In deze samenvatting ligt de focus op wat er in de lessen verteld werd (en dus ook wat niet in de cursus staat maar toch gekend moet zijn) en wat de prof belangrijk vindt. Let op! Om deze reden zijn hoofdstuk 2 en 4 (hoofdstukken volgens de cursus) niet in de samenvatting opgenomen. Helemaal acht...
3.1 Inleiding
Tekens = drager van betekenis: betekenaar (signifiant) en betekende (signifié)
1. Symbolen
2. Indices
3. Iconen
Symbolen zijn een specifieke soort van tekens die gekenmerkt wordt door: relatie tussen
signifiant en signifié louter berust op conventie
- Signifiant: fysieke, waarneembare aspect van het teken. Bij het woord “tree” (boom)
is de signifiant de reeks letters en het geluid dat wordt geproduceerd wanneer het
woord wordt uitgesproken, dus, de letters “t-r-e-e” vormen het signifiant.
- Signifié: mentale begrip of de voorstelling die aan het teken gekoppeld is, in dit geval,
het concept van een fysieke boom in de natuur.
Bv: we gebruiken het woord (symbool) paard (signifiant) om te verwijzen naar het dier met 4
poten, hoeven, enz… (signifié).
Bv. we gebruiken een rode vlag(icoon)(signifiant) om naar gevaarlijke omstandigheden te
verwijzen op het strand (signifie).
3.2 Kenmerken van natuurlijke taal
Natuurlijk = maakt deel uit van eigenheid van mens. Taal onderscheid mens van dier.
4 kenmerken van taal:
1. Symbolisch:
Arbitrair karakter van symbool: symbolen berusten louter op afspraken. In andere
culturen andere woorden voor andere zaken enz… door de mens afgesproken
2. Kennisgeheel: taal moet je leren
3. Regels/productief:
Linguistische productiviteit: vermogen om ongewone zinnen te begrijpen en te maken
4. Beinvloedt de manier waarop we naar de wereld kijken
= taal bepaalt de werkelijkheid.
Experiment van Carmichael: werkelijkheid zoals we die we zien, staat niet buiten ons.
Werkelijkheid zoals we die zien, zien we omdat we met een taal naar de werkelijkheid
kijken.
- Sapir-Whorf hypothese:
o Linguistisch determinisme: taal bepaalt wat we zien. Omdat we een bepaalde
taal spreken, zien we wat we zien. Perceptie wordt gedreven door taal.
Sprekers van verschillende talen ervaren de wereld op fundamenteel
verschillende manieren vanwege de structurele verschillen in hun talen.
o Linguitische relativiteit: de wereld die we zien is afhankelijk van de taal die we
spreken. Als taal bepaalt wat we zien (determinisme), dan wordt hetgeen wat
we zien beinvloedt door onze taal (relativisme).
Cultuurverschillen zijn de default, de gelijkenis is zeer onwaarschijnlijk. De
kans dat mensen uit een verschillende cultuur op exact dezelfde manier naar
iets kijken, is zeer klein. Geen twee mensen leven in dezelfde werkelijkheid.
, 3.3 Taalvormen:
Talen kunnen verschillende vormen aannemen. Niet iedereen die Nederlands spreekt,
spreekt op dezelfde manier Nederlands. Zo heb je verschillende dialecten. Dat is een
voorbeeld van de 5 taalvormen
1. Dialect: regio
2. Pidgins: (grammaticaal) eenvoudige taal die gebruikt wordt om nieuwkomers
gemakkelijk de taal te leren
3. Lingua-franca: taal die gebruikt wordt om te communiceren tussen twee personen
met elk een andere moedertaal, vaak het engels
4. Jargon: taal die gedeeld wordt door mensen met eenzelfde beroep
5. Argot/dieventaal/Bargoens: taal die gebruikt wordt door vaak niet-dominante
groepen in de samenleving om in het geheim over iets te communiceren, bv: code-
taaltje voor druggebruikers
3.4 Pragmatiek
= studie van hoe we taal gebruiken in een sociale context
Kenmerken idee: ‘adaptability of language’: interactanten dienen zich aan te passen aan de
eisen van de context
Twee tradities;
1. Functionele structuralisme van Jakobson
Taal vervult 6 functies. Als je alle handelingen van taal gaat bestuderen, komen ze terug
op die 6 funties gekoppeld aan 6 factoren die aanwezig dienen te zijn in een
communicatieproces:
a. Emotieve functie: nadruk op wat de zender denkt
b. Conatieve functie: nadruk op ontvanger, gebiedende wijs
c. Fatische functie: nadruk op het contact (ook bij small talk)
d. Poetische functie: nadruk op boodschap
e. Referentiele functie: nadruk op de referentie, de context
f. Metalinguistische functie: nadruk op de code, de taal
2. Taalhandelingstheorie of speech-act theory (en Coordinated Management of
Meaning theory)
Speech-act = handeling door middel van taal
Speech-act (taalhandeling) heeft altijd een doel
Zender heeft altijd een doel
Dezelfde zin kan een andere bedoelling hebben; bv. Heb je een horloge? Wat doe je
morgen?
