Biomechanica.................................................................................................................................................................. 2
DiagnostiekEnOnderzoek................................................................................................................................................2
Fysiologie.........................................................................................................................................................................6
Weefseldynamica........................................................................................................................................................6
Inspanningsfysiologie, trainingsleer............................................................................................................................9
Fysiologie van het bewegen......................................................................................................................................11
Pijn; nociceptie, verwerking, gewaarwording, endogene..........................................................................................17
Pathologie..................................................................................................................................................................... 19
Weefseldynamica......................................................................................................................................................19
Weefseldynamica......................................................................................................................................................20
Orthopedie................................................................................................................................................................22
Traumatologie...........................................................................................................................................................24
Beroeps- en arbeidsgerelateerde aandoeningen......................................................................................................24
Sportgerelateerde aandoeningen..............................................................................................................................24
Sportgerelateerde aandoeningen..............................................................................................................................25
Psychologie.................................................................................................................................................................... 26
Communicatie...............................................................................................................................................................27
Wetenschappelijke Oriëntatie.......................................................................................................................................27
Theorie Fysiotherapie....................................................................................................................................................27
Bewegingstherapie........................................................................................................................................................28
,Biomechanica
Biofyscia
Postural control
Fasen van het looppatroon:
1. Heelstrike [0-2%]
- Eerste moment contact ondergrond
- Heup geflecteerd, knie extensie, enkel dorsaalflexie
2. Full foot [0-10%]
- Begint moment voet op ondergrond, eindigt zodra gehele voet plat op grond (0-10%)
- Knie licht geflecteerd, enkel passief naar plantairflexie
3. Midstance [10-30%]
- Begint moment één voet van ondergrond getilt, tot lichaamsgewicht overgebracht op
voorvoet
- Knie licht geflecteerd, enkel naar dorsaalflexie
4. Heel off [30-50%]
- Begint met optillen hiel, tot andere voet grond raakt. Lichaamsgewicht gaat over voorvoet
heen.
- Knie licht geflecteerd, enkel naar plantairflexie
5. Toe off [50-60%]
- Laatste fase standfase, begint met eerste contact van één voet met ondergrond (als begin
bij standfase) en eindigt bij toe off van been dat begint aan zwaaifase.
6. Acceleration [60-73%]
- Ongeveer 1/3e zwaaifase. Begint met optillen voet van ondergrond, eindigt zodra voet
gelijk is aan voet standbeen.
7. Midswing [73-87%]
- Begint moment dat been gedurende zwaaifase ter hoogte is van andere been in standfase.
Fase eindigt wanneer been in zwaaifase voorbij been in standfase is en tibia verticaal is.
- Knie beweegt naar extensie
8. Deceleration [87-100%]
- Laatste fase zwaaifase begint met verticale positie tibia eindigt zodra voet ondergrond
weer raakt.
- Deceleration is voorbereiding heelstrike. Om zwaaifase af te remmen en voet naar grond
te brengen zorgen extensoren voor verminderde flexie in heup. Knie op dit moment
volledig in extensie en enkel lichte dorsaalflexie, andere been einde standfase.
DiagnostiekEnOnderzoek
Screening
Screening/therapeutische indicatie (kennis rode vlaggen)
De procedure, het doel, de mogelijke uitkomsten en regels van de screening.
Achtergrondkennis van de betekenis van algemene en regiospecifieke rode
vlaggen. Specifieke kennis van de uitvoering van de screening bij patienten met
klachten aan de enkel, onderbeen, elleboog en schouder. Onderbouwing van een
pluis/niet-pluis gevoel
Screening is een proces waarbij de fysiotherapeut besluit of verder fysiotherapeutisch
onderzoek geïndiceerd is. Mogelijke uitkomsten: pluis/niet-pluis. Bij de conclusie niet-pluis
noteren: afwijkende symptomen, afwijkend beloop en/of aanwezigheid rode vlaggen. En
aanbeveling/advies voor vervolg: contact opnemen met huisarts.
Ft verplicht pt duidelijk inlichten over ontwikkelingen omtrent onderzoek, de behandeling en
gezondheidstoestand patiënt.
Bij pluis: informeren over mogelijkheid om zonder tussenkomst arts, door te gaan
diagnostisch proces.
Bij niet-pluis: informeren pt, adviseren contact op nemen huisarts. Meedelen: een of meer
symptomen qua aard/beloop door hem niet als onderdeel bekend patroon, of informeert over
aanwezige rode vlaggen.
