Taal & Spraak II
TOS Definitie TOS
‘’ Een specifieke taalontwikkelingsstoornis (S-TOS) is een neurobiologische
ontwikkelingsstoornis van genetische oorsprong die gekenmerkt wordt door een
taalontwikkeling die beduidend achterblijft bij die van leeftijdsgenoten, met inbegrip van de
normale interindividuele variaties daarin, binnen de regionale en sociale variëteit van de taal die
het kind aan het verwerven is. Een TOS kan voorkomen in zowel het taalbegrip als de
taalproductie en in alle domeinen (taalvorm, taalinhoud en taalgebruik) en modaliteiten
(gesproken- en gebarentaal, geschreven taal). Een specifieke taalontwikkelingsstoornis is op
zichzelf staand; er is geen duidelijke verklaring voor; er is geen gehoorverlies, lage non verbale
intelligentie, afwijking aan de spraakorganen, duidelijk aanwijsbare neurologische afwijkingen,
contactstoornis of extreme deprivatie of andere ongunstige taal aanbod situaties. ‘’
Terminologie: TOS
Development Language Disorder (DLD)
Diagnostiek S-TOS
Specifiek vs. niet-specifiek
Exclusiecriteria ‘Normale’ non-verbale intelligentie: een non-
verbaal IQ van >85. Er wordt veronderstelt
dat TOS dan niet verklaard kan worden door
een algemene ontwikkelingsachterstand.
Toch zijn er discussies over, want 85 is vrij
hoog. Pas vanaf een IQ lager dan 70 spreken
we van een lichte ontwikkelingsachterstand.
Volgens Leonard (2014) is dit criterium vaak
onbetrouwbaar vanwege de eigenschappen
van de gestandaardiseerde tests die hiervoor
gebruikt worden. Volgens Norbury (2008) is
dit criterium klinisch niet relevant.
Inclusiecriteria SD van het normatieve gemiddelde, meestal
score van tenminste 1,0 tot 1,3 SD onder het
gemiddelde. Een kind dat lager scoort dan 1
SD onder het gemiddelde laat een
statistische afwijking van de normgroep zien.
- Nonsens woorden repititietaak?
Is een marker voor TOS!
Verklaringen en onderzoek
TOS heeft een genetische oorsprong en is een neurobiologische ontwikkelingsstoornis. Over de
genetische oorzaak is men het in het algemeen eens. Er is ook overeenstemming dat het een
neurobiologische stoornis is, maar wat er precies misgaat in het brein is nog onduidelijk.
De genetische oorzaak van TOS is aangetoond in 3 onderzoekslijnen: onderzoek naar families
waarin TOS voorkomt, tweelingstudies en genstudies. Kinderen van ouder met TOS hebben een
hoger risico op dezelfde stoornis (20-40%). De tweelingstudies laten zien dat TOS vaker
voorkomt bij eeneiige tweelingen (waarbij het genetisch materiaal identiek is). Duidelijk is dat
familiaal voorkomen een belangrijke voorspeller is van TOS en door dit na te gaan bij ouders,
kunnen risicokinderen vroeg gesignaleerd worden.
, Verklaringen vanuit cognitieve verwerkingsmodellen
○ Temporele verwerking/ temporal processing (Tallal)
- kinderen met TOS hebben moeite met snel veranderende akoestische informatie, zoals de
overgang van een plofklank naar de vocaal in de syllabe /da/
- het blijft onduidelijk wat de aard van het spraakperceptieprobleem is en wat de relatie is
tussen spraakperceptie en taalproductieproblemen van deze kinderen
○ Fonologisch korte-termijn geheugen (Gathercole & Baddeley)
- fonologisch werkgeheugen van kinderen met dyslexie en TOS is minder goed ontwikkeld
dan dat van normaal ontwikkelende kinderen
- non-woord repetitietaak veelgebruikt instrument bij het meten van fonologische verwerking
○ Procedural deficit hypothesis (Ullman & Pierpont)
- neurobiologische oorzaak koppelen aan cognitief tekort en niet alleen talige maar ook
niet-talige symptomen van TOS verklaren
- taalproblemen worden veroorzaakt door een stoornis in het procedurele geheugen,
op neurobiologisch niveau veroorzaakt door afwijkingen in de verbindingen in het centrum
van Broca in de frontale cortex en de basale ganglia
- bij procedureel leren draait het om sequentiële processen die via impliciet en statistisch
leren routine worden, zoals leren spreken en lezen: het gebeurt gradueel en door veelvuldig
herhalen; een geleerde routine kan snel en automatisch worden toegepast
Verhouding Jongens Meisjes
Aantal 141 60
Verhouding 2,3 1
TOS: morfosyntactische Morfosyntactische problemen kunnen ontstaan door een gebrek in de semantische
kenmerken ontwikkeling. Woordvindingsproblemen resulteren in een incorrecte morfosyntactische
structuur of in een gebrek in benoemingsflexibiliteit en woordvorming. Dit uit zich in lange
stiltes, veel omschrijvingen en veel gebruik van niet-specifieke woorden zoals ‘het’ en ‘dingen’.
