieve activiteiten (ter bescherming van de gezondheid), als cure (curatieve zorg gericht op de
diagnose en behandeling) en care (verpleging, verzorging, begeleiding).
§ 1.2 Bronnen van het gezondheidsrecht
De twee belangrijkste wegens waarlangs het gezondheidsrecht bovennationale trekken bezit, zijn enerzijds de
internationale mensenrechtenverdragen en anderzijds het supranationale recht van de Europese Unie. Hierbij
moet gedacht worden aan het UVRM, IVBPR, IVESCR, IVRK, EVRM, ESH, VEU, VWEU en de jurisprudentie die
daaromtrent is ontwikkeld.
Daarnaast bestaat de nationale wetgeving die de maatschappelijke verhoudingen in de gezondheidszorg dient
te regelen, maar ook de structuur en het functioneren daarvan. Voorbeelden van zulke wetten zijn onder meer
de Wet bijzondere medische verrichtingen, de Geneesmiddelenwet, de Zorgverzekeringswet, de Wet
maatschappelijke ondersteuning en de Wet op de orgaandonatie. Wetgeving om overheidsbeleid uit te voeren
moet zeker op het gebied van het gezondheidsrecht soms terughoudend worden gebruikt, omdat de ethiek
soms kan prevaleren.
Naast de wetgeving is de jurisprudentie natuurlijk ook een belangrijke bron. In de rechtspraak worden niet
alleen specifiek de regels met betrekking tot het gezondheidsrecht getoetst, maar ook het generieke recht,
zoals bijvoorbeeld de algemene regels van de civielrechtelijke aansprakelijkheid en de algemene beginselen van
behoorlijk bestuur. Naast de uitspraken van de rechter, zijn ook de oordelen van het College van de Rechten
van de Mens en van de Nationale ombudsman van belang. Daarnaast zijn ook nog van belang het Centraal
Tuchtcollege en het Scheidsgerecht.
Bovendien is zelfregulering een belangrijk mechanisme van rechtsvorming. Dat houdt in dat personen, groepen
of instellingen in de samenleving regels vaststellen om aan te geven welke normen zij onderling of in hun
betrekking met derden in acht zullen nemen.
2
, Zelfregulering wordt ook wel aangeduid als autonoom recht, wat moet worden onderscheiden van heteronoom
recht (dat voortvloeit uit de wetgeving en rechtspraak). Van de zelfregulerende regels gaat dus niet dezelfde
bindende werking uit als van de heteronome regels, maar er komt wel juridische betekenis aan toe in die zin
dat het soms een toetssteen kan zijn (met name in de tuchtrechtspraak).
§ 1.3 Rechtsbeginselen en mensenrechten
Rechtsbeginselen spelen een belangrijke rol. Voorbeelden zijn het gelijkheidsbeginsel, het beginsel dat
niemand is gehouden tot het onmogelijke, breng een ander geen schade toe en afspraken moeten worden
nagekomen. Onder rechtsbeginselen worden verstaan de normen die aan het positieve recht ten grondslag
liggen. Deze beginselen zijn nauw verbonden met het doel en de functie van het recht en daardoor
richtinggevend bij de vorming en de toepassing van het recht. Rechtsbeginselen als zodanig geven geen
rechtstreekse juridische aanspraken, omdat zij hun uitwerking moeten vinden binnen het betreffende
rechtsgebied (zie bijvoorbeeld artikel 3:12 BW).
Rechtsbeginselen zijn nauw verwant met grond- en mensenrechten. Grondrechten zijn een juridische
vormgeving van de fundamentele plaats van de mens in de samenleving. Vooral na WO II zijn mensenrechten
ook het fundament geworden van de internationale rechtsorde. Klassieke grondrechten beogen bescherming
van een individueel vrijheidsgebied tegenover de overheid (en bij horizontale werking ook tegenover anderen).
De overheid heeft dan primair negatieve verplichtingen: zij moet zich onthouden van handelingen die de
autonome sfeer van de burger aantasten. Bij sociale grondrechten gaat het om het bieden van
ontplooiingskansen aan de mens; een soort participatierechten. Het is de taak van de overheid om zorg te
dragen dat goederen voor iedere burger in redelijke mate beschikbaar zijn; zij moet zich bij sociale
grondrechten inspannen.
De rechtsbeginselen die in het gezondheidsrecht met name van belang zijn, zijn het zelfbeschikkingsbeginsel,
het beschermingsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel. Het zelfbeschikkingsbeginsel is een normatief kader voor
de toetsing van de positie van de mens in de gezondheidszorg en voor medisch handelen buiten de
gezondheidszorg. Zelfbeschikking is niet absoluut; de mens maakt deel uit van de samenleving en zal steeds
rekening moeten houden met de vrijheden en rechten van anderen. In de gezondheidszorg betekent het
beschermingsbeginsel onder meer het nemen van verantwoordelijkheid voor diegene die zorg of hulp
behoeven. Behalve over het voorkomen van schade voor anderen, strekt het beschermingsbeginsel van de
overheid zich ook uit over de bescherming van personen die hun eigen belangen niet kunnen behartigen (zoals
kinderen, wilsonbekwamen of personen met een stoornis). Ook het gelijkheidsbeginsel kan een grond
opleveren voor de beperking van het zelfbeschikkingsrecht, indien het noodzakelijk ter voorkoming of
opheffing van ongerechtvaardigde ongelijkheid tussen mensen. Het gelijkheidsbeginsel wordt in het
gezondheidsrecht met name in verband gebracht met het voorkomen van benadeling bij de toegang tot de
gezondheidszorg en de verdeling van schaarse voorzieningen.
Het recht op gezondheidszorg is een internationaal en nationaal algemeen erkend recht. Het ziet op de
verantwoordelijkheid van de overheid om enerzijds de gezondheid van haar burgers te beschermen en te
bevorderen en anderzijds erop toe te zien dat de gezondheidszorg beschikbaar is voor degenen die deze op een
bepaald moment behoeven. De belangrijkste aspecten zijn beschikbaarheid, gelijkheid, toegankelijkheid en
kwaliteit van voorzieningen.
§ 1.4 De professionele standaard
Gezondheidszorg wordt grotendeels verleend door professionals. Volgens een kernbepaling van de WGBO
(artikel 7:453 BW) moet de hulpverlener bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht
3