Het is de context die informatie geeft over het doel van de speech-act. We moeten
dus rekening houden met de context om bedoeling van speech-act te kunnen
interpreteren.
Coordinated Management of Meaning -theory: moet rekening houden met 4
contexten die elkaar overlappen. Ook wel contextlagen die altijd aanwezig zijn en
waar je dus rekening mee moet houden om taal op een bepaalde manier te gebruiken
(en juiste pargmatische keuze maken)
,1. Episode: situatie waarin je je bevindt: bijvoorbeeld mondeling examen
2. Relatie: rolverplichtingen: leraar-leerling
3. Life-script: persoonlijke/professionele invulling van je rol: strenge leeraar of zachte
leraar
4. Cultur patterns: culturele normen: manier van examenafname in nederland
anders dan in belgie
Taal (pragmatische keuze) die mensen gebruiken moeten aangepast zijn aan
deze context
, Dicsours = hoe je je taal en hoe je die gebruikt, laat leiden door de context waarin je die taal
spreekt of schrijft
Private discours versus publieke discours: conversatie versus klasinteractie
Goede communicatoren weten welk discours ze moeten gebruiken in welke context
Small talk is een vorm van discours
Small talk heeft twee functies:
1. ‘transitional function’: small talk komt vooral voor in het begin en aan het einde van
een interactie. Dit zijn twee moeilijke overgangspunten, nl van niet-interactie naar
interactie en omgekeerd.
2. Explorerende functie: relationeel, elkaar leren kennen
Steeds veilige onderwerpen (Laver): drie soorten topics
1. Neutrale topics
2. Ego-georienteerde topics: betrekking op spreker
3. Alter georienteerde topics: betrekking op ontvanger
Keuze van die onderwerpen zegt veel over de relatie tussen beiden:
machtsverhouding, status
Het sociale ontstaat in communicatie en communicatie volgt het sociale. Het sociale is
zichtbaar in hoe we spreken en hoe we spreken geeft definitie aan het sociale.
Als mensen tot bepaalde hierarchische groepen behoren, zullen ze taal aanpassen. Niet
alleen sociale klassen bepalen hoe mensen taal gebruiken. Ook andere factoren zoals gender
en leeftijd kunnen een rol spelen:
Genderlects = gebruik van taal naargelang geslacht
Conclusies van eerder onderzoek:
- Trouble talk: vrouwen durven meer over persoonlijke problemen te spreken dan
mannen. Intieme gesprekken.
- Rapport talk versus report talk: we zien ook dat vrouwen meer aan rapport talk
doen, grofweg gezegd: praten om te praten. Praten om in contact te blijven met
elkaar, relaties te onderhouden. Terwijl mannen doen meer aan report talk:
taakgerichte ‘talk’, dus minder persoonlijk en intieme dingen, maar echt om dingen te
verwezenlijken.
Belangrijke notie hierbij: Dit is resultaat van onderzoek van enkele decennia geleden. Nu zijn
we tot meer inzichten gekomen en zeggen we dat deze studie niet meer toepasbaar is op de
moderne samenleving. Het is niet zo dat er twee duidelijke groepen zijn. Het is niet zo dat
als je vrouw bent, dat je dan sowieso aan rapport talk doet of trouble talk en als je man bent
report talk. Het is anderzijds ook niet zo dat je het volledig moet negeren, want er zijn
globaal genomen wel degelijk verschillen tussen man en vrouw wanneer ze taal spreken
(genderect), maar niet zo strikt genomen als hier wordt aangeduid.
Maar ergens wel patroon te vinden als gevolg van socialisatie: bepaalde groepen in de
samenleving worden op een bepaalde manier benaderd en opgevoed door ouders. Zo zal
een jongentje sneller horen dat hij niet hoeft wenen dan een meisje. Dit zorgt ervoor dat die
groepen zich ook anders zullen gedragen. Dus zo krijg je toch verschillen tussen man en
vrouw, maar geen binaire benadering meer.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper bobhenderix. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,89. Je zit daarna nergens aan vast.