○ Weglaten (of foutief gerealiseerd) van verplichte elementen zoals:
- flexiemorfemen (meervoudsuitgang of tijdsaspect)
- hulpwerkwoorden, koppelwerkwoorden, lidwoorden en onderwerp
○ Congruentiefouten:
- het ene woord neemt kenmerken van het andere woord over
○ Weglaten van het vervoegingsmorfeem zodat een stam overblijft (hij kom)
○ Vervangen van morfeem voor meervoud door enkelvoudsuitgang (de kinderen komt)
○ Onvervoegd realiseren van het werkwoord aan het eind van de zin (hij naar huis komen)
○ Beperkte lengte en complexiteit:
- er worden minder werkwoorden gebruikt en ook de hoeveelheid verschillende
werkwoorden die gebruikt worden zijn beperkt
- omdat een werkwoord het basiselement van een zin is, zijn de zinnen vaak kort/ eenvoudig
○ Gebruik van niet-specifieke werkwoorden
- bij het bespreken van acties kiezen voor een niet-specifiek werkwoord, bijvoorbeeld ‘gaan’
in plaats van de specifiekere variant ‘huppelen’
- niet-specifieke werkwoorden worden gedefinieerd als werkwoorden die veel voorkomen in
, het taalaanbod, een eenvoudige fonetische vorm hebben en qua betekenis weinig specifiek
zijn zoals gaan, doen, maken en krijgen
Perioden normale Prelinguale fase
verwerving Fase loopt van geboorte tot ongeveer 12 maanden.
0 – 6 wkn: huilen/ schreien en vroege luisterontwikkeling
6 wkn – 4 mnd: vocaliseren en klinkperceptie- lettergreepperceptie
4 – 7 mnd: vocaal spel en medeklinkerperceptie
7/8 – 12 mnd: brabbelen en syllaben, intonatie, taalspecificatie foneemperceptie,
moedertaalfilter
Vroeg linguale fase
Fase loopt gemiddeld van 1 jaar tot 2;6 jaar.
1 – 1,6 jaar: éénwoord fase
1;6 – 2;6 jaar: twee- en meerwoord zin (telegramstijlfase)
Differentiatiefase
Fase loopt gemiddeld van 2,6 tot 5 jaar.
Taalverwervingsproces verloopt in een explosief ritme. De belangrijkste kenmerken van de
telegramstijlfase zijn verdwenen. Het kind gebruikt nu een waaier van woordklassen
waaronder kleine functiewoordjes, vervoegt en verbuigt, gebruikt woorden die naar tijd
verwijzen, de articulatie is gerijpt en de fonologische processen verdwijnen langzaamaan.
Voltooiingsfase
Fase loopt gemiddeld van 5 tot 10 jaar.
In deze periode kunnen kinderen zowel alle fonemen afzonderlijk, als ook de meeste
foneemclusters uit hun moedertaal, produceren. Er zijn geen persisterende fonologische
processen meer. Wanneer een kind een woord hardnekkig uitspreekt, gaat het dikwijls om
een zogenoemde ‘versteende vorm’, ofwel het woord is vastgeroest op de manier waarop
het er initieel is ingekomen.
Het kind beheerst het fonologisch en fonotactisch systeem zowel passief als actief. Het kind
kan beginnen met klank en letter, foneem en grafeem, te koppelen.
5 á 6 jarigen
passieve woordenschat: 6000-8000 woorden (soms 14000)
actieve woordenschat: 2600-4000 woorden
5 tot 9 jaar
sense periode: exploreren van de juiste betekenis van woorden en semantische relaties
9/10 jaar
begrijpen van spreekwoorden (gevorderd metalinguïstisch bewustzijn nodig)
Spontane taalanalyse Bij het verzamelen van spontane taal zorgt de onderzoeker bewust voor een situatie waarin het
kind zich vrij voelt om te communiceren. Door de minder gestructureerde setting is spontane
taal analyse erg geschikt voor het onderzoeken van jonge, verlegen of faalangstige kinderen.
Spontane taal analyse is van belang bij handelingsgerichte diagnostiek, maar kost meer tijd dan
het afnemen van een taaltest en kent methodologische beperkingen.