Procedure:
Aanmelding, introductie van screening/waarom
, Inventarisatie hulpvraag
Wat is er gebeurd + beloop
Screening pluis/niet-pluis met rode vlaggen
Informeren en adviseren
Algemene rode vlaggen:
(recent) trauma
Constante pijn die niet afneemt in rust of bij verandering houding
Recent onverklaard gewichtsverlies (>5 kg/maand)
Kanker in voorgeschiedenis
Nachtelijke pijn
Algemeen onwelbevinden
Al langer bestaande (onverklaarde) koorts
Uitgebreide neurologische tekenen en symptomen
Specifieke Enkel/voet/elleboog/schouder:
Langdurig gebruik corticosteroïden
Anamnese
SCEGS en hulpvraag
De betekenis van de onderdelen van LOFTIG, SCEGS en 5 W's
Screening onderliggende pathologie:
L okalisatie
O ntstaanswijze
F unctiebeperking
T ijdsverloop
I ntensiteit
G eschiedenis
Inzicht krijgen welbevinden patiënt:
S omatiek
C ognitie
E motie
G edrag
S ociaal
Hulpvraag: reden komst cliënt, doel om te bereiken met fysiotherapie.
Werkplek: door werk/werkplek afgedwongen fysieke belasting
Werktijden: onregelmatige werk/rusttijden
Werkwijze: werkhouding/-techniek, lichaamsbesef en onbewuste spanning
Werkdruk: piekbelastingen, manier omgaan met druk/ervaren
Werktaken: hoeveelheid taken, afwisseling
Functieonderzoek
Specifieke (orthopedische) tests van schoudergordel / elleboog / onderbeen / enkel / voet
Het doel, de indicatie, de uitvoering en interpretatie van specifieke testen van de enkel,
onderbeen, elleboog en schouder(gordel)
Enkel/onderbeen:
1. Ottowa Ankle Rules
a. 4 stappen
b. 6 cm malleoli
c. Os Naviculare
d. Basis Metatarsale V
2. Passieve / actieve ROM
a. Angst controleren, bekijken of beweging mogelijk is.
3. Weight bearing lunges
4. Hydrops fluctatie
a. Doel: beoordelen aanwezigheid intra-articulaire zwelling
, b. Uitvoering: omvat voet en tibia, passieve dorsaalflexie
c. Positief bij: ontstaan boeggolf laterale zijde, onder malleolus
5. Inspectie en palpatie
a. Doel: sprake ruptuur ligamenten
b. Uitvoering: palpeer exacte locatie ligament
i. Lig. Talofibulare anterius
ii. Lig. Talofibulare posterius
iii. Lig. Calcaneofibulare
iv. Lig. Tibiofibulare anterius
c. Positief bij: pijn aanwezigh bij palpatie van ligament
6. Voorste schuiflade test (niet acute fase) [inversie trauma]
a. Doel: integriteit lig. Talofibulare anterior (TFA)
b. Uitvoering: fixeer onderbeen, omvat talus en transleren anterieur
c. Positief bij: bewegingsuitslag toegenomen, links/rechts vergelijken
7. Talar tilt test [inversie trauma]
a. Doel: beoordelen schade lig. Calcaneofibulare
b. Uitvoering: inversie
c. Positief bij: beweging uitslag toegenomen?
8. Exorotatie test (Kleiger) [eversie trauma]
a. Doel: bevestiging/uitsluiting distale tibiofibulare syndesmose ruptuur
b. Uitvoering: fixeer onderbeen, exoroteer voet
c. Positief bij: pijnprovocatie t.h.v. syndesmose
9. Squeeze test [eversie trauma]
a. Doel: bevestiging/uitsluiting distale tibiofibulare syndesmose ruptuur
b. Uitvoering: tibia en fibula squeeze, van proximaal naar distaal
c. Positief bij: pijnprovocatie
MSA les 11, voor MTSS, stressfractuur en compartimentsyndroom (CPS)
Elleboog:
1. Inspectie en palpatie
2. Mobiliteit
a. Pronatie/supinatie
b. Flexie/extensie
3. Valgus stress test
a. Doel: testen integriteit mediale collaterale ligament
b. Uitvoering: 10 graden flexie en arm gesupineerd – opbouw naar 90 graden flexie
c. Positief bij: toename bewegingsuitslag, pijn
4. Varus stress test
a. Doel: testen integriteit laterale collaterale ligament
b. Uitvoering: 10 grade flexie, bovenarm endorotatie onderarm pronatie – varus
c. Positief bij: toename bewegingsuitslag, pijn
Schouder(gordel):
1. Actief onderzoek
a. Anteflexie/retroflexie
b. Abductie/adductie
c. Exorotatie/endorotatie (0 en 90 graden)
d. Horizontale adductie
2. Passief onderzoek
a. Zelfde als bij actief